eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1274. 1628 juni 17. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Hoewel ick van uE. nu nyet gehadt en heb, soo wil ick de maniere houden van uE. te adviseren ende te bidden om te willen continueren in de goede sorge voor alle, dat ons aengaet.

    Rochelle willen veelen noch dese maend over hebben. Sij en schicken haer daer nyet nae, want sij hebben dese daegen een Engelsman naeckt ende gebonden uyt de stadt doen brengen ende op de wegh nedergelecht met een schrift: dit is een Engelsman sonder religie, dye wij onsen cardinael2 senden om hem te doen instrueren in zijn collegie. Dye van de religie seggen, dat daer vivres in zijn, wel voor drye maenden. Evenwel syet men, dat sij haer van volck soecken te ontlasten, dye weder binnen zijn gedreven, doch de desperatie can den tijdt wel wat verlengen, daer de moeder van Rohan3, dye binnen de stadt is, zeer toe helpt, vermaenende de burgers tot patientie, seggende, dat sij noch geen ratten noch muysen gegeten hebben, gelijck tot Sancerre. De ministers predicken hetselve evangelie. Deselve madame de Rohan maeckt de arme luyden dyets, dat haer soon Rohan sal comen het XXXm. man tot ontset, dye aen alle canten benauwt wordt door de legers van den prins4 ende Monmorancy5. Daer is gesproocken van in 't gemeen te handelen voor Rohan ende Rochelle, 't welck den coning niet goed en vindt. Monsieur de Crequy6 heeft last om met VIm. man vanwegen den coning

    327

    ende eenige, dye den hertogh van Mantua7 in Vrancrijck heeft doen lichten, te trecken in Savoye off daer door in het Montferrat. Dit is een teycken, dat men het nemen van Rochelle wel seecker houdt. De demolitie van de stadsvestingh is gegeven aen St. Simon8, premier escuyer du roy, ende daer is alrede een wel geborduyrde sadel gesonden nae 't leger, waermede den coning zijn entrée sal doen in Rochelle. Hyer gaet een gerucht van Engelsche schepen, dye weder op wegh soude sijn, doch noch ontrent het land nergens vernomen. God geve, dat dit rumoer geen quaed en doe binnen Parijs.

    Ick heb vrij wat gevordert in de beschrijvinge van Grol9, bevind de memoriën. van d'heer Wyts10 zeer pertinent ende wijselijck ingestelt, dye ick oock schyer van poinct tot poinct heb gevolcht, weynich daerbij vougende van 't gunt Verreycken11, dye lieutenant-gouverneur daer binnen is geweest, bij geschrift hadde gestelt. Soo uE. van yemant oyt het quartier Zutfen cont hebben, eenige memorie van de erectie van dat graefschap, annexie met Gelderlant, stichting ende voortganck van Grol, sal dyenen tot cyeraedt. Oock wenschte ick wel te hebben poinctueel verhael van den aenslagh opter Goes12 ende 't gunt voorts in de jaere 1627 ontrent Santvlyet is gepasseert. Mijn werck gemaeckt zijnde sal ick het oversenden volgens uE. advys, twijffel off het beter hyer off daer gedruckt sal worden. De caerten sullen moeten gesneden worden met latijnsche ende Fransche naemen. Behalven dye van Grol ende dye met de hand, dye d'heer Wyts noch heeft toegesonden, soude daerbij dyenen een caerte van 't land Sutfen. Bidde uE. te willen zyen, off hij mij eenige can doen hebben. Ick sal - dunckt mij - oock wat in 't cort moeten doen stellen de caert van de vaert ontrent Venloo13, wenschende van de heer Pijnse14 wat onderrichtinge te hebben van des vyants desseing deses aengaende. Dan sal oock een caerte bij dyenen van Santvlyet. UE. gelieve te dencken, waer wij dit alles best sullen doen snijden ende op wat voet wij het sullen doen drucken om exemplairen genoech te hebben ende buyten schade te blijven.

    Den mareschal de Chastillon15 heeft mij door een goed vrund doen aenseggen, dat hij alles voor mij doen wil met grooten ijver, menende 't land daeraen dienst te sullen doen, wenschende alleen, dat ick mij in 't landt bij de publycke communie ten minste eens off tweemaels 's jaers wilde begeven. Ick heb hem daerop doen weten, dat ick altijd tegen de scheuring ben geweest ende daerom oock tegen de decisie, dat de anderen onse predicanten verjaecht ende dye van ons gevoelen generalijck, eenigen oock specialijck, hebben geëxcommuneert, oock noch onlancx geresolveert gene te ontfangen, dye bekent zijn te zijn van ons gevoelen; dat het oock voor het gemeen weynigh soude helpen, wat een persoon dede; maer dat ick altijd gewenscht had ende noch wenschte, dat daer middel mochte gevonden

    328

    worden om met contentement het eene stuck weder bij 't andere te brengen; dat ick wist, dat Sijn Extie.16 sulcx sochte, maer dat hij bij hevige predicanten wierd getraverseert; oock dat het gevangen houden van de predicanten, het afperssen van boeken geen middelen en waeren om te comen tot reconciliatie; dat de humeuren door sachticheyt mosten werden geprepareert. Hottoman17 is mede bij mij geweest ende heeft mij geseyt, dat Vosbergen18 tegen hem veel goeds van mij hadde gesproocken ende dat hij sonderling mijne vrund was ende veel voor mij doen wilde. Deus novit cor, seyde Longolius19.

    Ick, mijn huysvrouw ende alle de onsen doen onse gebyedenisse aen moeder20, broeders, susters ende vrunden.

    Den XVII Junij XVIcXXVIII tot Parijs.

    UE. dyenstwillige broeder
    H. de Groot.

    Adres: Mijnheer Mijnheer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, ten huise van den Heer Rentemeester van Bewesterscheld tot Middelburgh.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. Hlli. Eigenh. oorspr.
    2 - De Richelieu.
    3 - Zie no' 1263, p. 310 n. 6.
    4 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    5 - Zie no. 1096, p. 69 n. 2.
    6 - Zie no. 1211, p. 221 n. 1.
    7 - Carlo Gonzaga.
    8 - Claude de Rouvroy, duc de Saint-Simon (1607-1693).
    9 - Zie no. 1245, p. 274 n. 10.
    10 - Jac. Wyts.
    11 - Louis Verreycken, kapitein der Kurassiers. Hij is in 1629 in de strijd om 's-Hertogenbosch gesneuveld; zie Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh I, p. 681 en Cuvelier-Lefèvre, Correspondance de la Cour d'Espagne II, no. 1233 p. 393.
    12 - Zie Wagenaar, Vaderl. Hist. XI, p. 55-56.
    13 - Zie no. 1138, p. 118 n. 4.
    14 - Willem Pynssen van der Aa († 1637).
    15 - Zie no. 1140, p. 121 n. 1.
    16 - Frederik Hendrik.
    17 - Jean Hotman; zie no. 1045, p. 1 n. 3.
    18 - Caspar van Vosbergen.
    19 - Gilbertus of Gisbertus Longolius (de Longueil), medicus en filoloog uit Utrecht (1507-1543), of diens oom, de rechtsgeleerde Christoph. Longolius (1490-1522), tenzij dezelfde als in II, p. 99 no. 659 bedoeld wordt.
    20 - Aeltgen van Overschie.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]