eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7416. 1645 april 15. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Didericus ad marescallum Turennam rediit.2 Magnam se eius curam habiturum promisit mihi dux Anguianus.3 Cornelius nihil eorum facit quae facere deberet.4 Quod sopita est Lusitanica controversia, recte factum;5 male, quod in incerto teneatur Societas Batavorum Indicana: miror socordiam.6 Beaupuyus, qui huc navibus longis mitti dicebatur, huc non venit, sed retinetur captus in arce Sancti Angeli, in quo minus ipsi aliisque periculi est.7 Marescalli Torstensonii arma video late se spargere per Moraviam,8 quae res

    641

    et ipsius exercitui quaestuosa et principi Rohanio9 non inutilis futura est. Turca per Siciliam Italiamque omnem multum metuitur.

    Literae reginae nostrae ad reginam regentem de me sunt omnium quae unquam scriptae sunt honorificentissimae.10 Mihi regina nostra magna pro opera navata hactenus praemia promittit, neque in maiore aetate immemorem se futuram eorum quae, dum pupilla esset, bene gessi. Ego per vestra loca transire nolim, si id evitari poterit.

    Incipiet iam Monasterii ac Osnabrugi paulo citatius progredi pacis negotium.11 Ventum enim est ad capita rerum.12

    Saluta, quaeso, uxorem et liberos et Petrum admone,13 ne tempus inutile labi patiatur, neque in aliis potius quam in se spes suas habeat repositas.

    Deus vos servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 15 Aprilis 1645.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Guilielmo Grotio, iurisconsulto.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 749 no. 1757. Antw. op no. 7403.
    2 - De Frans-Weimarse ‘aide de camp’ Dirk de Groot was teruggekeerd in de kwartieren van de Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne; zie nos. 7418, postscriptum, en 7420.
    3 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, en de Hessische resident Winand von Polhelm lieten zich lovend uit over de missies van de Frans-Weimarse ‘aide de camp’ Dirk de Groot naar het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel; vgl. nos. 7127 en 7408, en Brandt-Cattenb., Leven II, p. 387.
    4 - De familie was van oordeel dat Cornelis de Groot in Venetië zijn tijd en geld verspilde.
    5 - Willem en Pieter de Groot, advocaten van de Oostindische Compagnie, hadden bijgedragen aan de totstandkoming van een wapenstilstand op het eiland Ceylon. Op 27 maart had de Portugese ambassadeur Francisco de Sousa Coutinho zijn handtekening geplaatst onder een provisioneel Staats-Portugees verdrag over de verdeling van de kaneellanden tussen fort Galle en Colombo (Prestage, The diplomatic relations of Portugal, p. 193-195).
    6 - Grotius hoopte op een initiatief van de zes V.O.C.-kamers (Amsterdam, Zeeland (te Middelburg), Rotterdam, Delft, Hoorn en Enkhuizen) tegen het besluit van de gewesten Gelderland, Utrecht, Friesland, Overijssel en Stad en Lande, dd. 4 maart 1645, om het octrooi van de Verenigde Oostindische Compagnie ‘impetrabel en open voor een ieder’ te verklaren. In mei verenigden de strijdende partijen - met uitzondering van Friesland - zich in het voorstel ‘de voorschr. oude Compagnie, den 4 Maert te voren gebroken, te redintegreren en te herknopen en sulcx deselve te continueren tot ultimo December van dat jaar’ (Pieter van Dam. Beschryvinge van de Oostindische Compagnie I, deel I, p. 65-67).
    7 - Paus Innocentius X was niet ingegaan op een Frans verzoek tot uitlevering van de in de Engelenburcht vastgehouden ‘important’ François Le Dangereux, heer van Beaupuis (Beaupuy).
    8 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 15 april 1645.
    9 - ‘Rohanio’, verschrijving voor ‘Ragozio’.
    10 - In haar brieven, dd. 30 december 1644/9 januari 1645 (no. 7242), had koningin Christina van Zweden haar ambassadeur in Parijs op eervolle wijze opgedragen om zich ‘ad loca nobis propinquiora’ te begeven.
    11 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Ludwig, graaf van Nassau-Hadamar, en dr. Isaac Volmar hadden op 10 maart hun antwoord op de Franse ‘propositio Ia’, dd. 24 februari 1645, overgedragen aan de Munsterse bemiddelaars Fabio Chigi en Alvise Contarini.
    12 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius hadden in Osnabrück visites uitgewisseld met de keizerlijke gevolmachtigden Johann Maximilian, graaf Lamberg, en Johann Baptist Krane.
    13 - De Haagse advocaat mr. Pieter de Groot begeerde een plaats op de Hollandse regentenkussens.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]