eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6743. 1644 maart 5. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Habeo gratias pro literis datis 13 Februarii et pro versibus non illepidis super controversia de honorum signis2 et pro cura editionum nostrarum, tum ἀνεκδότων, tum illorum de Iure belli ac pacis.3 Rogo ne te pigeat huic curae insistere. Hogerbetius et urgendus et omni modo adiuvandus est.4 Saluta, quaeso, eum meo nomine. Mali exempli est, quod Ordines Hollandiae male acta tam pertinaciter tuentur.

    Satis intellexit Harcurtius legatos vestros ad se non venturos praescriptis legibus talibus, sed ostendere voluit eo modo inique eos facere, quod pares se regibus gerere vellent et exigerent ea quae non nisi pro beneficio accipi debent.5

    195

    Graswinckelii librum,6 ut et illum de Sestertiis7 videre aveo, sed multo magis id quod lutheranus de iustificatione contra me scripsit.8 Cornelius noster Venetiis nihildum peregit, sed bene sperare se dicit sive pace, sive bello.9 A Diderico postquam a Tubinga alio traductus est, nihil intellexi.10 Sed audio bello captos omnes brevi fore in libertate.11

    Hic nihil occurrit scribi dignum.12 Pecuniae quaeruntur et milites.13 Abit princeps Thomas cum summo in Gallicas copias trans Alpes imperio. Ducem Guisium super rixa audient delegati a parlamento Parisiensi. Coliniaco et aliis qui pugnae interfuere dicetur dies. Rex Hispaniae Caesaraugustam rediit.

    Domino Utenbogardo rogo meo nomine preceris tranquillum et morbis molestiisque vacuum quod restat vitae.14 Nescio an antehac ad vos miserim Philippi Codurci ministri et professoris reformati librum de iustificatione.15 Is si apud vos prostaret, ostenderet clamoso lutherano protestantium doctissimos hac in re cum catholicis convenire. Mileterii professio a multis doctoribus Sorbonicis probata est. Videbimus quid dictum illi a Carentonio.16

    196

    Nuper magnus Salmasii amicus mihi dixit17 facile scribi posse librum Hellenisticae linguae redivivae ex iis quae idem habet, sive passim fateri cogetur, ita ut rem agnoscat, de nomine disputet. Idem Salmasius negat a quoquam observatum ἀπέχει respondere locutioni Latinae ‘habet’.18 At ego19 id observaveram et quidem tribus locis: Matth. VI, 2; XXVI, 45; Marc. XIV, 41. Dicit ἐσχάτως ἔχει a me dici dictum Hebraice. Locus est Marci V, 23; at ego non hoc dixi, sed ostendi ex Psalmo,20 quomodo ea locutio Hebraice exprimatur verbis aliis, sensu eodem. Talia multa sunt; quaerit rixam.

    Saluta quaeso tuam, tuos, nostros,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    5 Martii 1644.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 963 App. no. 694. Antw. op no. 6726, dd. 22 februari 1644, beantw. d. no. 6765.
    2 - De versregels van een Haags hoveling (Constantijn Huygens?) over de strijd van de Franse, Staatse en Zweedse vredesonderhandelaars om de ‘eer en tytulen’.
    3 - De zorg voor de publikatie van de Anthologia Graeca (BG no. 534) en poemata. Vooralsnog was Grotius ingenomen met het voortvarend optreden van zijn broer in de onderhandelingen met de Amsterdamse uitgever dr. Joan Blaeu over het ter perse brengen van een nieuwe editie van De iure belli ac pacis (BG nos. 571 en 572).
    4 - Willem de Groot had van Grotius opdracht gekregen om Adriaen Hogerbeets bij te staan in het proces tegen de Leidse stadsbestuurders over de toekenning van postuum eerherstel aan hun vroegere pensionaris Rombout Hogerbeets; zie no. 6532 (dl. XIV). De schaduw van de gebeurtenissen van het jaar 1618 hing echter over deze rechtszaak.
    5 - De Staten-Generaal hadden de leden van de Staatse ambassade naar Engeland opgedragen om precies te letten op de ‘eere, rangh ende tytulen den ambassadeurs van desen staet buytens lants competerende, sonder daer in te cederen of toe te geven aen yemant, hij zij dan wie hij wil’ (artikel LII van hun instructie dd. 13 oktober 1643 (Aitzema (fo) II, p. 983-987)). Aangekomen in Londen hadden de delegatieleden Albert Joachimi, Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude de buitengewone Franse ambassadeur Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, benaderd met een verzoek om visiten uit te wisselen, maar dan wel op voorwaarde dat de Fransman hen de hoge hand en de titel van ‘Excellentie’ verleende. Aan die verlangens kon en wilde de graaf zonder een lastgeving uit Parijs niet voldoen (J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 321-322).
    6 - Graswinckels Dissertatio de iure praecedentiae inter serenissimam Venetam rempublicam et serenissimum Sabaudiae ducem, opposita dissertationi iussu serenissimi Sabaudiae ducis evulgatae, Leiden (Elzevier) 1644. Het werk was nog niet in omloop gebracht; vgl. no. 6787.
    7 - De Deventer hoogleraar Johannes Fredericus Gronovius had met de Parijse raadsheer Claude Sarrau een regeling getroffen voor de verzending van een voorraad presentexemplaren van zijn De Sestertiis commentarius; zie no. 6717.
    8 - De lutheraan Johannes Hülsemann (1602-1661), predikant aan het hof van keurvorst Johann Georg I te Dresden (ADB XIII, p. 332-333), had aan de universiteit van Wittenberg een redevoering gehouden tegen Grotius' tractaat De fide et operibus, Amsterdam 1640 en Amsterdam 1641 (BG nos. 1109-1111). Zijn betoog werd gepubliceerd onder de titel Harmonia apostolica SS. Pauli et Jacobi De justificatione, ab Hugonis Grotii corruptelis vindicata, Wittenberg 1643 (BsG no. 328).
    9 - Nog steeds liet Cornelis de Groot de familie in het ongewisse over zijn kansen om emplooi te vinden in dienst van het leger van Venetië; vgl. no. 6662.
    10 - De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot verbleef niet langer in Tübingen. Volgens de laatste berichten had de Zwabisch-Beierse legerleiding hem naar Ulm doen overbrengen; vgl. no. 6731.
    11 - Men wachtte op de uitkomst van de onderhandelingen die de Fransman Bernard du Plessis-Besançon in Brussel met don Francisco de Melo had gevoerd over de uitwisseling van krijgsgevangenen; zie nos. 6756 en 6781.
    12 - Recentelijk (no. 6726) had Willem de Groot zijn broer om meer informatie over de ontwikkelingen in Frankrijk gevraagd.
    13 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 5 maart.
    14 - Johannes Wtenbogaert was op 21 februari 1644 zijn 88ste levensjaar ingegaan.
    15 - Philippe Codurc (ca. 1580-ca. 1660), predikant en hoogleraar aan de academie van Nîmes, had in 1639 op verdenking van onorthodoxe standpunten zijn ontslag moeten nemen (DBF IX, kol. 97). In het voorjaar van 1642 publiceerde hij het hier genoemde tractaat De sanctorum justificatione diatriba, auctore Philippo Codurco (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 119-120, p. 175 en p. 205-206).
    16 - Op 1 augustus 1642 had de protestantse theoloog Théophile Brachet de La Milletière (1588-1665) de doctores van de Sorbonne te Parijs een Remonstrance à MM. de la Faculté de Théologie, assemblez en l'eschole de Sorbonne, sur la nullité de la censure du sieur Chapelas, avec la profession de la foy catholique du sieur de La Milletière aangeboden. Ter verantwoording geroepen door zijn geloofsgenoten verdedigde hij zich in een Instruction Chrestienne en la foy catholique, où la doctrine de l'Eglise est representée exempte d'abus et de superstition. Zijn verzoeningsgezinde opvattingen werden door een commissie van de nationale synode van Charenton aan een kritisch onderzoek onderworpen. Op 29 januari 1645 volgde zijn uitsluiting. Twee maanden later trad hij toe tot de rooms-katholieke kerk (R.J.M. van de Schoor, De irenische theologie van Théophile Brachet de La Milletière, diss. Nijmegen 1991; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau I, p. 210-211 en III, p. 13-15 en p. 37-39).
    17 - Wellicht maakte de Parijse raadsheer Claude Sarrau deze vrij duistere opmerking over Saumaise's verhandelingen Funus linguae Hellenisticae, sive confutatio exercitationis de Hellenistis et lingua Hellenistica en Ossilegium Hellenisticae, sive Appendix ad confutationem exercitationis de Hellenistica, Leiden 1643.
    18 - De Leidse hoogleraren Daniël Heinsius en Claude Saumaise leverden strijd over het bestaan van een ‘lingua Hellenistica’. Zelfs tijdens zijn langdurig verblijf in Frankrijk (1640-1643) liet Claude Saumaise (1588-1653) de controverse niet rusten. In de winter van 1641-1642 schreef hij een De Hellenistica commentarius, controversiam de lingua Hellenistica decidens, et plenissime pertractans originem et dialectos Graecae linguae. Zijn vrienden Claude Sarrau en Johan de Laet namen de zorg op zich van een uitgave bij de Leidse Elzeviers (P. Leroy, Le dernier voyage, p. 91-94). In deze editie (Leiden 1643) vindt men de hieronder besproken plaatsen op p. 108-109 (in extremis est) en p. 141 (habet).
    19 - Grotius in zijn Annotationes in libros Evangeliorum, Amsterdam 1641 (BG no. 1135); zie zijn Opera omnia theologica II, 1, Amsterdam 1679 (BG no. 919), p. 76 r. 9 B (Matthaeus 6:2), p. 257 r. 12 A (Matthaeus 26:45), p. 324 r. 37 A (Marcus 14:41) en p. 304 r. 15 B (Marcus 5:23).
    20 - Psalmen 88:4: ‘Want mijn ziel is verzadigd van rampen, mijn leven is het dodenrijk nabij’.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]