eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7094. 1644 oktober 15. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Den cardinal Mazarini werdt wat beter, doch niet zonder coorts.2 Hoopt haest te comen te Chaliot3 ende de coninginne-regente te Paris, dewelcke groote becommernisse heeft getoont over de ziecte van sijn Eminentie, haer onthoudende van comediën te zien spelen. Den hertogh van Orleans met het heele hoff is noch te Fontainebleau,4 alwaer den prins van Condé mede werdt verwacht.5 Den hertogh van Anguien werdt

    52

    oock gezegt derrewaert te zullen comen.6 Zijne Hoocheit7 ende den marescal de Turenne hebben nae Mentz becomen Bingen, Baccherach, Neustad, Fridelshem, Landau8 ende een casteel bij Landauw, genaemt Magdeburg;9 hebben oock geslagen eenigh volck uit Frankendael10 ende anderen uit Friburg, ende beuit becomen;11 hebben een goed magazijn te Sint Miel.12 Den churfurst van Mentz is te Asschafneburg.13 De stadt had weinigh guarnisoen,14 maer en heeft daerbij gevoecht duizent ruiters. Vehlen ende Gleen hebben haer volck bijeengevoecht te Coblentz,15 verwachtende Lotteringsche,16 ende meenen alsoo haer te vougen met de Beiersche, dewelcke onder Mercy ende Jan de Waert met eenige keizerschen onder Hazfeld zijn over de Necker, passende op hetgunt de Fransoisen zullen willen aentasten,17 dewelcke vergetende het belegh van La Motte in

    53

    Lotteringe18 haer best doen om de cant van den Rijn ende Mosel te bewaeren. Zullen nu gesterct zijn door eenigh volck van Magalotti tot drieduizent ende hoopen den marescal Torstenson daer te crijgen,19 alzoo men zegt denzelve marescal zijn tocht neemt nae Erford, hoewel andere zeggen dat bij Leipsich een slagh zoude zijn gepasseert. Brouai werdt gezegt vier regimenten van Coningsmarck geslagen te hebben,20 Galas ende Enkeford21 met haere zoo keiserschen als Saxensche trouppes in Anhalt haer te stercken. Den vorst van Beieren arbeid zeer om de zaecke van Rakoczy22 te accommoderen, beclagende dat men denzelve niet eer en heeft gecontenteert.23 Van dezelve Rakoczy werdt gezegt dat hij de rivier Tibisco zijnde gepasseert, is in Over-Hongeren. De Oostenrijcsche die te Francfort zijn, toonen niet veel apparentie te zien tot die vrede.24 Don Michel de Salamanca, comende uit Spaignie als ambassadeur nae Munster, is hier doorgetrocken25 ende heeft don Melo, gaende nae Spaig-

    54

    nie, gesproocken niet verre van hier.26 Geen van beide hebben de coninginne-regente gezien. Ontrent Philipsburg werden veele forten gemaect,27 zoodat men het noemt Duitsch Casal.28 Den keizer werdt gezegt te Lintz te gaen, omdat de peste is te Wenen.29

    Te Rome zoecken de Barbaryns, [die] tevoren zoo hooch dragende zijn geweest, de goede gratiën van den neef van den tegenwoordige paus.30 De nonces tot Wenen, in Spaignie ende Vrancrijck werden verandert.31 Prince Thomas heeft de citadelle van Aste becomen.32 Men zegt daerbij dat het Spaensche crijgsvolck in 't lant van Milan33 door faute van betaelinge mutineren ende dat de boeren haer stellen tegens dezelve. Aen Motte-Odincourt, die nu is te Serviere,34 zijn gezonden vierduizent man, te weinigh om de gelede schade te repareren. Denzelve Motte-Odincourt werdt hier zeer beschuldigt,35 als in het belegh weinigh volck gehadt hebbende ende weinigh cogels ende buspoeder, daer hem nochtans toegezonden was meer gelds ende eerder dan hij hadde begeert. Achthondert uit de vloote van den marquys de Breszé, die hem waeren toegezonden, zijn alle in den slagh gebleven.36 Den grave van Harcourt, verzocht zijnde om

    55

    derrewaert te gaen, zoect zich te excuseren,37 zoodat in zijne plaetze de marescal de Chomberg werdt voorgeslagen als bekent bij den adel van Languedoc,38 die bij deze gelegentheit extraordinaire diensten can doen. Tarba, een dorp in Catelagne,39 is door overloop van wateren wechgedreven. Den coning van Spaignie werdt gezegt zieck te zijn te Lerida.40 Den marescal Gassion heeft becomen Cambron ende Aguien ende 't casteel van Ruschure in Vlaenderen; heeft zevenendedertich cornetten van de vijant verdreven van Steinfurt.41

    Uit Portugal comt tijdinge dat daer een nieuw verraed is ontdeckt tegen de persoon van den coning, coninginne ende prince,42 ende om de stadt van Lisbone in brand te steecken. Dat eenige daerover zijn geëxecuteert, onder anderen den marquis de Montalvan, favoryt van den coning van Portugal,43 aen denwelcke den coning van Spaignie belooft had het hertochdom van Bragance.

    De coninginne van Engelant is noch te Nevers;44 hoopt te Parijs te comen wanneer

    56

    de coninginne-regente hier zal zijn. Eenige brieven van haere Majesteit, alsoock van monsieur Germain45 aen den coning van Engelant, zijn bij de parlamentarissen onderschept,46 brengende mede vaste hoope van hulpe uit Vrancrijck voor den coning, hoewel ick hoor dat men hier wel eenige hoope had gegeven, maer dat men nu excuse neemt op 't ongeval in Catelagne. Dezelve onderschepte brieven geven advys dat men den prins [van] Orangie moet disponeren om niet te doen tot voordeel van Vrancrijck, tenzij Vrancrijck den coning van Engelant assisteren. Diergelijcke advysen, voordezen gegeven zijnde als Gravelinge was belegert,47 hebben niet veel geopereert.

    De havenen in Engelant zijn gesloten,48 men zegt om eenige tumulte die te Londen zoude zijn ontstaen, zoo [door] 't verschil in de religie onder dieghenen die de oude Engelsche voet verwerpen,49 als omdat de articlen van de vrede bij den coning voorgeslagen bij eenige werden aengenomen, bij eenigen afgeslagen.50 In Schotlant is oock een partij voor den coning in wapenen gestijft door de Iersche.51 Die voor den coning zijn in Engelant hoopen dat de Schotten die in Engelant zijn, daerdoor genoodzaect zullen werden

    57

    nae huis te keeren.52 Den ambassadeur Goring neemt zijn afscheit53 ende werdt gemeent te Caen te zullen blijven om van verre te zien hoe de zaecken van Engelant zullen afloopen, zijnde gehaet bij het parlement ende niet zeer wel bij den coning om te veel oncosten die hij hier heeft gedaen. Den coning van Engelant zend Digby nae Rome.54

    Aen den churfurst Palsgraef werdt alhier hoop gegeven van dat zijne Hoocheit gestelt zoude werden in 't bezit van de regiering ende justitie in den Pals,55 mids toelatende het roomsche exercitie,56 waerop de zijnen antwoorden dat de roomschgezinden haer exercitie connen hebben in de naeste bisdommen van Mentz, Spier ende Worms. Hier loopen oock geruchten, doch onzeecker, van de doot van den hertogh van Beieren.57

    15 Octobris 1644.

     

    Den paus behalven dat hij de nonces verandert, zend drie legaten nae den keizer, nae den coning van Vrancrijck ende nae die van Spaignie om de generale vrede van de christenheit te recommanderen.58 Den paus is out 72 jaeren. Wij hooren dat in de stadt Eisenstad in Hongrie59 de Hussars ende de burgers handsgemeen zijn geworden, ten wederzijde eenige gedoot, eenige gequetst. Den Beyervorst werdt gelooft te hebben vijftienduizent man,60 die ontrent Francfort veele dorpen hebben in brand gesteecken,61 om[dat]

    58

    de stadt van Francfort haer geen passagie hadde willen verleenen. Heeft oock de boeren tot zevenduizent in wapenen gebracht, maer dewelcken niet en verstaen te dienen buiten haere frontieren. De Beyerschen verwachten niet alleen verstercking van Gleen, Vehlen ende Lotteringen, maer oock duizent paerden, vijftienhonder[t] te voet onder Gil de Haes.62 De partij voor den coninck van Engelant in Schotlant is tot tienduizent man; heeft becomen de steden van Johnston, Dundee ende eenige andere.63 Tot Lisbone zijn oock gearriveert uit Brasyl eenige schepen, brengende tot twaelffduizent kisten zuicker.64

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raed in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port 10 st.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den XV Octob. 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 38k. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 7093. Copie, afkomstig uit de briefwisseling van Grotius met P. Spiring Silvercrona, aanwezig te Stockholm, RA, E 1015 (bijlage bij een brief van P. Spiring Silvercrona aan J. Oxenstierna dd. 18/28 oktober 1644).
    2 - De Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644, schreef: ‘Nostre Cour est extremement réjouie de la convalescence du Cardinal Mazarin’.
    3 - Het buitenhuis van maarschalk François (1579-1646), baron van Bassompierre, in de Parijse voorstad Chaillot (Chaliot) (Tallemant des Réaux I, p. 599 en p. 1207).
    4 - Gaston van Orléans (‘Monsieur’) vatte in Fontainebleau een grote liefde op voor de hofdame Marie de Saint-Mesgrin (Saint-Maigrin) (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 220-221; Mémoires de mademoiselle de Montpensier I, p. 442-444).
    5 - Henri II de Bourbon, prins van Condé, was op de terugweg van een bezoek aan zijn gouvernementen Berry, Bourbonnais en Bourgondië; vgl. nos. 7070 en 7082.
    6 - Condé's zoon Louis II, hertog van Enghien, had het bevel over de Franse legers aan de Rijn overgedragen aan de Frans-Weimarse bevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne. Laat in de middag van de 19de oktober verscheen hij weer in Parijs (Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644).
    7 - Op de dag van zijn terugkeer van het front schonk de Gazette 1644, no. 129, in een ‘extraordinaire du XIX octobre 1644’ meer dan gewone aandacht aan de heldendaden van de jonge hertog: ‘La prise des villes et chasteaux de Landau et de Bacara, et du chasteau de Magedebourg, par l'armée du Roy, commandée par le Duc d'Enguien’.
    8 - De overwinningstocht van de legers van de hertog van Enghien en de burggraaf van Turenne. Na de inname van Mainz (17 september) trokken eenheden van het Frans-Weimarse leger naar de plaatsen Bingen, Bacharach, Neustadt an der Weinstrasse (ten westen van Spiers) en Friedelsheim (nabij Bad Dürkheim). Alleen het garnizoen van Landau bood nog enige dagen weerstand (23-29 september).
    9 - De garnizoenscommandant van het kasteel Madenburg (ten westen van Landau) droeg zijn vesting zonder slag of stoot over aan de burggraaf van Turenne (29 september) (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 34).
    10 - Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, verscherpte de bewaking van de weg van Landau naar de Spaanse vestingstad Frankenthal (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 392-400).
    11 - Zwabisch-Beierse soldaten hielden nog stand in Freiburg im Breisgau. Tijdens een bevoorradingstocht werden zij overvallen door troepen van Johann Ludwig von Erlach (1595-1650), ‘Weimars’ gouverneur van Breisach (Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644).
    12 - Saint-Mihiel aan de Maas, ten zuiden van Verdun, was door de Franse staatssecretaris Michel le Tellier (1603-1685), heer van Chaville, aangewezen als bevoorradingsplaats gedurende de wintercampagne van de Franse legers aan de Rijn (Lettres de Turenne, p. 407-408; Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 37, en Lettres Mazarin II, p. 90).
    13 - De Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt had aanvankelijk zijn toevlucht gezocht in Ehrenbreitstein (Hermanstein), een citadel nabij Koblenz. Op 27 september trok hij met een escorte van 3000 ruiters naar Aschaffenburg (Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644).
    14 - De hertog van Enghien had de taak van stadscommandant van Mainz opgedragen aan Charles-Christophe de Mazencourt († 1650), markies van Courval, oud-gouverneur van het Frans-Weimarse garnizoen van Ueberlingen; zie no. 7066 (dl. XV), en Lettres Mazarin II, p. 105-107.
    15 - Alexander, graaf van Velen en Megen, bevelhebber van het keizerlijk-Westfaalse leger, was met 2000 man en 2 kanonnen naar Koblenz getrokken. Onderweg kreeg hij versterking van de eenheden die Gottfried Huyn, graaf van Geleen, in het Keulse Sticht onder de wapenen hield (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 266-268).
    16 - Keurvorst-aartsbisschop Ferdinand van Keulen rekende op bijstand van de troepen van hertog Karel IV van Lotharingen en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck. Na vereniging zou dit leger 12000 manschappen tellen (Gazette 1644, no. 124, dd. 8 oktober 1644).
    17 - De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth hielden in Oberursel krijgsraad met de keizerlijke veldmaarschalk Melchior von Hatzfeldt und Gleichen. Hun soldaten kozen positie aan de ‘Bergstrasse’ (de route van Heidelberg naar Darmstadt) (Gazette 1644, no. 125, dd. 8 oktober 1644, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149).
    18 - Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, was in september van de belegering van het Lotharingse bolwerk La Motte (dep. Haute-Marne, ten zuiden van Neufchâteau) weggeroepen. Op aanwijzing van de hertog van Enghien moest hij zijn soldaten overbrengen naar de stellingen die de Franse onderbevelhebber Pierre de Magalotti aan de Moezel en de Saar had betrokken (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 396-398 en p. 636).
    19 - Het zag er even naar uit dat de hoofdmacht van de Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson koers zou zetten naar Frankenland (Doc. Boh. VII, p. 140 no. 411 en p. 142 no. 416). De Zweden namen na Halberstadt echter een oostelijker route (Aschersleben en Bernburg aan de Saale). Op 29 september stootten zij ten noorden van Halle op het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas (Gazette 1644, no. 130, dd. 22 oktober 1644).
    20 - De keizerlijke generaal-majoor Alberto Gaston Spinola, graaf van Bruay, stond op de juiste plaats opgesteld toen vier regimenten van het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, een doortocht naar Erfurt zochten (Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644).
    21 - Matthias, graaf Gallas, had na zijn nederlaag bij Halle (supra, n. 19) weer de beschutte kwartieren van Bernburg opgezocht. Hier wachtte hij op de komst van de Saksische lichtingen van de keizerlijke generaal-majoor Adriaen van Enkenfort (Enckevort) (Doc. Boh. VII, p. 142-143 no. 418 en p. 149-150 nos. 432-435, en Gazette 1644, nos. 127 en 130, dd. 15 en 22 oktober 1644).
    22 - De Zevenburgse vorst György I Rákóczi (1593-1648) had op 16 november 1643 een verbond met Zweden gesloten. In februari 1644 viel hij de Habsburgse landen binnen. Weldra kreeg hij vaste voet in de ‘Bergstädte’ Košice (Kaschau) en Prešov (Eperies) (Biographisches Lexikon zur Geschichte Südosteuropas IV, p. 26-27).
    23 - Hertog Maximiliaan I van Beieren kantte zich tegen de voortzetting van de oorlog aan de Hongaarse grens. Ondanks de inzet van 8000 geoefende soldaten was de keizerlijke bevelhebber Johann, graaf van Götz(en), er niet in geslaagd om de Zevenburgers terug te dringen uit het stroomgebied van de Hornád (Hernád) en Tisza (Theiß; Tibiscus) (Doc. Boh. VII, p. 137 no. 399, p. 144 no. 421 en p. 161 no. 473, en Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644).
    24 - De keizerlijke commissarissen te Frankfort, graaf Ernst von Öttingen-Wallerstein (1594-1670) en dr. Johann Christoph Metzger (O. v. Gschließer, Der Reichshofrat, p. 237 en p. 249-250), hechtten weinig waarde aan het nieuws dat het hof van Wenen reeds een aanvangsdatum had vastgesteld (14 september) voor onderhandelingen met de Zevenburgers te Trnava (Tyrnau) (Österreichische Staatsverträge, Fürstentum Siebenbürgen, p. 705 en p. 720-721, en Doc. Boh. VII, p. 136 no. 395 en p. 138 no. 401).
    25 - Miguel de Salamanca was inspecteur-generaal van de artillerie in de Zuidelijke Nederlanden geweest; naderhand trad hij toe tot het gevolg van de kardinaal-infante don Ferdinand van Oostenrijk († 9 november 1641) (Elliott, The Count-Duke of Olivares, p. 528-533). In augustus 1644 maakte hij aan de Franse regering bekend dat koning Philips IV hem had aangewezen als opvolger van de Spaanse gevolmachtigde don Lope Zapata, graaf van Walter († 2 april 1644 te Munster). Op die grond verwierf hij een speciaal vrijgeleide voor zijn doortocht. Spoedig kwam aan het licht dat hij misbruik had gemaakt van zijn status van ‘gevolmachtigde’: ‘affin de faciliter son passage par la France’. Kort na aankomst in de Zuidelijke Nederlanden (eind oktober) trad hij in dienst van de ‘gouverneur civil’ Manuel de Moura y Corte Real, markies van Castel Rodrigo (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 416, p. 549, p. 591, p. 599-600 en p. 618, en II, p. 30-31).
    26 - In de middag van de 24ste september verliet don Francisco de Melo de Zuidelijke Nederlanden. Op 10 oktober passeerde hij Parijs (Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644, en Mémoires de Du Plessis-Besançon, p. 49-50 en p. 179-183).
    27 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, maakte op 10 september zijn entree in Philippsburg. Bijna onmiddellijk gelastte hij het herstel van de vestingwerken en de bouw van een aantal forten aan de Rijn.
    28 - De Mantuaanse vestingstad Casale Monferrato (ten noorden van Alessandria), gelegen aan de weg van Genua naar het hertogdom Milaan, was bij de vrede van Cherasco (1631) onder Franse bescherming geplaatst (Acta pacis Westphalicae; Instruktionen, p. 75 en p. 79-88).
    29 - Er heerste een pestepidemie in Wenen. Keizer Ferdinand III verliet zijn paleis te Kaiser-Ebersdorf (Wenen) en begaf zich op weg naar Linz (Acta pacis Westphalicae; Diarium Lamberg, p. 18-19; Doc. Boh. VII, p. 143-144, nos. 419 en 423 en p. 149 no. 433).
    30 - Francesco, Antonio en Taddeo Barberini, neven van de op 29 juli 1644 overleden paus Urbanus VIII, leefden in de eerste dagen van het pontificaat van Innocentius X tussen hoop en vrees (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 28, en H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 32-33). Als teken van goede wil gaven zij de pauselijke neef Camillo Pamfili de beschikking over het appartement van kardinaal Francesco in het ‘Palais Apostolique’ (Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644).
    31 - Dit was reeds geschied. Paus Urbanus VIII had in zijn laatste levensjaar nieuwe nuntii benoemd: Camillo Melzi (Wenen), Giulio Rospigliosi (de latere paus Clemens IX) (Madrid) en Niccolò Guidi di Bagno (Parijs); vgl. Gauchat, Hierarchia catholica IV, p. 33, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 543 en p. 569.
    32 - Op 19 september opende het Frans-Savoyaardse leger van prins Tommaso Francesco van Savoye het vuur op de Spaanse bezetters van het kasteel van Asti. Na een felle strijd erkenden de 800 Spanjaarden hun nederlaag en traden op 30 september in onderhandeling over de overdracht van het kasteel (Gazette 1644, no. 126, ‘extraordinaire du XII octobre 1644: La reprise de la citadelle d'Ast, par l'armée du Roy commandée par le prince Thomas’).
    33 - Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan, besloot een onderzoek in te stellen naar de misstanden in zijn leger; vgl. no. 6990 (dl. XV), en Archivo de Simancas, Catálogo XXIII. Papeles de estado. Milán y Saboya, p. 346-347.
    34 - In Catalonië had de Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, op 14 september de belegering van Tarragona moeten opgeven. Gedesillusioneerd trok hij zich terug in zijn kwartieren te Cervera (ten oosten van Lérida) (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 263).
    35 - De Catalaanse gezanten Gaspar Sala, abt van San Cugat del Vallés, en Isidoro Pujolar (no. 7082) beschuldigden de graaf van La Mothe-Houdancourt van corruptie en machtsmisbruik (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 264-268; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 66-68).
    36 - Tijdens de bestorming van het havenfront (el muelle) van Tarragona voerden 800 à 900 schepelingen van admiraal Jean-Armand de Maillé, markies van Brezé, hertog van Fronsac, een landing uit (24 augustus) (Gazette 1644, no. 108, ‘extraordinaire du IX septembre 1644: La prise du Mole ou port de Taragone en Catalogne, par l'armée du Roy, commandée par le Mareschal de La Mothe’).
    37 - Het hof bleef op het standpunt staan dat Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, de nieuwe onderkoning van Catalonië moest worden. Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 297-301; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 71-74).
    38 - Charles de Schomberg, hertog van Halluin, sinds 1632 gouverneur-generaal van de Languedoc, had in het voorjaar van 1644 zijn waardigheid moeten afstaan aan 's konings oom Gaston van Orléans. Ter compensatie van het verlies van zijn gouvernement mocht hij het bewind voeren over de frontsteden Toul, Metz en Verdun. De band met zijn voormalige onderdanen behoefde hij niet helemaal te verbreken: in september herstelde hij als ‘lieutenant-gouverneur’ de orde in Montpellier, Carcassonne, Béziers en Nîmes (no. 7070). In 1648 werd hij alsnog naar Catalonië ontboden (Sanabre, La accíon de Francia en Cataluña, p. 411-428).
    39 - Tarba, niet geïdentificeerd. Misschien een dorp aan de río Ter in Catalonië.
    40 - Koning Philips IV hield zich stil in Zaragoza. Zijn bevelhebber Andrea Cantelmo nam de taak op zich om de dorpen en steden in de omgeving van Lérida onder Spaans gezag te plaatsen (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 263-264).
    41 - Maarschalk Jean, graaf van Gassion, benutte de vesting Watten aan de Aa als uitvalsbasis voor acties tegen de Spaanse garnizoenen in Saint-Omer en Mont-Cassel. Na de verovering van het kasteel van Renescure en de cisterciënzer abdij van Blendecques (Blandecques) trok hij over Ruysscheure naar Steenvoorde. Een legercorps onder bevel van de gouverneur van Ardres stuurde hij vooruit naar de forten ‘Cambron’ en Acquin, ten zuidwesten van Saint-Omer (Gazette 1644, no. 126, ‘extraordinaire du XII octobre 1644: La prise des forts de Cambron et d'Aguin en Flandre; avec la chasse donnée à 37 cornettes de cavalerie Espagnole, par le Mareschal de Gassion’).
    42 - In de haven van Nantes was op 4 oktober een schip binnengelopen. De bemanning bracht uit Lissabon het nieuws van de ontdekking van een complot tegen koning Jan IV van Portugal, diens echtgenote Luisa (1613-1666), dochter van Juan Manuel Pérez de Guzmán, hertog van Medina-Sidonia, en prins Teodosio (1634-1653) de Bragança (Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644). Later bleek dat de zeelieden hun fantasie de vrije loop hadden laten gaan (Gazette 1644, no. 133, dd. 29 oktober 1644).
    43 - Jorge Mascarenhas († 1652), markies van Montalvão, had als onderkoning van Brazilië (1639-1641) de zijde van koning Jan IV gekozen. Weldra werd hij om onduidelijke redenen naar Portugal ontboden (Boxer, The Dutch in Brazil, p. 100-104). De koning erkende echter zijn loyaliteit en verleende hem de waardigheid van eerste raad van financiën en koloniale zaken. Desondanks bleven de verdachtmakingen aanhouden, vooral met betrekking tot zijn in Spanje verblijvende familieleden. Tenslotte gaf koning Jan IV toe aan de agitatie en liet een arrestatiebevel uitgaan. De markies van Montalvão werd tot nader order vastgezet in de toren van Belém (Lissabon) (GEPB XVII, p. 691-692; Dicionário de História de Portugal IV, p. 218-219).
    44 - Koningin Henriëtte Maria van Engeland geloofde in de geneeskrachtige werking van de ezelinnemelk die haar in Nevers werd toegediend (no. 7082, n. 5). Eind oktober was zij in staat een beslissing te nemen over haar intocht in Parijs (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 224-225).
    45 - Henry Jermin (‘monsieur Germain’), politiek agent van koningin Henriëtte Maria van Engeland, had een bezoek gebracht aan het hof te Fontainebleau (Briefw. C. Huygens IV, p. 84-85). Spionnen beschouwden hem als het brein achter de gevaarlijke diplomatieke intriges en ontzagen zich niet om zijn brieven te openen. Zo konden zij beslag leggen op een kopie van een brief die hij op 16 augustus 1644 aan Frederik Hendrik had geschreven (CSP Dom. 1644, p. 401-403 en p. 488-489, en Archives d'Orange-Nassau, Deuxième série IV, p. 107-110 en p. 117-118).
    46 - Soldaten van het Parlement hadden in de buurt van Exeter een koerier van koningin Henriëtte Maria aangehouden. Haar brieven aan de koning werden in Londen aandachtig bestudeerd (CSP Ven. 1643-1647, p. 136 en p. 145).
    47 - Het pamflet ‘A discourse of a true English-man concerning the interest England hath in the siege of Graveling’, dd. 28 juni/8 juli 1644 (Catalogue of the pamphlets ... collected by George Thomason I, p. 331). Het geschrift, opgesteld ten tijde van de belegering van Gravelines (Grevelingen), waarschuwde de Engelsen voor een Frans offensief in de richting van de Vlaamse kust (Res. SH, dd. 13 en 30 juli 1644; CSP Ven. 1643-1647, p. 116-117 en p. 119-122; S. Groenveld, Verlopend getij, p. 121 en p. 166, en Briefw. C. Huygens IV, p. 36).
    48 - De haven van Dover werd gesloten voor koeriers- en postdiensten op Frankrijk (CSP Ven. 1643-1647, p. 145-146).
    49 - De Schotten drongen aan op de invoering van het presbyteriaanse stelsel in Engeland. Hun voorstel om een kerkorde op te stellen in de geest van de besluiten van de synoden van Dordrecht (1618-1619) en Alès (1620) viel slecht in de smaak van de independenten, gematigd-episcopalen en erastianen (CSP Ven. 1643-1647, p. 147 en p. 153-155).
    50 - Het Parlement boog zich over ‘The King's Message to the Parliament for Peace, upon his Success in the West’, dd. 8/18 september 1644. Een meerderheid kon zich op 18/28 september verenigen met de aanbeveling van een speciale commissie: ‘That both houses should be moved to send away, with all expedition, unto his majesty, the Propositions for a safe and well-grounded Peace, which are preparing by the parliaments of these kingdoms’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 292-293 en kol. 299-308).
    51 - James Graham, markies van Montrose, luitenant-generaal van de koning in Schotland, had versterking gekregen van de 1600 gezagsgetrouwe Ieren die Randal Macdonnell, graaf, naderhand markies van Antrim, naar Schotland had overgebracht. Na de verovering van Johnstone (ten zuidwesten van Glasgow) bracht de markies van Montrose zijn soldaten in stelling aan de Tay. Op 1/11 september kwam het bij Tippermuir (tegenw. Tibbermore, ten westen van Perth) tot een botsing met het leger van de ‘solemn league and covenant’. De strijd viel in het voordeel van de Schotse en Ierse royalisten uit (The Edinburgh History of Scotland III, p. 332-334, en Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644).
    52 - Het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie (ca. 1580-1661), graaf van Leven, zette de belegering van Newcastle vastberaden voort (Briefw. C. Huygens IV, p. 77-78). De stad capituleerde op 19/29 oktober 1644.
    53 - Lord George Goring (ca. 1583-1663), buitengewoon ambassadeur van koning Karel I te Parijs, had op 21 december 1643 zijn geloofsbrieven aan de regentesse Anna van Oostenrijk overhandigd (DNB XXII, p. 248-251). Al spoedig nam kardinaal Jules Mazarin aanstoot aan de Spaansgezindheid van de Engelsman (nos. 6706 en 6719 (dl. XV)). Het besluit om afscheid te nemen viel samen met de aankondiging dat koningin Henriëtte Maria haar entree in Parijs wilde maken (CSP Ven. 1643-1647, p. 148-149).
    54 - Sir Kenelm Digby (1603-1665) maakte deel uit van de katholieke vriendenkring van de Engelse koningin. Begin 1642 werd hij op last van de lord-mayor van Londen gearresteerd. In de zomer van 1643 verkreeg de Franse zaakgelastigde Cressi (Gressy) zijn vrijlating. De edelman vertrok naar Frankrijk. Een jaar later nam koningin Henriëtte Maria hem in haar reisgezelschap op. Niet de koning, maar de koningin nam in februari 1645 het besluit tot zijn afvaardiging naar de paus en de Italiaanse vorsten (DNB XV, p. 60-66, en CSP Ven. 1643-1647, p. 7 en p. 175).
    55 - Zie no. 7081. De Paltsische agent (Johann) Friedrich Pawel von Rammingen had Grotius ingelicht over het verloop van zijn besprekingen aan het hof van Fontainebleau. In werkelijkheid waren de Fransen geenszins van plan om hun veroveringen in de Palts onder het keurvorstelijk gezag van prins Karl Ludwig te plaatsen (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 557, p. 583, p. 592 en p. 614; CSP Ven. 1643-1647, p. 148).
    56 - De kwestie van de godsdienstvrijheid in de Palts. In Parijse regeringskringen zocht men al naar een katholieke bruid voor prins Karl Ludwig van de Palts; vgl. no. 7021 (dl. XV).
    57 - Zie no. 7091, n. 7.
    58 - De Gazette 1644, no. 131, dd. 22 oktober 1644, bracht het nieuws dat de nieuwe paus vastbesloten was om de drie belangrijkste kronen in Europa tot vrede te bewegen: kardinaal Antonio Barberini zou naar Wenen vertrekken, kardinaal Bernardino Spada (no. 6999 (dl. XV)) naar Parijs en kardinaal Giulio Sacchetti (no. 7020 (dl. XV)) naar Madrid.
    59 - Hongaarse ruiters (huzaren) verstoorden in Eisenstadt het bruiloftsfeest van Nicolaus (Miklós) (1583-1645), graaf Esterházy, sinds 1625 ‘Palatinus’ van Hongarije (Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644, en Biographisches Lexikon zur Geschichte Südosteuropas I, p. 469-470).
    60 - Het Zwabisch-Beierse leger kwam weer op getalsterkte na de grote verliezen die het in de veldslagen ten zuiden en ten oosten van Freiburg im Breisgau (3, 5 en 10 augustus 1644) had geleden. De discipline was nog ver te zoeken. Wijselijk hield het stadsbestuur van Frankfort de poorten gesloten voor de ongeregelde troepen van François de Mercy en Johan van Werth.
    61 - De Zwabisch-Beiersen lieten op de weg van Hanau naar Oberursul een spoor van vernielingen achter. Het plaatsje Petterweil (ten westen van Karben) ging in vlammen op (Gazette 1644, no. 127, dd. 15 oktober 1644).
    62 - Supra, n. 15. Generaal-majoor Gilles de Haes had zijn Venetiaanse lichtingen beschikbaar gesteld voor dienst in het leger van hertog Maximiliaan I van Beieren (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 148, en Gazette 1644, no. 128, dd. 15 oktober 1644).
    63 - Het koninklijke Schots-Ierse leger van James Graham, markies van Montrose, verwierf de controle over alle belangrijke plaatsen ten noorden van de Tay (Perth en Dundee).
    64 - Het Portugese schip in de haven van Nantes (supra, n. 42) was op 18 september uit Lissabon vertrokken. Op de valreep had de kapitein de aankomst van de vloten uit Oost- en West-Indië (Brazilië) kunnen aanschouwen.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]