eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    409

    1651. [1631 juli]. Van J. Wtenbogaert1.

    Mijn Heer,

    Ick danck uE. seer van de goede affectie om mijne recommandatiën2, daert gelegen komt ende gevoegelick kan geschieden, wat plaats te geven. Ongaerne bemoeye ick uE. om t'respect, dat ick deselve toedrage, ende zijne affaires, maer ick kan't altemet nyet voorbij ende en soude de vrienden niet gaerne doen verliesen d'opinie, dat uE. mij met zijne vriendschap verwaardicht.

    D'excuse van mijnen Aprilschen niet soo haest beantwoord te hebben was onnodich. Ick verlang evenwel somtijts nae een briefken van uE. sonderling blijde, als ick desselfs handt sie. Ick heb d'eere gehad juffr. uE. huysfrou somtijts te sien; hoope, dat hare E. komste herwaarts niet en sal vruchteloos zijn, daervan ick mij gedrage aen haer E. schrijven ende rapport. Ick weet niet, off yemand twijffelt aen eenige opening, die uE. geschiet van eenige redelicke contractten op andere plaatsen. Ick twijfel daeraen gants niet. Dan off uE. zijne huysvrouwe gehoort hebbende niet best sal vinden t'vaderland voor all aan te doen, sullen wij verwachten. Immers wenschen wij daernae met goede reden.

    Gisterenavond quam mij de tijding door een expresse aen mij gesonden van Rotterdam, dat de Loevesteynsche broeders alle seer gesond ende wel te pas die namiddach aldaer waren gearriveert, sijnde uyt de gevangenis geraackt3 door bequame middelen ende Godes hulpe, daervan ick nu niet en mach particulariseren. T'was mij d'aengenaemste tijdinge, die ick in eenige jaren heb gehoort, God sij daervan gedanckt in eewicheyt. De tijdinge is noch versch. Hoe die te hove ende in de kercke smaacken sal, gaen wij alle dagen vernemen.

    D'Zuydhollandsche synodus vergadert dese weeck tot Schiedam. T' 1e gravamen wil de remonstranten weder aen boort met nieuwe sollicitatie van de placaten, het 2e. die van Rotterdam, het 3e. de moyenneurschappen, de reste is van andere haere dingen.

    De heer Witte4 gaet als commissaris opt synodus. Saterdach was - hoor ick - grote contentie in de vergadering van hare Ed. Gr. Mog. op d'Instructie ende hoeverre men de synodalen soude toelaten op die dingen te besoigneren. Men seydt, dattet noch niet gewideert en was. Gedepde. uyt het Collegie van de Edelen ende 7 steden gaen na der Goude, om de quaestie onder de vroetschappen aldaer - die hooch loopen, soo uE., acht ick, wel heeft verstaen - te assopieren.

    Men gaet alle dagen termineren het proces tusschen Leyden ende Amsterdam wegens de Illustre Schoole. De remonstranten sullen mogelick de Schiedamsche synodale maer (?) met een missive begroeten over haer gravamen. Geschiet het, uE. salt sien met gelegenheyt.

    De volle antwoordt op t'Specimen professorum5 is onder de persse, met noch

    410

    yet int nederduytsch ter wederlegging van een libel onlancx bij de Contra vuytgegeven6. Maer het discours, dat uE. maeckt van den Staat rontom (?), is kort ende bundich. Ick weet, dat het soo is ende wij dapper op ons stuck hebben te letten. Wijse luyden houden, dat het niet en sal te redden sijn, soo wij tot gheen rust komen. Die ons die benijden ende beletten en sullen ons uyten noodt niet helpen.

    UE. heeft wel verstaen, hoe de gedeporteerde Rotterdamsche predicanten Nyenrode ende Leewen7 aen d' eene, Beniamin ende Alutarius aen d'ander zijde8, opentlick tegen malcander schrijven. Ick kan mij niet genoch verwonderen over onser kerckelicken dommicheyt, ende noch ist vremder, dat de stuyrluy niet beter op haer stuck letten. UE. geloove, datter niet en ontbreeckt aen goede instructie ende aen sommiger goede wille om te beteren, maer niemant wil d'eerste sijn om de kat de bel aen te binden.

    Wij sullen sien, wat D. Salmasius9 sal doen, als hij sal gekomen sijn. Soude

    411

    S.E. gheen lessen doen, niet meer als D. Scaliger? Dat sal D. Heynsio10 grieven, die d'oplossinge tegen zijn monsterken11 met een swijgert passeert, gelijck oock de HH. professoren de Replyck12.

    Ick bid uE. niet onder te laten te adviseren, wat dies aengaende aldaer vorder sal voorgenomen worden, te weten van D. Salmasio ende de Charentonsche advisen.

    Ick bidde God, mijn heer, dat hij uE. spare, beware, segene, ende blijve alle tijdt uE. dienaer

    J.v.M.

    Tot Doccum in Vrieslandt is verstoringe der remonstranten geschiet ende de predicant13 gevangen. Men hoopt evenwel, dat het niet ten quaetsten sal affloopen.

    Van t'verbael van E. raedsheer Fagel14 ende t'geen bij de synodale daertegen is gedaen heeft uE. gehoort. Ick hoore alles in druck sal comen, dat de synodale ongaerne souden sien.

    Adres: Aen mijn Heer mijn Heere Mr. Hugo de Groot Paris.

    In dorso schreef Grotius: Van Meden. Iulius 1631.

    Notes



    1 - Hs. Bibl. Gem. Rotterdam, coll. Rem. Kerk, cat. v. hss. no. 2076: 5. Eigenh. oorspr. Regest Rogge, Br. Wtenb. III: 4, p. 132.
    2 - Vgl. no. 1647.
    3 - Vgl. no. 1601, p. 358 en n. 6 aldaar.
    4 - Mr. Andries de Witt (1573-1637), secretaris en pensionaris van Dordrecht, lid van het Hof van Holland en herhaaldelijk (1621, 1631, 1632, 1633, 1634 en 1637) als commissarispolitiek gedeputeerd op de provinciale synoden van Zuid-Holland.
    5 - Op de Proeve Van de Lasteringen der Leidse theologieprofessoren (Knuttel, Pamfl. no. 4093) had Wtenbogaert voorlopig geantrwoord met zijn Korte Voorlooper (Knuttel, Pamfl. no. 4094), waarop de hoogleraren op hun beurt antwoordden met Antwoorde Op den Voor-looper (Knuttel, Pamfl. no. 4166). Hierop schreef Wtenbogaert Replyck Der Remonstranten (Knuttel, Pamfl. no. 4167). Het ‘volle antwoordt op 't Specimen professorum’ kwam van Simon Episcopius: Responsio Remonstrantium ad libellum cui titulus est Specimen calumniarum atque heterodoxarum opinionum ex Remonstrantium Apologia excerptarum, instar prodromi in lucem emissum per quatuor prof. Leyd. Harderw., ex off. Remonstr. 1631; Rogge, Bibl. Rem. Geschr., p. 41.
    6 - Nader Vnie Der Remonstranten, vermoedelijk van de hand van Festus Hommius; zie Rogge, Johannes Wtenbogaert en zijn tijd III, p. 248 n. 2; Knuttel, Pamfl. no. 4168; het antwoord van Wtenbogaert bij P.A. Tiele, Bibliotheek van Nederlandsche Pamfletten. Eerste Afdeeling. Verzameling van Frederik Muller te Amsterdam. Eerste deel. 1500-1648. Amsterdam, Frederik Muller 1858, no. 2461. Vgl. Rogge, Johannes Wtenbogaert en zijn tijd III, p. 248 vv.
    7 - Petrus Nienrode, van 1617 tot 1630 calvinistisch predikant te Rotterdam, waar hij moeilijkheden kreeg en met zijn ambtgenoot Jacobus Leeuwius, die vanaf 1620 predikant te Rotterdam was, door de magistraat werd afgezet. Nienrode ging in 1631 als predikant naar Alkmaar en stierf daar in 1639. Hij schreef 1) Korte Aenmerckingen, Tot bewijs, Dat de vijf Artijckelen der Remonstranten, in haerzelven niet tolerabel en zijn, maer het fundament der Salicheydt ende Religie zoo verre raken, dat tot de ghemeenschap der Kercken niet moghen aenghenomen worden, die met verstant en kennisse in 't ghevoelen der zelvighe staen, zonder datse al-voren tot beter verstant ghebracht zijn, Ghemeen ghemaeckt door Lief-hebbers der Waerheyt ... Tot Rotterdam, By Cornelis van Damme, ... 1628; Knuttel, Pamfl. no. 3830a; 2) Oprechte ende grondighe verclaringhe van eenighe Notulen, in Mayo 1630 ghestelt by het meerendeel des Kercken-Raedts van Rotterdam. Welcke ghementioneert worden inde Acte van suspensie vanden 7 Aug. 1630. Corts daer nae gedr. met dese Tytel Copye van de Sententie by mijn Heeren Bailliu, Burgermeesteren ende Vroetschappen der stadt Rotterdam. Ghegheven teghens vier Predicanten ende Ouderlinghen aldaer, den 7en Augusti, Anno 1630. Voor een provisioneele noodighe verantwoordinghe ... Mitsg. twee brieven, enz. Wtrecht, voor Corn. van Nienrode ... 1631; Tiele, Pamfl. I, no. 2463 en 3) Copye Van een Missive Petri Nienrode ende Jacobi Leevvii, Bedienaren des H. Euangelii tot Rotterdam, gheschreven tot justificatie van hare oprechte ende grondige verklaringhe van eenighe notulen etc. tegens seecker boexken geintituleert Klare ende korte provisionele verantwoordinghe Benjamini van Rijswijck ende Henrici Alutarii, etc. Mitsgaders Corte Aenmerckinghen teghens haere Consideratien over de twee Brieven Petri Nienrode ende teghens die byghevoeghde Consultatie achter haere Verantwoordinghe ghestelt. Gedruckt tot Leyden, By Josephus vander Nave .. 1631; Knuttel, Pamfl. no. 4171. Van deze Rotterdamse kwestie is ook in voorgaande brieven bij herhaling sprake; zie nos. 1535, 1548, 1549, 1553, 1554, 1558, 1559 en 1568.
    8 - Benjamin van Rijswijk, vanaf 1625, en Henricus Alutarius, van 1627 tot zijn ontslag in 1630 calvinistisch predikant te Rotterdam; Alutarius stierf in 1634.
    9 - De Franse klassiek-filoloog Claude de Saumaise, die dit jaar (1631) tot hoogleraar te Leiden benoemd was op de plaats van de in 1609 overleden Joseph Justus Scaliger.
    10 - Daniel Heinsius, die het Salmasius nooit heeft kunnen vergeven, dat deze de benoeming, die, naar hij meende, hem, Heinsius, toekwam, had aanvaard; vgl. Van der Aa, Biogr. Woordenb. XVII 1, p. 35.
    11 - Monsterken Van de ontrouwicheyt ende notoire leugenen der genoemde Remonstranten; Knuttel, Pamfl. no. 4072. Dit geschrift van Heinsius was door Wtenbogaert beantwoord met zijn Op-lossinge Van de ontrouwigheyt ende notoire Leughenen, den Remonstranten met groot onrecht op-ghedicht, in 't Monstreus Monsterken; Knuttel, Pamfl. no. 4165.
    12 - Wtenbogaerts Replyck Der Remonstranten; Knuttel, Pamfl. no. 4167, tegenschrift van Antwoorde Op den Voor-looper Der Remonstranten door de Leidse theologieprofessoren Walaeus, Thysius, Polyander à Kerckhoven en Rivet; Knuttel, Pamfl. no. 4166. Voor de Voor-looper zie Knuttel, Pamfl. no. 4094, welk geschrift weer gericht was tegen de Proeve Van de Lasteringen, ende vreemde Leer-stucken der Remonstranten; Knuttel, Pamfl. no. 4093. Zie ook p. 409 en n. 5 aldaar.
    13 - Chr. Henrici Ouwens († 1673 ?).
    14 - Mr. François Fagel; zie no. 1578, p. 320 n. 2.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]