eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    266

    6784. 1644 maart 26. Aan H. Appelboom.1

    Clarissime domine,

    Quantum ex literis Claritatis vestrae datis XIV Martii et aliorum intelligo res nostrae adversus Daniae regem non quanta forte speratum fuit celeritate, sed bene tamen procedunt. Nam de marescalli Torstensonii morte2 credo ab hostibus factos rumores. Nos et de ipsius et de domini marescalli actibus felices nuntios avide exspectabimus. Tum vero hac de causa, tum etiam de aliis multis vehementer opto, ut certa aliqua ratio literas e Suedia et in Suediam curandi reperiatur.3 Gallia optat res ibi videre compositas, ut dominus Torstensonius procedente vere ad partes Bohemiae aut Austriae veniat.4 Hollandi vero consilia sua suspendent,5 donec viderint an per nos conditionem commerciorum suorum reddere possint meliorem. De votis consiliisque christianorum principum in hoc pacis negotio vidi scriptum Latinum factum nescio a quo,6 sed ut apparet rerum perito. Id habet dominus Epsteinius,7 a quo petere poterunt qui id desiderant. Ego libenter amicorum desideriis me in hac re non minus quam in aliis aptarem. Sed nolim actum agere. Videbimus, an Germani principes extra electores missuri sint Monasterium aut Osnabrugam.8

    Audio edi Holmiae Joh. Loccenii Antiquitates Sueo-Gothicas.9 Eum librum, si nanciscendi sit copia, pervelim videre, ut videam ecquid in eo sit meo instituto utile.10

    267

    Audio etiam in eodem argumento se exercere dominum Freinshemium, virum historiae veteris peritum.11

    Militem a Bauditzio scribi arbitror privatim,12 non publica regni Polonici auctoritate. Nisi multum fallor, senatus et ordines Poloni quietem bello praeferent.13 De Moscoviae statu et vita aut morte tum comitis Voldemari14 tum pactae ipsius certi aliquid cognoscere aveo.15 Existimo et ego Daniae proceres non illigaturos se bellicae societati imperatoris.16 Sed neque rex facile id facere poterit, cum multa teneat invito imperatore.17 Ansiaticarum civitatum in hoc negotio cogitationes cum Batavicis bene congruent.18 Copiae quaedam imperatoris in Misniam eunt.19 Quodsi auxilia Dano mittet imperator, quod forte facturus est etiam sine ea quam expetiit societate,20 tantum ut Suedorum vim imminuat, et sine magno exercitu Ragoskio obsistere non poterit,21 non erit hoc anno, cur ab imperatore aut multum speret Saxo aut multum metuat Gallus.

    Literae Claritatis vestrae omnes et Latine scriptae sunt22 et prudenter, quare eas lego cum gaudio et gratulor Suediae. Quare non debet Claritas vestra excusatione uti, sed ita existimare nulla in re rem facere posse mihi gratiorem quam si saepe ad me scribat.

    Dux Vindocinensis Genevae [est].23 Habet hic amicos, sed qui hoc tempore nihil possunt. Cardinalis Mazarinus adhuc solus potest omnia. Dilectus lente procedunt. Helvetii non patiuntur apud se militem contra domum Austriacam scribi. De Uberlinga servanda spes pertenues.

    Deus, clarissime domine, Claritati vestrae det omnia felicia,

    Claritati vestrae studiosissimus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, XXVI Martii 1644.

    268

    Adres: A monsieur/monsieur Appelboom, Suedois, à Amsterdam. Port.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): D. Appelboom.

    Notes



    1 - Hs. Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61 A, 38. Eigenh. oorspr. Gedrukt Epist., p. 724 no. 1654. Antw. op no. 6763, beantw. d. no. 6798.
    2 - De Zweden stelden een landing op het eiland Funen steeds uit. De stilte in het hoofdkwartier te Haderslev bracht de vijand op de gedachte dat de Zweedse bevelhebber Lennart Torstensson stervende was. Op 24 maart meldden de keizerlijke gevolmachtigden te Osnabrück: ‘von Hamburg [haben wir] aber die Nachrichtung, dass der Schwedische general Törstensohn mehr wirdt vor thodter als lebend gehalten, weiln die Armada gar nichtz mehr operirt und zum Törstensohn kein zutritt mehr ist’ (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 319).
    3 - De noodzaak om een postverbinding tussen het noorden van Jutland (het gebied van Vendsyssel) en Göteborg te leggen. De inname van de stad Helsingborg door het leger van de Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn gaf enige hoop op een betere toegankelijkheid van de Sont.
    4 - De Franse regering verlangde de terugkeer van de Zweedse hoofdmacht naar het grensgebied van Silezië en Bohemen-Moravië (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 41-44).
    5 - In de Republiek bekommerden de kooplieden zich vooral om de datum van het uitzeilen van de ‘Noord- en Oostzeevaarders’. Zij stoorden zich aan de besluiteloosheid van de Staten-Generaal (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 50-53).
    6 - De brief van de ‘heer te Wenen’ (vermoedelijk de resident van de stad Neurenberg aan het hof van keizer Ferdinand III) of het op 1 juli 1643 vervaardigde geschrift Germanorum populi votum pro pace, quae post feralia XXV annorum per Europam bella, rem Imperii Rom. cumprimis, et Germaniarum conclamatam, parari incipiet Monasterii et Osnabrugi; zie nos. 6689, 6762 en 6798.
    7 - Het nieuwsagentschap van Johann Epstein, Zweeds correspondent te Parijs; zie nos. 5260 en 5261 (dl. XII), en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 18 en p. 172.
    8 - Het vraagstuk van de vertegenwoordiging van de Duitse rijksvorsten en stenden op de vredesconferenties te Munster en Osnabrück.
    9 - Johannes Loccenius (1598-1677), hoogleraar in de juridische fakulteit van de universiteit van Uppsala, naderhand rijkshistoriograaf. Zijn Antiquitatum Sueo-Gothicarum ... libri tres werden in 1647 te Stockholm gedrukt (SBL XXIV, p. 77-82).
    10 - Grotius had in 1643 de voorbereiding van zijn Historia Gotthorum, Vandalorum et Langobardorum (BG no. 735) hervat; zie nos. 6379 en 6443 (dl. XIV). Het werk werd in 1655 met aanvullingen van Isaac Vossius uitgebracht.
    11 - Een monumentale studie op het gebied van de Zweedse geschiedenis bracht Johann Freinsheim (1608-1660), sinds 1642 professor in de welsprekendheid en de politica te Uppsala, niet tot stand; zie no. 5569 (dl. XIII); SBL XVI, p. 484-486, en ADB VII, p. 348-349.
    12 - Wolf Heinrich von Baudissin, voormalig Pools resident te Kopenhagen, wierf kozakken voor de strijd van koning Christiaan IV van Denemarken tegen de Zweden.
    13 - Claudius (Domenicus) Roncalius, de Poolse resident te Parijs, had laten doorschemeren dat koning Wladislas IV bij voorkeur neutraal wilde blijven in het conflict tussen de Zweedse en Deense kronen.
    14 - Het gerucht liep dat Valdemar Christian, graaf van Sleeswijk-Holstein, natuurlijke zoon van koning Christiaan IV, vermoord zou zijn.
    15 - Eind januari verscheen de trouwlustige graaf in Moskou. Zijn huwelijk met Irina († 1678), dochter van tsaar Michael Fedorovitsj, kon echter alleen doorgang vinden als hij zich tot de grieks-orthodoxe kerk wilde bekeren.
    16 - De keizerlijke raad Georg von Plettenberg bevond zich momenteel in Kopenhagen. Tot nu toe ontving hij nauwelijks bijval voor zijn voorstel tot een keizerlijk-Deense alliantie tegen de Zweden (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 393-399, en Doc. Boh. VII, p. 78-80 no. 191).
    17 - Koning Christiaan IV was met de keizer nog niet tot overeenstemming gekomen over de erfopvolging in het graafschap Pinneberg na de dood van Otto VIII, graaf van Schaumburg, in 1640. Ook het geschil over het Glückstädter Elbeprivilege en de erkenning van de ‘rijksstad’ Hamburg sluimerde nog steeds (H.-D. Loose, Hamburg und Christian IV. von Dänemark während des Dreissigjährigen Krieges, p. 108-110).
    18 - De Hanzesteden hielden zich afzijdig in het Zweeds-Deense conflict.
    19 - Keurvorst Johann Georg I van Saksen rekende op keizerlijke steun bij het verdrijven van de in zijn landen achtergebleven Zweedse garnizoenssoldaten.
    20 - Naderhand bood keizer Ferdinand III de Deense vorst daadwerkelijke hulp aan. In juni liet hij Matthias, graaf Gallas, naar het noorden oprukken.
    21 - Een volledig leger moest de keizer aan de Hongaarse grens achter de hand houden voor de strijd tegen de Zevenburgse vorst György I Rákóczi.
    22 - Zie no. 6763. Harald Appelboom schakelde in zijn brief van 21 maart (no. 6774) over op de Franse taal.
    23 - Onderstaande berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven dd. 26 maart 1644.