Mijn Heer,
Vier dagen geleden heb ick ontfangen uwen van den 26 Decemb.2 ende op gisteren die van den XV Jann.3, drie die tusschen beyden gaen4, weet ick niet, off noch op wech sijn. Het cijfer is mij wel behandycht.
De Staten van Hollant, nietiegenstaende groote devoiren bij haer gedaen, hebben tot noch toe niet connen resolveren tot continuatie van alle de troupes, hoewel mijnheer den prins5 haer versouck(t), dat sij boven degene, die staen op de drie staten van oorloge: vijftych compangiën, het regiment van den heer Van Charnassé6 ende vijffhondert man in garnisoen tot Emden, geen lasten sullen dragen, maer deselve werden betaelt wt de Franse penyngen. Veele steden soucken haer wel te accommanderen7, maer met reserve dat het maer soude wesen voor
48
ses maenden ende dat van nu aff, dien tijt verlopen sijnde, men deselve soude houden voor gecasseert. Andere houden aen om die datelijck te doen casseren, opdat de aenblijvende wel mogen werden betaelt, wel gemonstert ende de finantiën gesuesteneert. Uffo8 ende andere gebruycken bij Aristoteles'9 volck inductiën, oock comminatiën10, hetwelcke bedencken geeft, cur tanto studio hoc agatur. Dat Aisma11 met ambassadeur12 van Spierinck13 heeft gesproocken, hadde hij geschreven, alsoff bij geval was geschiet. Ons Neeff14 heeft de beste opinie van die man15 niet16. Felix17 mocht daer noch wel van hooren. Aelianus18 maeckt het met Numerianus19 wel, met Valerius20 qualijck.Men heeft hier opinie wt het schrijven van den heer Aisma, dat de croone van Sweden staet om apart met den keyser21 te handelen; den graeff van Brandesteyn22, in dienst van Sweden, soude sulckx hebben laten weten aen Weerdenberch23, secreten raet van den keyser.
De tijdyngen, dat Gallas24 [en] Ian de Waert25 haer souden bij Hatsvelt26, Gotsen27 ende Picolimini28 hebben gevoucht om Bannier29 te gaen besoucken, continueren soo breet niet. Wij crijgen wt Duytslant tijdyngen, dat den generael Bannier L(a)uwenburch ende Leipsich heeft verovert.
Wat ick voor Crayenburch30 alreede hadde gedaen, sal uEd. sien wt mijn schrijvens van den drie ende twintychsten31, ende alsoo ick ende den vrient, daer ick mede hebbe gecommuniceert32, dien voet den beste ende seeckerste vinden ende verde den profijtelijcksten ende corsten, ende uEd. concept licht soude haperen off int begin off int progres, soo heb ick, . ch .. ende .. horende inh .. ende de presen-
49
tatie aen mij gedaen, oock met Calaber33 gesproocken vertonende, wat occasie Suenno34 heeft om Crayenburch elders voordeel te doen hebben, doch hebbende hem gedestineert tot dienst van Gelher35, dat hij, alvoren eenyge ander occasie waer te nemen, Crayenburch aen hem wil presenteren ... oft hij hem soude gelieven te gebruycken, vertonende de gunste van Cimon36 ofte Aristoteles37 spade soude bij commen ende hij daerop met tijtverlies niet mocht wachten. Waerop Gelher, vlijtelijck advouerende, dat het van Cimon38 off Aristoteles39 niet moste werden gewacht, aengeboden heeft hem, Crayenburch, te favoriseren, waer hij kan; dat hij dese somer een maent drie, viere het leger soude volgen; hem begeven in dienst te voet ofte te paerde ende dat hij bij mijnheer den prins alles sal doen om hem bij de eerste voorval te avanceren. Vraechde, off Crayenburch hier was. Ick seyde, hij was in Vranckerijck ende daer alle exercitiën leerde, dat hij was van goet fatsoen, goede studiën, in mathematicis wel ervaren, wel opgebracht, van goede hope, goede apparentie. Begeerde ick uEd., ten eynde het de vrienden van Crayenburch mededeelt, soude laten weten. Deselve zullen nu moeten beraden, off sij hem te voet ofte te paerde willen laten dienen ende wanneer over behoort te commen. Ick soude van opinie sijn, dat hij met eenyge goede advisen moste commen, om hem dan met eenen te presenteren. Den wech, die uEd. voorstaet, valt seer lanck ende costelijck. Mijn oogemerck is hem een compangie te doen hebben, sonder welcke Van den Bosch40 seyt die professie niet en heeft te beduyden.De vraechstucken sullen eerstdaechs werden gesonden41.
Desen 25 Jann. 1637. Verte.
Ons Neeff seyt mij, dat het daer wert verdicht, dat sijn Hoocheyt gelt aen den grave van Soisons42 soude hebben geleent, dat met weten van Zosimus43 aen hem is geschreven, dat, indien sijn Altesse hier gelieffde te commen met voorweten van den conynck44, dat hij niet alleen soude wellecom wesen, maer oock ontfangen naer men die van de extractie behoor(t) te ontfangen; indien het was sonder des conynckx goetvinden, dat men wenste accommodatie met den conynck conde werden gevonden ende wel soude doen middelertijt in een neutrale plaetse als Luyck hem te retireren.
Van Chavigny's45 discredyt was verwondert.
Gallas seyt men, dat marcheert.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer De Groot, Raet ende Ambassadeur van de Coninginne ende Croone van Sweden bij den Alderchristelijcksten Conynck.
50
In dorso schreef Grotius: 25 Ian. 1637. N. Reig.
En boven aan de brief: Rec. 20 Febr. 1637. ap .... d ..