Mijnheer,
Gelijck ons uyt Venetiën ende andere quartieren van Italiën het ontset van Casal ende de groote victorie van de Fransoisen is geconfirmeert2, soo brengen ses scepen van
284
Farnambucq gecommen ons tijdyngen, hoe het principaelste dessein van de Spaense, die met seer grote macht meerder als van 80 scepen, 12000 mannen die quartieren hebben gemeent te overrompelen, is misluckt, hoewel van 36 scepen, die de compangie in zee op die cust hadden, maer 12 haer devoir hebben gedaen, van alle hetwelcke ick uEd. de particulariteyten, die nu onder den druck sijn3, noch desen avont hope mede te deelen. Aen twee cappitainen van de onse, die aen haer devoir geseyt werden gemanqueert te hebben, is bij capitale executie exemplaire straffe gedaen. Drie is het swaert over het hooft gegaen, eenyge schippers als pol[t]rons thuys gesonden. Hoe het binnensslants, daer wel drieduysent Spaense geseyt werden voet geseth te hebben, staet, moet men eerst met de naeste scepen wachten. Men gelooft eenyge ingenios ende suykerrieden sijn verbrant, maer dat de Spaense troupes haer beswaerlijck connen salveren, bijsonder 1600 ontrent Rio Grande gelant, dewelcke de handen van de Brasilianen, de onse seer geaffectionneert ende de Spaense viant, niet sullen ontcommen.Het tractaet tusschen den biscop4 ende de stat Ludick gesloten meenen veele, dat beswaerlijck sal bij den biscop werden geapprobeert. Het dessein, dat eenyge tegens Ceulen wilden hebben geformeert, meenen sij te werden gedilayeert om de groote macht van den keyser ondertusschen geen gelegentheyt te geven andere avantagiën te soucken. Ende om de conjunctie van de keysers ende Beyers5 leger te balanceren wert den heer mareschal Bannier6 versterckt met de troupes van den hertoch van Longueville7 ende een groot deel van de lantgrav[in]nes volck8, die men seeckers hout in openbare rupture comt. Somyge willen den hertoch van Lunenburch9 van sijn volck mede daerbij voucht, waermede den heer mareschal Bannier geresolveert schijnt Picolomini10 tegemoet te trecken. Godt geve sijn voornemen goet succes, waeraen niet alleen Duytslant, maer oock Nederlant sooveel is gelegen.
De ambassadeurs11 vertrecken noch dese weecke naer Sweden; off tegens Denemarcken sooveel vigeur sal werden gebruyck als Numerianus12 garen sage, wert bij veele, die daer het gesech hebben, seer getwijfelt.
Sijne Hoocheyt13, die te Philippine met sijn meeste macht is gelant, logeerde den nacht tusschen saterdach ende sondach tot Assené, een dorp ontrent het Sas van Gent, vanwaer sondachmorgen optrock met ontrent twintychduysent man te voet, 63 compangiën paerden; de marche gynck naer Brugge, sijnde graeff Hendrick van Nassou, gouver-
285
neur van Vrieslant14, met duysent paerden, eenych voetvolck vooruyt om het velt te ontdecken ende de passagie te nemen over de Leye. Den graeff Willem15, die, voor sijn Hoocheyt tot Philippine was gelant, met 7000 off 8000 te Sluys was gecommen, was gepasseert de forten van den viant ende hadde over Lapscheyr een brugge geslagen tusschen den saterdach ende sondage nacht, die aen wedersijden was geretrancheert, ende is de Soute ende Soete gepasseert; sijn ordre hadde voorts in scriptis, die hij daer moste openen. Het dessein is seer heroyck ende important; naer ick het begrijpe soude men niet alleen Brugge, Damme ende alle de omliggende forten teffens belegeren, maer oock in deselve circumvallatie Blanckenberge besluyten ende daertoe gebruycken de vaert, die den viant tot versterckynge van sijn lant voordesen heeft gegraven, welck dessein den viant sonder bataille te hazarderen niet sal connen beletten, die oft hem raetsaem is in het herte van sijn lant te geven, connen die het oorloge verstaen oordeelen. Van eenyge macht, die den viant daerontrent hadde, hooren wij niet sijnde het meeste volck soo ontrent Duynkercke als in het lant van Waes, die tijt van noode hebben, eer sij haer versamelen, connende het volck uyt het lant van Waes, daer sij sondage noch meenden sijne Hoocheyt het hadde gemunt, naer Brugge niet toe sacken sonder Gent, dat al een groote detour is, te passeren. Lamboy16 was al in Brabant gesackt, doch brachte niet over de drieduysent man; veele seggen van duysent minder. Vijff, ses dagen sullen ons veel leeren. Sijne Hoocheyt was vol goede resoluyte. Godt wil soo loffelijcken voornemen segenen, daervoor staet te bidden ende voorts tegens aenslagen toe te sien sijnde met affgeworpen brieven ontdeckt een op Schenkenschans van nieuws geformeert. De voerage was voor de ruyterie in Vlaenderen in groote abondantie. Indien nu het Franse leger sich met geen belegerynge en amuseert, gelijck eenyge meenen het niet en sal, maer intrecken, soo sal nootsaeckelijcke diversie moeten vallen.De wisselynge van den gevangenen, daer den viant seer op heeft geïnsisteert, blijft haperen, alsoo men niet kan verstaen, bijsonder tegens den somer, de Spaense in Brabant te senden.
Uyt Engelant slaet men voor een gemeene Oostindische Compangie te maecken met bemiddelynge van de differenten uyt het gepasseerde in Amboina17 ende elders genomen ende soo seer het leste behaecht, soo weynych siet men middelen tot het eerste. In het parlement laet hem niet aensien den conynck sijn contentement sal vinden; mach dat strecken tot accommodatie met Scotlant, sal veele sijn, maer soo verder gaet, sal in plaetse van redintegratie van de autoriteyt in Scotlant oock die in Engelant vervallen.
Den tour in Irlant gespeelt, daer de subsidiën voor sijnde gegaen, als men op de gravamina soude vergaderen, het parlement is gedissolveert, siet verde ende de vergiffenisse bij den biscop Joseph Hall18 in het parlement versocht toont men daer vrij durft spreecken. Corte dagen sullen ons wijser maecken.
Desen 21 Mey 1640.
In margine: De Westindische actiën vallen meer als sij rijsen; dan dat siet op particuliere profijten.
Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur van de coninginne ende crone van Sweden bij den Alderchristelijcksten conynck.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 29 Mey.
En in dorso: 21 May 1640. N. Reigersberg.