eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6756. 1644 maart 12. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Vidi gaudens scriptam sub epistola domini Utenbogardi manum, unde spem concipio valetudinis ipsius pro aetate non malae. Respondeo ei2 super ea re, super qua valde desidero audire piorum et eruditorum iudicia. Valde enim ea cogitatio me exercet Hogerbetius, ut et antehac scripsi, impellendus est et quantum fieri potest adiuvandus.3 Filius nostrorum natu maximus nondum cum Venetis transegit.4 Interim multae alibi occasiones ei pereunt. Minimus nihil ad nos scripsit ex quo Tubinga nescio quo abductus fuit.5 De pactis Bruxellentibus res vera est, sed approbatione Bavari indiget.6

    217

    Papa ita aegrotat7 ut rebus suis superesse non possit. Pax interim illis in locis speratur, et fiet si Romae probantur quae cardinali Bichio aequa sunt visa. Vidi causas undecim pro Suedis in Danum.8 Vidi et literas reginae nostrae scriptas Ordinibus Foederatis et domini Spiringii orationem.9 Sed quamdiu ego literas et mandata non accipio, nihil in publicum de re tanta loquar.10 Dicitur rex Angliae multum labascere post Scotorum adventum tanto numero et spem e Dania perditam. Ego tamen et ei et piis episcopis bene volo, Deumque precor ut bella haec et causas bellorum tollat. Idem te cum tuis servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    12 Martii 1644.

     

    Uxor mea sermones hic quosdam audiit,11 in quibus dixit se non alia audiisse nisi quae nos docere debebat dominus Utenbogardus. Iam nunc accipio literas a Diderico nostro, quae me docent esse eum in arce Fuggerorum inter Ulmam et Augustam Vindelicorum. Dux Vindocinensis capi metuens evasit Italiam petens.12 De Anthologia nostra quid erit?13

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 964 App. no. 695. Antw. op no. 6738, beantw. d. no. 6775.
    2 - De brief van de bejaarde remonstrant Johannes Wtenbogaert dd. 21 februari 1644 (no. 6724) en Grotius' antwoord van 12 maart (no. 6755).
    3 - Zie no. 6491 (dl. XIV), met de aansporing om Adriaen Hogerbeets (no. 6753) de helpende hand te reiken in het proces tegen de Leidse stadsbestuurders over het verlenen van genoegdoening en postuum eerherstel aan zijn vader, de in 1618 in hechtenis genomen Leidse pensionaris Rombout Hogerbeets.
    4 - Het Venetiaanse krijgsavontuur van Grotius' oudste zoon Cornelis dreigde op een mislukking uit te lopen.
    5 - De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot verbleef niet meer in Tübingen. Zijn vader vermoedde dat de Zwabisch-Beierse legerleiding hem over Ulm naar Ingolstadt had overgebracht; zie no. 6731. Op het moment dat hij dit optekende, ontving Grotius een brief van zijn jongste zoon met de mededeling dat hij thans vastgehouden werd in een kasteel van de Fuggers in Weissenhorn of Kirchheim.
    6 - In Brussel had de Fransman Bernard du Plessis-Besançon met de Zuidnederlandse gouverneur don Francisco de Melo onderhandeld over de uitwisseling van krijgsgevangenen. De overeenkomst gold echter niet voor de Frans-Weimarsen die tijdens de slag bij Tuttlingen door de Zwabisch-Beiers-Lotharingse troepenmacht krijgsgevangen waren gemaakt (Lettres Mazarin I, p. 578).
    7 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 12 maart.
    8 - Zijn correspondenten in de Republiek voorzagen Grotius van pamfletten als ‘Seeckere poincten waer op gefondeert is d'oorlogh der Sweeden tegen de Deenen’; ‘Voor-Looper van het Sweedsche Manifest; Vertoont door een t'samen-sprekingh tusschen een Sweed ende een Deen’ en een ‘Kort ende klaer onder-soeck, of dese nieuwe oorlogh der Sweeden tegen de Deenen eenigh hinder sal doen, aan de goede ende gemeene saecken in Duytslandt’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5072, 5074 en 5074a).
    9 - Pieter Pels, secretaris van de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona, zal transcripties hebben gemaakt van de ‘communicatoriae ... super motibus Danicis’ van koningin Christina aan de Staten-Generaal dd. 20/30 december 1643, en van de toespraak die de resident op 17 februari in de vergadering van de Staten-Generaal had gehouden; zie no. 6728, en Een rondgang langs Zweedse archieven, p. 394. De brief waarin deze documenten aan Grotius werden medegedeeld, ontbreekt; vgl. no. 6750 n. 2.
    10 - Omdat de postverbindingen tussen Stockholm en Parijs nog niet waren hersteld, begon Grotius zelf maar documenten te verzamelen voor een openbare verklaring over de oorzaken van de Zweeds-Deense oorlog.
    11 - Maria van Reigersberch had misschien een dienst bijgewoond in de abdij van Port-Royal (Faubourg Saint-Jacques); zie no. 5512 (dl. XII).
    12 - César de Bourbon, hertog van Vendôme, moest zich verantwoorden voor de bescherming die hij de vrienden van zijn gearresteerde zoon François de Vendôme, hertog van Beaufort, op zijn familiegoed te Anet had geboden. Hij vluchtte, eerst naar Vendôme, vervolgens naar Genève en tenslotte naar Italië (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson II, p. 718-720).
    13 - De Rotterdamse dichter-arts Justus Rijckewaert (ca. 1607-† 6 november 1667) had in mei 1643 de toezegging gedaan dat hij de zorg voor het persklaar maken van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534) wel op zich wilde nemen. Nadien bewaarde hij het stilzwijgen; vgl. nos. 6211 en 6581 (dl. XIV).