eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6732. 1644 februari 27. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Ick verlang de uitcomste te verstaen van de questie van de ceremoniën.2 De ambassadeurs van de Vereenigde Nederlanden in Engelant zijn bij den grave van Harcourt op dat stuck zeer rouw bejegent.3 't Beste argument voor de Vereenigde Nederlanden is de possessie daerin Heindrick de Vierde haer heeft gestelt.4

    Ick onthoude mij van in 't publyck van 't geschil tusschen Swede ende Danemarc te spreecken, ende alzoo eenige haer daerover verwonderde, heb ick gezegt in zoo gewichtigen zaeck in 't publyc niet te derven spreecken zonder wel particuliere instructie.5 't Geeft mij wonder dat men de heer Spierinck een brief heeft willen doen bestellen aen de coninginne zonder hem copie te geven.6

    177

    't Parlement van Engelant zal door comste van de Schotten ende andere voordeelen hoochdragender werden, inzonderheit bij de Hollanders,7 daer zij weten het support te hebben van de kerckelijcken, die zeer veel vermogen. D'articulen tegen den eertsbisschop van Canturbery heb ick gezien.8 Den tijd zal doen quaed vinden dat in zichzelve niet quaelijck en was gemeent. De collectie voor de protestantsche Ieren9 zal haer wat troosten, maer haere zaecken niet herstellen. Den coning van Engelant, versteecken zijnde van de hulpe uit Danemarcken, zie ick niet dat van buiten iet te hoopen heeft10 dan weinigh uit Spaignie ende van den paus, die in dezen tijd met haer eigene zaecken niet dan te veel te doen en hebben. Ick heb andermael in Swede geschreven11 dat deze occasie niet en dient verzuimt om een tractaet aen te gaen met de Vereenigde Nederlanden tot nut van beide zijden.

    Ick danck monsieur de Saint-Ibal van zijne goede affectie ende advysen.12 De jesuyten zal ick niet te werck stellen dan zoo alle andere middelen ontbreecken.13 Zij en zullen oock niet garen schrijven in vijandelijcke landen dan met permissie. Ick estimere de heer Beverwijck, maer het is hem lichter zich nae de generaele voet te vougen dan mij nae yders particuliere invallen.14

    27 Februarii 1644.

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 27 Febr. 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 35 l. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6733.
    2 - De Staten-Generaal hadden hun deelname aan de vredesconferentie van Munster afhankelijk gesteld van de vraag of de deelnemende mogendheden bereid waren om aan de Staatse delegatieleden dezelfde ‘eer en tytulen’ te geven als aan de ambassadeur van de republiek Venetië.
    3 - De Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude hadden kort na hun aankomst in Londen de buitengewone Franse ambassadeur Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, benaderd met een verzoek om visiten uit te wisselen, maar dan wel op voorwaarde dat de Fransman hen de hoge hand en de titel van ‘Excellentie’ verleende. Aan deze verlangens kon en wilde de graaf zonder een speciale lastgeving uit Parijs niet voldoen.
    4 - In het memorandum dat de Staten-Generaal de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien hadden aangeboden, werd in de aanhef gerefereerd aan de ‘eer en tytulen’ die koning Hendrik IV de Staatse ambassadeurs in de dagen van de Kleefs-Gulikse opvolgingscrisis (1609-1610) had geschonken (Aitzema (fo) II, p. 887).
    5 - De instructie van koningin Christina werd hem in de loop van juni aangereikt door haar afgezant Marc Duncan de Cerisantes; zie nos. 6696 en 6715.
    6 - Waarschijnlijk de brief waarin de Staten-Generaal koningin Christina van Zweden hun bemiddeling aanboden, dd. 5/8 februari 1644 (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 45-46). Tegen de verzending had de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona protest aangetekend; zie no. 6728.
    7 - De calvinisten in de zeegewesten Holland en Zeeland voelden zich moreel gesterkt door ‘The Declaration of the Kingdomes of England and Scotland joyned in arms against the popish party’; vgl. no. 6720. Op 27 februari zag een Nederlandse vertaling in Amsterdam het licht: ‘De Declaratie der Koninckrijcken van Engelant en Schotlant ... tot verweeringe ende defensie van hare Religie, Vrijigheden ende Wetten, teghens de paepsche prelaetse ende quaetwillighe parthy ...’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5056).
    8 - Willem de Groot had zijn broer voorzien van het pamflet ‘Articulen van 't Huys der Gemeente in 't Parlement van Engelandt vergadert, tot mainteneringe van haer beschuldinghe tegens William Laud, aertz-bisschop van Canterbury, waer mede hij met hoogh verraet beschuldight wort ...’; zie no. 6712.
    9 - Van de opbrengst van de collecten in de Hollandse kerken werd in Amsterdam voedsel ingekocht ten behoeve van de verdrukte protestanten in Ierland (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 294-295).
    10 - Het Engelse hof kon niet meer rekenen op steun uit Frankrijk. Zelfs koningin Anna van Oostenrijk stoorde zich aan het pro-Spaanse politieke klimaat in Oxford (no. 6720): zij gebood de terugkeer van haar ambassadeur Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, uit Engeland.
    11 - De noodzaak van hechtere Zweeds-Staatse samenwerking onderstreepte Grotius nogmaals in zijn nieuwsbrief van 20 februari 1644 aan rijkskanselier Axel Oxenstierna (no. 6721); zie ook no. 6719.
    12 - De speurtocht naar een tussenpersoon die bij de Zwabisch-Beierse veldmaarschalk François de Mercy de zaak van de vrijlating van Grotius' jongste zoon Dirk de Groot aan de orde kon stellen. Gedacht werd aan de voorspraak van de Franse balling Henri d'Escars de Saint-Bonnet, heer van Saint-Ibar (Ibal); zie no. 6679.
    13 - Een dezer dagen zou de jezuïet Jacob Balde de bezorgde vader bijstaan; vgl. no. 6741.
    14 - In Dordrecht was naar aanleiding van een preek van Jacobus Borstius een discussie ontbrand over de lengte van het haar. Het onderwerp leende zich in de ogen van de Dordtse medicus Johan van Beverwijck (1594-1647) goed voor het instellen van de door hem zo gekoesterde wetenschappelijke rondvraag (H.J.M. Nellen, ‘De Vitae termino: An Epistolary Survey by Johan van Beverwijck’, in Acta Conventus Neo-Latini Hafniensis, Binghamton-New York 1994, p. 731-740). Zijn enquête leidde hij in met de bijbelpassage: ‘Leert de natuur zelf u niet, dat, indien een man lang haar draagt, dit een schande voor hem is ...’ (1 Cor. 11:14-15). Een van de weinigen die reageerden, was de Leidse hoogleraar Claude Saumaise (Salmasius) (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 242-244).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]