Mijnheer,
Alle 'tgunt uwe Ed. oordeelt over de zaecken die nu op de baen zijn in de zijne van den vijfden September,2 accordeert wel met mijn gevoelen. Van mijnheer den grave de La Guarde heb ick allerlei goed vertrouwen. Ick meene denzelven heer zijn vertreck tot op het ander jaer zal uitstellen.3 Zoo uwe Ed. iet naerder verstaet van de resolutiën van de Generaliteit ofte Hollant aengaende de questie van Denemarcken,4 ick zal daervan garen zijn onderrecht ende contribueren tot het gemeene beste wat mij mogelijck is. 't Is mij lief dat de ambassadeurs van de Vereenichde Nederlanden in Sweden beleefd zijn bejegent.5 Ick meen de intentie van de Swede is dat over dese controversie zal gehandelt werden op de oude maniere ende volgens de tractaten, te weten door gedeputeerde van de beide rijcxraiden op de grentzen, waerbij dan de uitheemsche ambassadeurs haere goede advysen zullen connen brengen.6 Dat het stellen van de plaets aen den marescal
742
Horn werdt gestelt is nae de roomsche maniere. Hoe dat het eergeschil tusschen Vrancrijck ende de Vereenigde Nederlanden zal werden geëffent zie ick noch niet.7 De voorslagen van die van 't Engelsche parlement8 ende de comste van mijnheer de churfurst9 aldaer geven onlust niet alleen bij den coning van Engelant, maer overal. De zaecke van Oost-Vrieslant dient zoo geaccommodeert dat mevrouw de landgravinne blijve bij de lust van wel te doen,10 want haere Hoocheit can als zij wil een redelijck accord aengaen met den keizer.'t Overlijden van den goeden heer Utenbogard,11 hoewel niet onrijp, doet mij wee om de groote vrundschap die zijne Ed. mij ende de mijnen altijd heeft getoont. Dit behoort dieghene die in de regiering paert gehadt hebben als die groote onstuimicheden zijn gepleecht, te doen dencken op haer consciëntie.12 Monsieur Marin, resident van Swede in Switserlant, onlancx gepasseert zijnde door Hollant,13 zegt dat hij niet en meent dat ergens een land [bestaet], besmet met zooveele gebreecken.
17 Septembris 1644.
Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, eerste raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 17 Sept. 1644.