1 -
Hs. U.B. Amsterdam, cod. 30 An. Gedrukt Brieven van M. van Reigersberch door Vollenhoven en Schotel p. 1; id. door Rogge p. 45. Ik kan dezen brief niet met zekerheid dateeren. Hij is uit Den Haag geschreven, dus vóór Juni 1613, toen het gezin naar Rotterdam verhuisde. Uit den tijd dat Grotius in Engeland was, Maart-Mei 1613, zooals Rogge p. 10 meent (p. 45 stelt hij hem vóór die reis) is onwaarschijnlijk, want toen zal Casaubonus (Kaseboon) geen brieven naar Den Haag geadresseerd hebben. De ‘drie brieven’ van De Groot kennen we niet: n
o.
212 is de eenige dien wij uit dezen tijd hebben. Wie is Tiodati? Rogge ziet in hem den Geneefschen professor, Jean Diodati, die wèl voor de Synode naar Holland is gekomen, maar van een vroeger bezoek aan ons vaderland is niets bekend. Theodorus Diodati, de uit Genève afkomstige medicus te Londen, die o.a. met Casaubonus bevriend was, is 3 Aug. 1594, ten zelfden dage als Grotius, als student te Leiden ingeschreven, en nog eens 18 Sept. 1615; anderen van dezen naam noemt het Album studiosorum in deze jaren niet. Onder de Waalsche predikanten in het Bulletin Eglises Wallonnes III (1888) vind ik geen Diodati; en wanneer Juffrouw van Dorp doodziek is geweest, meldt de historie niet. Als advocaat-fiscaal moest Grotius veel op reis; in n
o.
165 spreekt hij van drie reizen kort achtereen. Dat zullen echter niet zulke groote reizen zijn geweest en daarom stel ik dezen brief in den tijd, dat De Groot naar Oostfriesland was, welke reis van 22 Augustus tot begin October 1611 duurde. De ‘15e’ moet dan 15 September zijn. Wat tegen deze onderstelling spreekt is alleen, dat Casaubonus, sedert hij Oct. 1610 in Engeland was gekomen, nog niet geschreven had (zie n
o.
218), Het zou dus een brief moeten zijn, die heel lang onderweg was geweest, wat in dien tijd niet onmogelijk is. Of is hij van 15 Maart 1612? Zie n
o.
234.