eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    607

    6976. 1644 juli 23. Aan H. Appelboom.1

    Clarissime domine,

    Duo hic nos suspensa tenent, spes de Gravelinga,2 metus de Friburgo. Utrobique strenue ab obsidentibus res geritur. In negotio nostro cum Danis multum refert, quid dicturi facturique sint Batavi.3 Gallia quantocunque nostro cum damno velit istam pacem redimi. Interim manere in Germania bellum, et quidem ita ut culpa tardatae pacis sit penes imperatorem, nobis perutile est. Videbimus, quo iturae sint Gallassii et Hazfeldii copiae et quid Zerinus effecturus sit Constantinopoli, unde multum pendent res Rakoczii.

    Literae reginae quas mihi misit Claritas vestra4 mihi praecipiunt, ut, si quid offensae hic susceptum est de bello nostro Danico, id deleam, in quo laboro non infeliciter.5

    Deus, clarissime domine, Claritatem vestram servet,

    Claritati vestrae studiosissimus,
    H. Grotius.

    [Lutetiae,] XXIII Iulii 1644.

     

    Rogo cognoscat Claritas vestra, an plane iidem honores a Gallicis exhibeantur Veneticis legatis qui Suedicis et contra, ut sequar quod ibi Suedici probaverint.6

    Adres: A monsieur/monsieur Appelboom, Suedois, à Amsterdam. Port.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): D. Appelboom.

    Bijlage:

    Laboravi ut hic recuderetur manifestum amplius Latine versum contra Danum. Omnes librarios quos adii recusarunt recudere nisi permissu cancellarii Franciae,7 qui

    608

    nescio qua ex causa cunctatur, forte quod in hac re Gallia nobis non faveat. Itaque Claritati vestrae rogo ut Amstelodami recudatur et mittantur huc exemplaria. Ego mihi satis multa comparabo, quae ad Helvetios et Italos eant: opus id facto est.

    Notes



    1 - Hs. Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61 A, 51, met de bijlage op een apart blad voorin. Eigenh. oorspr. Gedrukt Epist., p. 729 no. 1678 (zonder postscriptum en bijlage). Antw. op no. 6955, beantw. d. no. 6985.
    2 - Onderstaande berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven dd. 23 juli 1644.
    3 - Het verdrag dat op 1/11 september 1640 tussen Zweden en de Republiek was gesloten, voorzag in een vereniging van wapenen indien één van de verbondenen in de vrije zeevaart op de Oost- en Noordzee belemmerd zou worden. Vooralsnog zochten de Staten-Generaal hun heil in het zenden van vredesmissies naar het noorden.
    4 - Het Zweedse koninklijke schrijven, dd. 18/28 mei 1644 (no. 6883), was begin juli in de Republiek gearriveerd. In Amsterdam had Harald Appelboom de zorg voor de verzending naar Parijs op zich genomen.
    5 - Het schrijven van koningin Christina van Zweden ging vergezeld van een aantal exemplaren van de Latijnse versie van het Zweeds Manifest dd. 16/26 januari 1644: Manifestum, declarans causas, quibus Sac. R. M.tas Sueciae, permota et adacta est, ad decernendum bellum, ac tuendum armis, suum ... ius, adversus ... Christiani quarti Daniae regis, violentos et hostiles actus ac conatus ...; zie BG no. 679A rem. 4.
    6 - De Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius had in Munster met de Venetiaanse ambassadeur Alvise Contarini gesproken over het vraagstuk van de bemiddeling op de vredesconferentie te Osnabrück. Uit de verwijzing van Harald Appelboom naar deze ontmoeting (no. 6955) kon Grotius niet opmaken of de Franse en Zweedse gevolmachtigden de juiste eer hadden betoond aan de kroon die de Serenissima droeg in haar kwaliteit van koningin van Cyprus; zie no. 6852; Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 495-496, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 208-211, p. 216-218 en p. 270.
    7 - De voorbereiding van een Parijse herdruk van het Zweeds Manifest (supra, n. 5). Kanselier Pierre Séguier had ook al bezwaar gemaakt tegen de uitgave van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137) (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 264-265 en p. 361).