614
Mijnheer,
De seer waerde ende hoochaengenaeme comunicatie is mij van den 3 novemb.2 wederom wel ingelevert worden; bedancke u Excell.tz ten hoogsten voor de goede continuatie.
Daerentegens is van hier niets sonderling nieuwes, alleen sal ick seggen, dat de heeren ambassadeurs3 van Hamburgh alhier gearriveert zijn. Men segt, dat deselve tot contentement van desen staedt een alliantie opgerecht hebben. Naer haer rapport4 is men seer verlangende, maer alsoo deselve secreeterwijse gedaen is, soo sal het wat verdect blijven; de aggreatie van 'tselve rapport sal den tijt evenwel niet ontdeckt laeten, dat u Excell.tz ick alsdan t'adviseren niet mancqueren sal.
Den 7en deses is alhier door den jonge prince van Oragniën5 met veele suytten van de hooge militaire beneffens de 30 carossen ingehaelt worden den ambassadeur van Vranckrijck mons.r De la Tullerye6 ende is 3 daegen gedesfroyeert worden yeder daech tot 400 gulden. Ick meene, dat sijne propositie alleen in complementen bestaen sal.
De heer veldmaerschall Smitbergen7 nevens den heer generael-mayor Taupaddel8 sijn hier voor weynich daegen gearriveert ende naer 3 à 4 daegen verblijff wederom vertrocken, haere reyse nemende over Bremen naer de Wijmaersche armee toe.
Wat wij uyt Duytsland hebben sal u Excell.tz gelieven uyt bijgaender copy9 te nemen.
Eyndigend bevele u Ex.tz nevens desselfs gansche familie naer vrundlijcker salutatie in de genadige protectie des hoogsten, ende verblijve,
u. Excell.tz dienst- ende vruntwilligen.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 22 nov.
In dorso staat in andere latere hand: 11 (?) 9b. 1640.