Mijnheer,
De sieckte van ons broeder,2 die mij subyt in Zeelant heeft getrocken, is oorsaecke dat uEd. nu met eenyge ordinarese van mij niet en heeft gehadt. Ende nu weder hier gecommen sijnde, sal ick op alle de uwe die ick hebbe gevonden, niet anders seggen als dat ick geduyrende mijn absentie het bouck van Riveth3 met attentie hebbe gelesen, die mij dunckt niet min metterdaet te presteren als hetgene hij hadde belooft, capterende alle occasiën om uEd., die hij seyt met respect te willen tracteren, sooveel mogelijck te crencken ende hatelijck te maecken, namentlijck bij mijnheer den cardinael ende de crone van Sweden. De voornaemste passagiën, die meest aenstotelijck sijn ende daer vrij wat op valt te seggen, hebbe ick geëxtraheert, die ick oock hiernevens vouge.4 Naer mij dunckt, soo loopt hij in sijn heel werck verre buyten het spoor, tracterende - hetgene nu duysent malen mach sijn geschiet - de dispuyten selffs in plaetse van het middel om die uyt den wech te leggen. Het is hem leet dat hij in alle houcken souckende niet meer heeft connen voortbrengen dat hij meent uEd. hinderlijck te connen sijn, als blijckt uyt het extract uyt den brieff bij uEd. aen mij geschreven,5 die sooveel te passe comt op dit subject als het vijffde wiel aen de wagen. Dat uEd. in die tijden altijt gedreven is geweest met een ijver van vereenynge, connen veele van uwe schriften getuygen ende namentlijck, soo ick goede memorie hebbe, de dedicatie van Christus patiens in den jare 1608 ofte daerontrent aen den heer president Janin gedaen;6 voorts uEd. correspondentie met Casaubono daerop gehouden,7 gelijck mede met Milio,8 op welck subject eenen brieff, geschreven 1617 off daerontrent, noch berust onder Colvio, schoonsoon van Milius, jegenwoordych
212
predicant binnen Dordrecht.9 De dedicatie van de eerste editie van uEd. bouck de Iure belli et pacis10 toont dat oock claer. Ter goeder trouwen kan ick niet sien dat Riveth gaet, die voor desen, ten tijde den ambassadeur Rey hier was, soo malitieuselijck heeft gehandelt11 ende ex professo uEd. naem altijt heeft gesocht te crencken, hetwelcke hij nu doet pessimo inimicitiae genere, laudando. Ick sal verlangen te sien hetgene uEd. jegens dat schrift heeft gestelt,12 niet twijfelende ofte sal soo sijn gematycht ofte hij sal sijne pointen soo wel vinden als hij die geeft.Laurentii bouck13 hebbe ick noch niet gesien, sed dicitur ineptire. Off hij evenwel heel dient onbeantwoort gelaten, sal uEd. best oordeelen.
In Engelant blijven de saecken in deselffde onseeckerheyt ende seyt men den conynck naer Ierlant sal gaen. Gebrian meent men hier dat versterckt sal worden met drieduysent man uyt de troupes van dese landen, die den conynck sal onderhouden.14 Hollant hout de reductie van de compangiën voor gearresteert. De ambassade van Engelant bij ses provintiën vastgestelt, is wederom in de Staten van Hollant, die tot dien eynde ende om meer gelt te verschaffen sijn beschreven, in deliberatie gebracht; dat bij veele de difficulteyten continueren ende die daertoe souden connen verstaen, de instructie alvoren souden willen examineren.15
Desen 3 Mey 1642.
Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 14 [Mey].
En in dorso: 3 Mey 1642 N. Reigersberg.