Mijnheer,
U Excell.tz hoochaengenaemen ende seer waerde missive van den 24 passato2 is mij wederom wel geworden; bedancke u Ex.tz ten hoogsten voor de continuerende goede comunicatie.
Daerentegens is vanhier tegenwoordich weynich ofte gants niet schrijvenswaerdich te melden. Alleen verstaet men, dat sijn Hooch.t mijnheere den prince van Oragnen van d'Ommelanden - alwaar hij tot het gouvernement van selvige landen gehuldiget worden ist - eerstdaechs wederom thuys coomen sal, voor welcke comste mons.r de La Tullery3 in sijner negotiatie weynich uytrechten can.
Dat wij uyt Duytsland hebben is uyt bijgaender copie4 te sien.
Hiermede eyndende ben u Ex.tz nevens desselfs famille in de genaedige protectie des allerhoogsten trouwlijcken beveelende, ende verblijve,
U Excell.tz tot diensten altijt bereytwillig.
Haagh, den 3 Decemb. 1640.
Over het bedencken u Ex.tz mij voorstellende antwoorde ick over 8 daegen5.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 12 Dec.