eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    228

    6763. 1644 maart 14. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime domine legate,

    Cum decem naves Danicae armatae et aliae subditorum piraticae infestent Balthicum mare, nescio quomodo adhuc de missione literarum aliquid tuti expectare possimus,2 cum domi glacies impediat exitum navium nostrarum. Neque etiam Gotheburgum tutius itur, cum situm sit inter Norvegiam et Hallandiam Cimbrico freto proximam. Eadem est causa, cur causarum belli declarationem habere non possimus, unde credo a legatorum Excellentiis Mindae tale quippiam parari.3

    De Muscovita et Polono nihil adhuc certi habemus. Ad utrumque legatos miserat Daniae rex,4 pro quo a Bauditzio in Sarmatia colliguntur milites.5 Nuperrime enim 180 millia imperiales Lubeca in eam rem Dantiscum missi. An etiam idem Gedanum concedat, nondum aliquid certi comperire potui.6 Voldemarum comitem circa Muscoviam cum suis occisum esse aiunt.7 Quam habilis ex Juthia exeat exercitus noster, in tractatu quodam Belgico probatur, qui ostendit Danicum bellum communi in Germania protestantium causae utilissimum esse.8 Belli societatem perpetuam cum caesare vix inibit Danus, cum regni Daniae senatores promti satis sint ad pacem,9 offensi a machinationibus regiis nostra arma in se irritantibus, et magnae in publicis belli pacisque negotiis authoritatis. Accedunt Galliae et Foederati Belgii mediationes, quorum uterque propter Austriacos, alter propter commercia summa ope procurabunt quietem.10 Nonnulli volunt dominum Davausium pridie ex hac urbe Daventriam euntem clanculum ad componen-

    229

    dum bellum in Suediam contendisse.11 Quid Anseaticae urbes Lubecae concluserint, adhuc ignoratur; nonnulli volunt illas parare defensionem in omnem eventum. Ragotzii irruptio in Ungariam ab omnibus Germaniae locis confirmatur.12

    Literae Holmenses 23 Decembris datae13 nuntiant omnia in Suedia bene esse et summa ope militiam terrestrem maritimamque parari. Gustavum Hornium volunt Sconiam cum exercitu intrasse,14 Christianopolin15 occupasse et partem copiarum in Norvegiam misisse.16 Torstensonius adhuc Haderslebiae est;17 ingentem navigiorum vim colligit ad invadendam Fiunniam a rege ipso et quinque millibus obsessam. Quaedam regiae naves Traumundae, in Sunda et Albi dispositae sunt.18 Gluckstadienses 4000 milites possidentes19 emiserunt naves pro recuperandis tribus armatis et septendecim onerariis navibus Ripae a legionis equestris praefecto Daniele occupatis.20 Nonnulla regimenta ex Holsatia in Pomeraniam eunt, quae a Duglassio21 in Silesiam ducantur et Glogavio annonam praebeant. Iuxta Albis ripam inter Hamburgum et Gluckstadium erigitur castellum.22 Navigationes in Suedorum portus et omnia in Daniae regno privatorum cum exteris nationibus literarum commercia diplomate a rege prohibita.

    Torga in Misnia a caesare occupata et a Saxoniae principis militibus custoditur.23 Nostrae in Silesia munitae urbes castellaque prope omnia a commeatu prohibita et a milite caesareano circumcessa. Volaviense praesidium invasionem caesareanorum ita retudit,24 ut quingentis occisis obsidionem relinquere cogerentur. Saxoniae dux de subsidiis

    230

    apud caesarem sollicitavit ad vindicandas sibi urbes a Suedis occupatas,25 quod ipse praestare non potest antequam virescat campus et pabulum praebere possit iumentis. Sed et obsidionem urbium et succursum Daniae regis principumque multum impedient Ragotzii arma et Duglassii ex Pomerania in Silesiam migratio.

    Amicus quidam in patria,26 gnarus Excellentiam vestram me honore suarum literarum beare, rogavit ut peterem ab Excellentia vestra brevem informationem Galliarum, Hispaniarum, Portugalliae et Italiae principum rerumpublicarumque interesse in tractatione pacis. Sed quia dubito id breviter fieri posse, hoc ab Excellentia vestra tot publicis et sacris districta negotiis sperare non audeo.

    Ignoscat, quaeso, Excellentia vestra, quod ad illustrem Excellentiam vestram, literarum nostrae aetatis principem, Latinas literas scribere sustineam impolitas et aliis idiotissimis refertas.

    Deus, illustrissime et excellentissime domine, illustrissimam Excellentiam vestram perpetuis beet successibus,

    illustrissimae Excellentiae vestrae cultu et obsequio addictissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Amstelodami, 14 Martii 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 24 Martii 1644. De antiquitatibus Suedo[rum] et Gothorum.27

    En in dorso: 14 Martii 1644 Appelboom.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 10). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6748, beantw. d. no. 6784.
    2 - Zie no. 6697. De Deense vlootblokkade en de ijsgang in de haven van Dalarö waren de belangrijkste redenen voor het uitblijven van het Zweeds Manifest, dd. 16/26 januari 1644.
    3 - Kort na het uitbreken van de vijandelijkheden had de regering in Stockholm de koerier Lars Månsson naar Duitsland afgezonden; vgl. no. 6687. Begin februari kregen de Zweedse gevolmachtigden te Minden en Osnabrück de beschikking over de eerste brieven met geautoriseerde rechtvaardigingen van de oorlog tegen de koning van Denemarken (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 93).
    4 - De noodkreten van koning Christiaan IV van Denemarken. De missie naar koning Wladislas IV van Polen werd toevertrouwd aan de hofmeester Henrik Blome (1616-1676) (DBL II, p. 266-267). De lastige tolgaarder Nikkel Kock († 1645) zou zich vervoegen bij het gezelschap van graaf Valdemar Christian van Sleeswijk-Holstein in Moskou (DBL VIII, p. 136-137).
    5 - Wolf Heinrich von Baudissin (1579/1597-1646), voormalig legeraanvoerder en Pools resident te Kopenhagen (DBL I, p. 493; NDB I, p. 632), wierf kozakken voor een inval in Lijfland en Pommeren (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 383-384).
    6 - De stad Danzig stelde in april een hulpleger van 1000 man ter beschikking van de Deense vorst (Doc. Boh. VII, p. 88 no. 214).
    7 - De trouwlustige Valdemar Christian, graaf van Sleeswijk-Holstein, werd in Moskou niet vermoord, maar wel met argwaan gevolgd. Zijn huwelijk met de tsarendochter Irina kon alleen doorgang vinden als hij zich tot de grieks-orthodoxe kerk wilde bekeren.
    8 - Waarschijnlijk het pamflet ‘Kort ende klaer onder-soeck, of dese nieuwe oorlogh der Sweeden tegen de Deenen eenigh hinder sal doen, aen de goede ende gemeene saecken in Duytslandt’, Middelburg (Roos) 1644 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5074A).
    9 - Er werd in deze dagen druk gespeculeerd over een conferentie van Deense rijksraden met Zweedse koninklijke commissarissen aan de Zweeds-Deense grens (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 142-143, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 297).
    10 - Frankrijk, de Republiek, Brandenburg en de Hanzesteden Lübeck, Hamburg en Bremen begeerden een snelle beëindiging van de Zweeds-Deense oorlog.
    11 - De Franse gevolmachtigde Claude de Mesmes, graaf van Avaux, had op 8 maart de reis naar Munster aanvaard. De door de regering in Parijs aangewezen vredesbemiddelaar Gaspard Coignet, sieur de La Thuillery, ordinaris Frans ambassadeur in de Republiek, had Den Haag nog niet verlaten. Hij vertrok pas op 9 april naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina (Schutte, Repertorium II, p. 11-12).
    12 - De belegering van Kośice (Kaschau) door manschappen van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi. Op 6 februari begon de keizer actie te ondernemen tegen het gevaar aan de Hongaarse grens.
    13 - Vermoedelijk afschriften van brieven die bij de Zweedse gevolmachtigden in Osnabrück en Minden waren binnengekomen. De inhoud van deze postzending vertoonde grote overeenkomst met de brieven die Harald Appelboom en de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona begin februari hadden ontvangen; zie nos. 6697 en 6699.
    14 - De Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn leidde de campagne tegen de Denen in de gewesten Halland, Skåne (Schonen) en Blekinge. Op 17/27 februari was Helsingborg in Zweedse handen gevallen.
    15 - Kristianopel werd aangevallen vanuit de Zweedse garnizoensstad Kalmar (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 430).
    16 - Het Noorse grondgebied werd met ferme hand verdedigd door de Deense stadhouder Hannibal Sehested (1609-1666), schoonzoon van koning Christiaan IV (DBL XIII, p. 320-326, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 88-89).
    17 - In zijn hoofdkwartier te Haderslev herstelde de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson van een zware jichtaanval. Desondanks bleef hij betrokken bij de voorbereiding van de oversteek over de Kleine Belt naar het eiland Funen.
    18 - Koning Christiaan IV van Denemarken liet langs de kusten patrouilleschepen varen.
    19 - Het Deens garnizoen te Glückstadt hield de wacht aan de mondingen van de Elbe en de Eider.
    20 - De Zweedse gouverneur Daniel had een Deense koopvaardijvloot in de haven van Ribe overvallen.
    21 - Robert Douglas, generaal-majoor in Zweedse dienst, kreeg order om de bedreigde garnizoenen aan de Oder te bevoorraden (Doc. Boh. VII, p. 87, nos. 209-210).
    22 - De Zweden bouwden een fort bij Blankenese (tegenw. Hamburg-Blankenese) (Gazette 1644, no. 28, dd. 19 maart 1644).
    23 - Keizerlijke compagnieën hadden in de tweede week van februari de garnizoenssoldaten van de Zweedse generaal-majoor Axel Lillie, gouverneur van Leipzig, uit de omgeving van Torgau aan de Elbe gejaagd. Na deze actie keerden zij weer naar Bohemen terug (Gazette 1644, no. 22, dd. 5 maart 1644).
    24 - De keizerlijken van Johann, graaf van Götz(en), bedreigden het Zweedse garnizoen van Wołów (Wohlau).
    25 - Keurvorst Johann Georg I van Saksen had nog steeds zijn zinnen gezet op de herovering van Leipzig. Aan het hof van de keizer kreeg het afwenden van het Zweeds-Zevenburgse gevaar evenwel hogere prioriteit.
    26 - Misschien was de vriend wel de reeds eerder genoemde assessor van de ‘Svea Hovrätt’; zie no. 6739.
    27 - In zijn brief van 26 maart (no. 6784) informeerde Grotius naar de Antiquitatum Sueo-Gothicarum ... libri tres van de Zweedse jurist-historicus Johannes Loccenius.