eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6786. 1644 maart 28. Van H. Appelboom.1

    Illustrissime et excellentissime domine legate,

    Studia partium et Danica fides ita contaminat literarum nuntios,2 ut fere nihil ex

    269

    Dania certius habeamus quam ex Anglia.3 Quantum autem mihi ex Hamburgensibus et Mindensibus literis constare potuit, VI onerariae et tres armatae naves ex Hispania in Daniam tendentes,4 presentis belli nesciae, tempestate Ripam detrusae et a nostro praesidiario milite ibidem occupatae sunt. Aliae etiam duae militares naves nuperrime ab admirali Pomeraniae Blommio5 victae Stralsundam ductae sunt. Illustrissimum Hornium Helsingburgum occupasse,6 castra ibidem metare et legiones pro occupandis civitatibus propinquis emittere denuo confirmatur. Quaenam autem loca praeterea in illis oris iam occupata sint, nihil certi habemus, cum Danicis et Lubecensibus literis fidere non sit tutum. Daniae rex in Zelandia est,7 ut laborantibus in Sconia castellis succurrat. Nostri nondum in Fiunniam tentarunt,8 cum expectetur Blommius cum Pomeranica classe, qui alteram insulae partem invadat, dum altera a Torstensonianis infestetur. Nonnulli volunt castra Haiderslebia Rensburghum9 transferri omni iam devicta Juthia. Gluckstadienses Itzahouam invadentes cum centuriae clade repulsi sunt.10 Koningsmarchius in Misniam, Duglassius in Silesiam tendunt,11 qui facili negotio subsidia avertant et obsidiones solvant, cum quotidie crescat fama irruptionis Ragatzi, hostilitatis Turcae et protestantium in Hungaria aversorum a caesare animorum. Dominus Serviant ex hac urbe Monasterium tendit.12

    Hic lente admodum procedunt cum subsidiis,13 et legationes in Suediam Daniam-

    270

    que se mittere velle dicunt Status Generales.14 Interea magnam satis classem dominus Geerius parat,15 qua confidit se non Septentrionale tantum mare ab hostibus purgare, sed etiam navigationem Balthici maris defendere posse, donec soluta glacie ex Suedia emigrare possit instructissima patriae classis.16

    Deus, illustrissime et excellentissime domine legate, illustrissimam Excellentiam vestram felicitate perenni beet, illustrissime et excellentissime domine legate,

    illustrissimae Excellentiae vestrae obligatissimus servitor,
    H. Appelboom.

    Raptissime. Amstelodami, 28 Martii 1644.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 6 April 1644.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 15 (1644, 12). Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6773, beantw. d. no. 6808.
    2 - De postverbindingen met Zweden waren door de oorlog verbroken. Het enige contact met het vaderland liep over de Zweedse vertegenwoordigingen in Hamburg, Osnabrück en Minden.
    3 - De oversteek over de Noordzee was niet langer veilig. Schepen van het Parlement probeerden controle te krijgen op de vaart van en naar Newcastle. Zij joegen zelfs op kolenschepen in de Hollandse wateren (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 181-182).
    4 - In zijn brief van 7 maart (no. 6751) berichtte Harald Appelboom al over de ongelukkige thuisreis van de Deense koopvaarders. De schepen geladen met koopwaar uit Spanje kregen een escorte van drie oorlogsschepen. Storm dreef hen naar de haven van Ribe. Zij werden ogenblikkelijk overmeesterd door soldaten van de Zweedse gouverneur Daniel.
    5 - Admiraal Peter Blumme (Blomme) († mei 1650), bevelhebber van de Zweedse vlootbasis in Stralsund (SBL V, p. 76-77). In januari loodste hij een ammunitieschip door de Deense vlootblokkade (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 139).
    6 - Zie no. 6774. Helsingborg was op 27 februari in handen van het leger van de Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn gevallen.
    7 - Koning Christiaan IV had zijn bezoek aan de verdedigingslinies op het eiland Funen afgesloten. Thans hield hij zich bezig met het inrichten van wachtposten langs de kust van Seeland. Burgers van Kopenhagen en Helsingør ontvingen de order om paraat te staan (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 84-85).
    8 - Keer op keer stelde de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson de landing op het eiland Funen uit.
    9 - De stad Rendsburg (nabij Kiel) lag voor de verbinding met de Zweedse expeditielegers van de generaal-majoors Hans Christoph, graaf van Königsmarck, en Robert Douglas gunstiger dan de Deense kustplaats Haderslev. Bovendien was de stad een goed uitgangspunt voor een actie tegen de Deense garnizoenen te Glückstadt en Krempe.
    10 - De Zweedse hoofdofficieren Friedrich, landgraaf van Hessen-Eschwege, en Caspar Cornelis de Mortaigne hadden winterkwartieren in Pinneberg en Dithmarschen toegewezen gekregen. Al eerder waren hun regimenten opgetreden tegen Deense garnizoenssoldaten die de omgeving van Wilster en Itzehoe onveilig maakten; zie nos. 6711, 6774 en 6789.
    11 - Het leger van de keizerlijke bevelhebber Matthias, graaf Gallas, kreeg opdracht om de Zweedse expeditielegers van Hans Christoph, graaf van Königsmarck, en Robert Douglas af te houden van een wapenvereniging met de manschappen van de Zevenburgse vorst György I Rákóczi aan de Hongaarse grens.
    12 - De Franse gevolmachtigde Abel Servien was op woensdag 23 maart uit Den Haag vertrokken. In Amsterdam nam hij de boot naar Deventer. Op 5 april vertoonde hij zich in gezelschap van ‘Madame l'ambassadrice’ in Munster.
    13 - De betaling van de halfjaarlijkse subsidie aan Zweden. De vertegenwoordigers van Haarlem en Delft opperden enige bezwaren (Res. SH, dd. 11 maart 1644).
    14 - De Staten-Generaal hadden op 16 maart een openbare audiëntie aan de Deense kamersecretaris Frederik Günther verleend. De volgende dag erkende de vergadering de noodzaak om delegaties naar Zweden en Denemarken te sturen (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 49).
    15 - De Zweedse koninklijke commissaris Louis de Geer bracht in de Republiek een kleine hulpvloot van dertig schepen bijeen. Eind april kon deze versterking het Vlie uitvaren.
    16 - De Zweedse vloot lag nog vast bij Dalarö (de eilanden of ‘Scheeren’ vóór de haven van Stockholm).