eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    91

    6687. 1644 februari 1. Van P. Spiring Silvercrona.1

    Mijnheere,

    De Fransche gevolmachtigen nae Munster maacken sich allenskens tot haer vertreck vaerdich, doch vermeine niet dat se binnen de drie naeste weecken vanhier sullen opbreecken.2 De heeren Staten-Generael hebben bij deselve aengehouden om in de tituleringen en andere bewijsingen van eere gelijck die van de Republicque van Venetië te mogen getracteert werden, maer niets geobtineert.3 Hier vallen swaere deliberatiën over het Dennemarckse werck, daervan wij de rechte beschaepenhijt tot noch toe niet en weeten.4

    Wt Hamburg hebben wij van den 22e passato dat de conincklijcke Sweedsche armee sijne quartiren geluckich door gans Jutlant hadde genomen. Dat ettelijcke regimenten avanceerden nae de Coldinger brugge om te sien deselvige te occuperen.5 Dat het hooftquartier doens voor drie dagen te Hadersleven was geweest6 ende deses seits des Cleinen Belts als tussen Fuenen, Jutlant en Holstijn gans geen resistentie gedaen wirde, behalven 'tgeene wt Gluckstad en Crempen geschiede.7 Dat aen beider zijden de wervingen te Hamburg in der stilte sterck voortgingen ende het Deensch volck al in Gluckstadt gebracht wirde, daerbinnen sich nu eenige duisenden bevonden. Dat den Deenschen reichscanselaer en ambassadeur van Osnabrugge te Hamburg was aengecomen,8 ende bevonden sich aldaer mede vorstelijcke Holstijnsche gedeputeerden, die aen den Sweedschen cammerier 50000 reichstahler telden, ende soude nae twee maenden noch 50000 reichstahler erlegt werden.9 De ridde[r]schap soude om 200000 reichstahler geaccordeert sijn. Dat den vorst van Holstijn aen den Sweedschen het starcke huis Trit-

    92

    tau heeft ingeruimt, ende veele Coningsmarckse ruiters wt Pommeren comende gingen nae d'armee.10 Den coning van Dennemarcken sijnde te Coppenhagen soude sooveel mogelijck armeren ende hadde sijne Mayesteit eenige afgesanten nae Stockholm afgevaerdicht.11

    Wt Sweden en is noch niets ingecomen. De keyserlijcke armee heeft sich nae de veroveringe van Zittau gans in de quartiren gelegt, deels in Bohemen, Moraviën, Oostenrijck ende Slesiën. Ontrent Hamburg hebben de Sweedsche den keyserlijcken oversten Both gevangen becomen ende hem nae den veltmarschalck gevoert, ende also hij voordesen de croone veel schaede gedaen, oock bij den lesten inval in Lijflant troepen doens gecommandeert heeft, soo mochte het voor hem wel een swaer proces geven.

    Den coning van Dennemarcken soude in Zeelant 8000 man bij malcanderen hebben, doch meerendeels boeren. Wt Lubeck van den 21 passato word mij geaviseert dat doens voor 4 dagen te Straelsond een schuite wt Sweden comende soude aengelangt sijn, ende daerbij een secretaris12 overgecomen, die spoedich nae sijn Excellentie den heere veltmarschalck gepasseert is; van denwelcken men sooveel vernomen, dat het doens voor 3 weecken noch gans still in Sweden is geweest, doch dat de volckeren nae de grensen13 gemarcheert waaren, soodat se buiten twijfel nu mede daer in actie sullen sijn, 'twelck met den naesten staat te vernemen.

    Waermede verblijve, mijnheere,

    u. Exc.tie dienstwilligste.

    Den 1 Februari 1644.

     

    Desen middach is door verwaerloosinge van 't vier 't gansche dack met het toorentje van de Fransche kerck op 't Hoff wechgebrant.14

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 10 Febr.

    Bijlage:

    Wt Bremen, den 7e Jannuari 1644.

     

    Verweecken Dingsdag is den Deenschen cantselaer en ambassadeur van Osnabrugge hier doorgereist.15 Heeft sich niet lang gesuimt, maer sijnen wegh spoedig op Veerden genomen. De heere grave van Eberstijn is tegenwoordich te Coesvelt,16 ende schijnt het dat de Hessische wat wichtiges in 't sin hebben, ende de heeren Staaten eenig volck afdancken ende hunlieden overlaeten sullen, daermede haere guarnisoenen te besetten ende haer eigen volck in één corpus te formeren, tot wat intent can niet weeten. De Beyersche sijn nu in haer quartiren gegaen. De Lottaringsche ende Lamboysche hebben

    93

    haer quartier in 't aertsstift Trier.17 Den lantdagh in dit aertsstift18 is niet voltrocken, doch soo wijt geslooten dat men den heere general-major Coningsmarck, soo wanneer hij het lant verschoont, eene tamelijcke somma gelts soude geven, ende heeft den landdagh toecomende Dingsdag reassumeert sullen werden.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 13, 132 en 128 (bijlage). Niet ondertek. Brief en bijlage zijn van de hand van Spirings secretaris Pieter Pels.
    2 - In een schrijven van 23 januari had staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien opgedragen om hun verblijf in Den Haag af te breken. In hun antwoord, dd. 1 februari 1644, moesten de Fransen erkennen dat de onderhandelingen over een nieuwe Frans-Staatse ‘alliantie offensive ende defensive’ in een impasse waren geraakt (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. LI-LII).
    3 - De Fransen waren vooralsnog niet bereid om de Staatse delegatieleden ter vredesconferentie dezelfde ‘eer en tytulen’ te verlenen als aan de ambassadeur van Venetië; zie nos. 6632 en 6638.
    4 - De beraadslagingen over het standpunt dat de Staten-Generaal moesten innemen in het Zweeds-Deens conflict. Met de dag groeide bij de Zweedse resident de vrees dat Hollandse kooplieden aan de koning van Denemarken wapens en kruit zouden gaan leveren; vgl. no. 6673, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 52-56 en p. 294-295.
    5 - Deense boeren hadden de brug vernield. Over de toegevroren Kolding-Fjord konden de manschappen van de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson toch het uiterste noorden van Jutland (het gebied van Vendsyssel, ten noorden van Ålborg) bereiken.
    6 - Alle aandacht van de Zweden ging uit naar de oversteek over de Kleine Belt naar het eiland Funen. Voor een inspectietocht naar de schans van Middelvaart (Middelfart) verliet opperbevelhebber Lennart Torstensson tijdelijk zijn hoofdkwartier te Haderslev.
    7 - De omgeving van Krempe en Glückstadt was op last van de Deense gouverneur Christian von Pentz onder het water van de Elbe gezet.
    8 - Kanselier Just Høg, hoofd van de Deense delegatie te Osnabrück, wachtte in Hamburg op de inwilliging van een verzoek om met een Zweeds vrijgeleide naar zijn vaderland terug te mogen keren (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 395-396).
    9 - Het bedrag waarmee hertog Friedrich III van Sleeswijk-Holstein-Gottorp het oorlogsgeweld afkocht (no. 6684). Eerder had hij de poorten van zijn vesting Trittau (ten noorden van Hamburg) voor de Zweden moeten openen (Fridericia, o.c. II, p. 373).
    10 - Het afgelopen najaar had het Zweedse expeditieleger van generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck, in Pommeren een aanval van de keizerlijke generaal-majoor Joachim Ernst von Krackow (Krockow) afgeslagen.
    11 - De Zweedse agent Harald Appelboom bracht in zijn brief van 1 februari (no. 6684) hetzelfde oorlogsnieuws.
    12 - Vermoedelijk de koerier Lars Månsson (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 93 en p. 168).
    13 - De invasie van de Deense gewesten Halland, Skåne (Schonen) en Blekinge.
    14 - De brand in de Waalse kerk op het Haagse Binnenhof; vgl. nos. 6685 en 6704.
    15 - De Deense kanselier Just Høg nam op 9 januari de koets naar Bremervörde, de residentie van prins Frederik, administrator van het aartsbisdom Bremen.
    16 - De Hessische bevelhebber Caspar, graaf van Eberstein († 1644), hield in Westfalen garnizoenen in Lippstadt en Coesfeld (ADB V, p. 581-582). In februari bracht hij een bezoek aan Den Haag (Acta pacis Westphalicae; Diarium Volmar I, p. 77).
    17 - De Zwabisch-Beiers-Lotharingse troepenmacht viel na de slag bij Tuttlingen (24-25 november 1643) uiteen. Het leger van hertog Karel IV van Lotharingen, versterkt met manschappen uit het leger van de keizerlijke legeraanvoerder Willem, baron van Lamboy, trok thans plunderend door het land van Trier en de Eifel (Gazette 1644, no. 13, dd. 30 januari 1644).
    18 - De Staten van het aartsbisdom Bremen kwamen op 19 januari bijeen. Op 21 januari namen zij schriftelijk contact op met de Zweedse generaal-majoor Hans Christoph, graaf van Königsmarck (Lorenz, Das Erzstift Bremen, p. 45).