eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6754. 1644 maart 10. Van C. Marin.1

    Monsieur,

    J'appren[ds] par la vostre du 23 de ce mois2 que vous tenez la paix d'Italie pour faite, comme font aussy ceux qui y sont interessés, tant le desir de l'avoir est grand à Venise et à Florence, tout le monde se confiant en la prudence du cardinal Bichi, qui est allé à Rome3 en esperance de faire signer au pape, qui est hors de danger de sa vie, ce qu'il a arresté à Venise avec les princes colliguez. Mais pour moy, je ne vous en sçaurois encore donner ceste nouvelle pour asseurée, puisque la bonne ou mauvaise fortune d'Italie pour la paix ou la guerre depend entierement des oracles de Rome, qui ne parlent pas encores clair, et les Barbarins disent ouvertement de ne craindre rien de la ligue, et que tant que le duc de Parme ne donne satisfaction à la Chambre apostolique ils ne rendront point Castro.4 Et la surprise qu'ils avoyent tramé sur Figarola,5 où on devoit prendre prisonniers tous les chefs avec le provediteur general, tesmoigne bien qu'ils ont peu de vo-

    212

    lonté pour la paix, se pourvoyant d'ailleurs de tout ce qu'ils leur faut pour une grande guerre, dont le chef doit estre le duc de Bouillon.6 En peu de jours nous y verrons plus clair.

    Je vous envoye cy-jo[i]ntes conditions7 que les chefs grisons ont accordées au residant de Venise, mais tous les communs ne les ont pas encore signé; surtout la Ligue grise, qui est cattolique, s'y oppose vertement, et le passage par la Suisse demeure tousjours serré. Ces jours passés 80 chevaux et vint fantassins venetiens, levés par le baron Copet,8 voulant passer à Costance, sont venus de nuict loger dans un village au dela du Rhin aupres de Stein appartenant à ceux de Zurig, mais ils furent tous surpris par une partie du gouverneur de Hohetvil,9 qui en a tué 2, blessé huict, le reste emmené prisonnier à Hohetvil, le reste estant echappé à grande peine. Ce canton-cy s'en offence grandement en ayant escrit fort vivement10 tant à Hohetvil qu'à l'ambassadeur de France, et escrira aussy à Brisac, car veritablement on devoit porter plus de respect à leur territoire. Tout cela se fait en haine du baron Copet, qui a desgousté la France, dont il est suject, Rakozy11 assiege Caschau et Epperen en Hongrie, et on dit que l'empereur rappelle‹s› ces trouppes d'aupres d'Uberlinghen tousjours assiegé.12

    Quant à vos esperances qu'il vous plait me continuer touchant mon payement, je vous en remercie, mais n'ayant point de responce ny de monsieur Salvius ny du baron Ochsenstirn,13 il faut que je parte d'icy14 et cerche mon fait en Suede, n'ayant plus de moyen de vivre icy que cinq ou six sepmaines.

    213

    Je demeure, monsieur,

    vostre serviteur tres humble,
    C. Marin m.p.

    De Zurig, ce 29 du Febvrier l'an 1644.

     

    N'estoit que je crain[s] la goutte ce mois de Mars ou d'Avril, je partirois d'icy devant le mois de May, auquel j'espere d'estre aupres de vous si on ne me contremande entre cy et là.

    Si vous avez quelque vent de ce qu'on aura resolu de la residance de Benfeld,15 je vous supplie de m'en advertir et quelle esperance qu'il y a pour la paix avec Denemarc.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 24 Martii.

    En in dorso: 29 Febr. 1644 Marin.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 9, 321. Eigenh. oorspr.
    2 - De brief van 23 februari 1644 is niet overgeleverd. Grotius' commentaar zal echter niet veel afgeweken zijn van de berichten in zijn nieuwsbrieven van 20 februari (nos. 6720-6722).
    3 - De Italiaanse vredesbemiddelaar kardinaal Alessandro Bichi had te Bologna met de pauselijke gevolmachtigde Gian Stefano Donghi geconfereerd over de in Venetië geformuleerde voorstellen tot beëindiging van de Castro-oorlog. Op 11 februari kozen de twee kardinalen ieder hun eigen weg naar Rome. Kardinaal Bichi nam de route over Florence. Hij arriveerde op 16 februari in de Eeuwige Stad (V. Siri, Il Mercurio overo Historia de' correnti tempi IV 1, p. 575-609).
    4 - Paus Urbanus VIII (Maffeo Barberini) hief op 27 februari de excommunicatie van Odoardo Farnese, hertog van Parma, op (V. Siri, o.c. IV 1, p. 620-627).
    5 - ‘Figarola’ of ‘Fagarola’. Waarschijnlijk doelt Carl Marin hier op de aanslag van pauselijke ruiters op Ficarolo (stad aan de Po, ten westen van Pontelagoscuro).
    6 - Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon, had zich beschikbaar gesteld voor een hoge aanstelling in het leger van paus Urbanus VIII (21 februari 1644). Zonder enige ruchtbaarheid verliet hij op 22 maart zijn buitenplaats te Turenne (dep. Corrèze) (Congar, Sedan et le pays sedanais, p. 336).
    7 - De bijlage ontbreekt; vgl. no. 6740. Waarschijnlijk heeft het stuk betrekking op de onderhandelingen die de Venetiaanse gezant Girolamo Cavazza in Graubünden had gevoerd over het openstellen van de passen voor Zwitsers die dienst wilden nemen in het leger van Venetië. Een in januari gesloten overeenkomst tot het aangaan van een verbond moest nog geratificeerd worden. Een beslissing had moeten vallen op een ‘Beytag’ die op 16/26 februari te Chur werd gehouden. Op aandringen van bisschop Johannes Flugi van Aspermont kwamen de vertegenwoordigers van de ‘Bünde’ echter tot het besluit om een nieuwe consultatie in te lassen (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 22-26; Jecklin, Materialien I, p. 390-391).
    8 - Daniel II de Bellujon, baron van Coppet, trachtte de door hem geworven Zwitsers over de passen van Tirol te loodsen.
    9 - Begin januari had de baron van Coppet nog op de medewerking kunnen rekenen van Konrad Widerholdt, commandant van de vesting Hohentwiel; zie no. 6661. Inmiddels had de vestingcommandant op last van Parijs de achtervolging ingezet op recruten met een Franse nationaliteit (Lettres Mazarin I, p. 493-494, p. 559, en Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 22 en p. 32).
    10 - Het kanton Zürich duldde geen schermutselingen in de omgeving van de strategisch belangrijke brug bij Stein aan het Meer van Konstanz. In zijn antwoord, dd. 12 maart 1644, toonde de Franse ambassadeur Jacques Le Fèvre de Caumartin begrip voor de waarschuwende woorden van het kanton aan het adres van vestingcommandant Konrad Widerholdt en Johann Ludwig von Erlach, ‘Weimars’ gouverneur van Breisach (Rott, Hist. représ. dipl. VI, p. 32-33).
    11 - De Zevenburgse vorst György I Rákóczi belegerde op dit moment de stad Kośice (Kaschau). Gevaar dreigde ook voor de mijnbouwsteden Preśov (Eperies) en Levoča (Leutschau) (Doc. Boh. VII, p. 81, nos. 193 en 194).
    12 - Het Frans-Weimarse steunpunt Ueberlingen bleef omsingeld door eenheden van het Zwabisch-Beierse leger. In mei gaf gouverneur Charles-Christophe de Mazencourt, markies van Courval, de strijd op.
    13 - Zie nos. 6459 en 6463 (dl. XIV). De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius schonken in mei eindelijk eens aandacht aan de financiële noden van hun collega in Zürich (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 221). Inmiddels had Marin al een bedrag van 4800 rijksdaalders te vorderen (L. Haas, in Schweizerische Zeitschrift für Geschichte 3(1952), p. 81-83).
    14 - Zijn vertrek uit Zürich kondigde Carl Marin afgelopen januari aan; vgl. nos. 6646, 6661 en 6676.
    15 - Voor de opvolging van resident Friedrich Richard Mockhel († december 1643) in de Zweedse enclave Benfeld werd in 1645 de diplomaat Georg Hansson von Snoilsky aangewezen; vgl. Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 430, en Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 432.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]