eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    488

    6909. 1644 juni 13. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Quae de Gallico circa Grevelingam exercitu scribis laetus intellexi.2 Res in Catalonia adversas3 qui hic sunt Galliae ministri elevare satagunt.4 Si tale infortunium pacem nobis posset adducere, vel hac mercede mihi placeret. Caeterum nova paci turbamenta iniici audio ex disputatione nova inter Suedos et Gallos suborta5 aliisque quae recenter emergunt quaestionibus, quas inter familiam ducit Suedorum cum Dano bellum.6 Spiringius hoc unum agit ut nostros homines cum Danis committat,7 quod illi omnino fugiunt.

    Dominum Utenbogardum iterum serio monui8 et sententiam suam super iis quae nuper scripseras aperiret rogavi, si scripto nollet, saltem vel ore tenus. Ille amplius deliberaturum se dixit et experturum, an quid sibi reliqui sit virium.

    Princeps in castris suis necdum quicquam gerit, dum Brederodio ad Receptaculum aquarum Gandavensium9 male cessere principia, sive ob ignaviam militum, sive ob ignorantiam locorum, nisi forte plures concurrerunt causae.

    Plura quae iam scribam non habeo; ad ea quae ante octiduum scripsi responsum expecto,10 Deumque oro ut te, tuam, tuos in suam recipiat tutelam. Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    489

    Hagae, XIII Iunii 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 40 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 21 Iunii.

    En in dorso: 13 Iunii 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 311. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6890, beantw. d. no. 6927.
    2 - De belegering van Gravelines (Grevelingen). In de vroege morgen van de 9de juni rukten manschappen van het leger van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans naar het Fort Saint-Philippe op. In de nacht van 12 op 13 juni joegen zij de Spaanse bezetting op de vlucht (Briefw. C. Huygens III, p. 491).
    3 - Op 15 mei was de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, bij de rivier de Segre (ten oosten van Lérida) op de Spaanse troepenmacht gestoten. Volgens de eerste berichten had hij in de slag zijn gehele infanterie verloren.
    4 - Godefroi d'Estrades, kolonel van een Frans regiment in Staatse dienst en tegelijkertijd tussenpersoon in het contact van Frederik Hendrik met de Franse autoriteiten, bagatelliseerde de verliezen; vgl. Correspondance d'Estrades I, p. 181.
    5 - De Franse en Zweedse gevolmachtigden ter vredesconferentie trachtten een nieuwe afspraak te maken voor een ontmoeting in Harkotten. Een teer punt bleef de Franse weigering om de vertegenwoordigers van de Zweedse kroon de ‘eerste visite’ te brengen; vgl. nos. 6902 en 6933.
    6 - Een nieuwe bron van onenigheid vormde de subsidie die de Franse regering ieder jaar aan de Zweden uitkeerde. Krachtens de bepalingen van het op 7 augustus 1643 hernieuwde Frans-Zweedse subsidieverdrag van 30 juni 1641 was het geld uitsluitend bestemd voor het onderhoud van de Zweedse legers die in Duitsland tegen de keizer vochten, of zoals kardinaal Jules Mazarin dit zo kernachtig uitdrukte: ‘Le Roy n'a jamais entendu de devoir payer les armées des Suédois pour faire la guerre contre Dannemarch, il leur a bien promis cinq cents mille escus par an pour combattre la Maison d'Austriche dans l'Allemagne’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 214-225, p. 242 en p. 266-269).
    7 - De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona bleef de Staten-Generaal bestoken met memoranda waarin hij in scherpe bewoordingen aandrong op een wapenvereniging zoals vastgelegd in het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640 (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 170-175).
    8 - De bejaarde remonstrant Johannes Wtenbogaert kon niet meer voldoen aan het verzoek om zijn ‘godzaelige bedenckingen’ op schrift te stellen (nos. 6755 en 6890).
    9 - Frederik Hendrik bevond zich nog in het Staatse legerkamp te Assenede. Een aanslag op Sas van Gent liet hij uitvoeren door zijn veldmaarschalk Johan Wolfert van Brederode (1599-1655), maar toen deze in de Autrichepolder was aangekomen, bleken de Spanjaarden al gealarmeerd te zijn. De onderneming moest op 8 juni afgeblazen worden (Briefw. C. Huygens III, p. 488-490).
    10 - Willem de Groot zinspeelt hier op de reis van de Zweedse koninklijke commissaris Marc Duncan de Cerisantes naar Parijs; vgl. no. 6898.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]