eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7122. 1644 oktober 31. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Scripsi nuper neque me accepisse a Vanderhogio tua ad Vetus Testamentum Annotata, neque quando accepturus sim scire;2 interea videbo quomodo et Vossio3 et Salmasio4 possim satisfacere. De Utenbogardo tecum sentio:5 est ille et tibi et nobis, quamvis provecta in aetate, immaturo funere ereptus. Tua in Pentateuchum absolvi et multa inde

    109

    quae me iuvent didicisse libens profiteor. Exemplo sit hoc carmen.6 Uxori tuae omnia opto felicia, mea ut spero hac septimana Deo in ecclesia gratias aget pro suis beneficiis. A Diderico tuo iterum iam litteras accepimus, iterum infortunium expertus est,7 sed iactura publice sarcita; publico enim nomine abfuit et publicam rem suo cum periculo bene gessit.

    Pontifex8 si ad exemplum ducis olim Aureliani9 veterum meminisse noluerit seque intermedium Europae dissidenti praestiterit, est quod nobis gratulemur; certe in columba olivam tenente bonum est augurium.10 De pace interim communi parum spero, neque multum nobis promittit Gothofredus,11 cui hodie una cum senatore Reygersbergio et filio tuo adfui apud Doubletium.12 De filio Petro in Suedia promovendo adhuc moneo, neque enim alius liberorum tuorum est qui negotia publica eo excepto curare possit, neque ea est inertia, ut non munia sibi mandata cum dignitate obire valeat;13 sed ut vere fatear, a praxi forensi est alieniore animo.

    Inter Societatem Indiae Orientalis et Lusitanos acris nos exercet disputatio super districtu aut territorio urbis Galae in insula Ceilonensi;14 utrimque tua de Iure belli et pacis allegantur.15 Nec res parva est, etenim ea disputatio pacis in iis partibus publicationem impedit.16

    110

    Nos nihil iam hic habemus novi, neque enim Ordines Hollandiae etiamnum convenere.17 Deus interea te, uxorem, liberos et amicos diu servet incolumes,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXXI Octobris 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. 18 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 9 Nov.

    En in dorso: 31 Oct. 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 330. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7103, beantw. d. no. 7138.
    2 - De vrachtvaarder aan wie de Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge het transport van zijn koffers en twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), had toevertrouwd, was nog niet in de Republiek gearriveerd; vgl. no. 7134.
    3 - Willem de Groot had het aan Gerardus Joannes Vossius toegedachte exemplaar van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum aan Nicolaes van Reigersberch gegeven; zie nos. 7110 en 7111.
    4 - De Leidse hoogleraar Claude Saumaise brandde niet bepaald van verlangen naar een geschenk van ‘un homme qui sape les fondements de la religion sur laquelle je fonde tout mon salut’ (no. 7068, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 391).
    5 - Tot op het laatst had Grotius uitgezien naar Wtenbogaerts ‘godzaelige bedenckingen’ over de noodzaak en de beste manier om de eenheid der kerken te herstellen.
    6 - Het gedicht is niet overgeleverd. Een jaar eerder had Willem de Groot een vers geschreven op het lied van Mozes (Deut. 32: 1-43); vgl. no. 6524 (dl. XIV).
    7 - De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot, ‘aide de camp’ van de burggraaf van Turenne, beleefde op de terugweg van zijn missie naar het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel een onaangenaam avontuur. Kort nadat hij Höchst was gepasseerd, stootte hij op een Zwabisch-Beierse patrouille. Snel stelde hij zich in veiligheid; zijn paarden moest hij echter achterlaten (no. 7108).
    8 - Paus Innocentius X had zich voorgenomen om alle oude ‘onlusten’ te vergeten; vgl. nos. 7082 en 7103.
    9 - Gaston van Orléans had ook afstand genomen van zijn jeugdzonden. De inspirator van talrijke samenzweringen tegen het bewind van kardinaal de Richelieu († 4 december 1642) was thans een toegewijd dienaar van de kroon (G. Dethan, Gaston d'Orléans, p. 283-293).
    10 - Het familiewapen van de Pamfili's. De zilveren duif met een olijftak in zijn snavel is nu nog zichtbaar in het wapenschild van de familie Doria Pamphili Landi (V. Spreti, Enciclopedia storico-nobiliare italiana II, p. 632).
    11 - Théodore Godefroy (1580-1649), zoon van de rechtsgeleerde Denis Godefroy, juridisch adviseur van de Franse delegatie ter vredesconferentie, vertoefde sinds mei 1644 in de Republiek (no. 6885 (dl. XV)). In oktober moest hij afscheid nemen van zijn vrienden in Den Haag en de reis naar Munster aanvaarden (DBF XVI, kol. 448-449, en Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 399, p. 409 en p. 418).
    12 - Een ontvangst ten huize van George Rataller Doubleth (1600-1655), raadsheer in de Hoge Raad van Holland en Zeeland (NNBW VII, kol. 379-380).
    13 - Mr. Pieter de Groot, op 17 september benoemd tot advocaat ordinaris van de Oostindische Compagnie, ambieerde een bestuurlijke carrière. De regenten ontvingen de zoon van mr. Hugo de Groot niet met open armen (M. van Leeuwen, Het leven van Pieter de Groot, Utrecht 1917).
    14 - Het eiland Ceylon (Sri Lanka). De twist met de Portugezen over de verdeling van de kaneellanden tussen fort Galle en Colombo (art. XII van het wapenstilstandsverdrag dat op 12 juni 1641 tussen Portugal en de Republiek was gesloten (Du Mont, Corps dipl. VI 1, p. 215-218)). In de afgelopen maanden had Francisco de Sousa Coutinho (ca. 1597-1660), de Portugese ambassadeur in de Republiek (Schutte, Repertorium II, p. 618-619), deze zaak aanhangig gemaakt bij de Staten-Generaal (Prestage, The diplomatic relations of Portugal, p. 186-187, p. 190 en p. 193-195).
    15 - Willem de Groot, eveneens advocaat ordinaris van de Oostindische Compagnie (no. 7065 (dl. XV)), had de beschikking over verschillende edities van Grotius' De iure belli ac pacis: Parijs 1625, Amsterdam 1631-1632 en 1642 (BG nos. 565-571), en mogelijk ook over de Nederlandse vertaling uit 1635 (BG no. 620).
    16 - De bewindhebbers van de Oostindische Compagnie hadden in de loop van 1642 gouverneur-generaal Antonio van Diemen in kennis gesteld van het verdrag. Kort nadat de wapenstilstand in Batavia was gepubliceerd, zond de gouverneur-generaal zijn raad Pieter Boreel naar Ceylon en Goa. In Colombo kwam de vertegenwoordiger van de Oostindische Compagnie in aanvaring met de Portugese generaal Filipe de Mascarenhas. Overhaast moest hij de stad verlaten: ‘weshalve voors. Boreel oock den vrede aldaar ongepubliceert liet’ (april 1643) (J.K.J de Jonge, De opkomst van het Nederlandsch gezag over Java V, p. 259-263, en H.T. Colenbrander, Dagh-Register gehouden int Casteel Batavia anno 1643-1644, p. 296-304, en J. de Hullu, Dagh-Register gehouden int Casteel Batavia anno 1644-1645, p. 266-318).
    17 - De Staten van Holland keerden op 22 november van hun najaarsreces terug (Res. SH, dd. 22 november 1644).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]