eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    332

    7243. 1645 januari 9. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Litteras pridie Calendas Ianuarii anni vertentis a te scriptas recte atque ordine accepi, et quae ad Vergoesium destinaveras curavi.2 Vanderhogium ex quo tuae ad me perlatae sunt non conveni,3 sed brevi intellecturum me spero quo loco res sit et quid obstet quominus quae misisti ad nos veniant.

    De Anthologia ubi propius quid intellexero perscribam, sed puto te melius a Vossio de omnibus edoctum iri;4 neque enim liberi mei, qui subinde me de iis quae ibi gererentur monuerunt, amplius Amstelodami,5 sed Lugduni habitant, ut philosophiae praeceptis initiati iuri serio operam dare incipiant,6 quod mihi praecipue in votis est. Quod de mittendis ad Evangelia Annotatis differs,7 prudenter sane facis; caeterum siquis se amicorum offerat, poteris ea ad nos mittere, nam in Blavii potestate ea aliquamdiu haerere e re non esset. Si interea aut ego Blavium aut ille me accesserit,8 rogabo an quem exploratae fidei noverit cui exemplar tuto confidi possit.

    De legatis nostris Monasterium mittendis non male iudicas.9 Putabant nostri negotium de honoribus iam transactum, sed semper aliquid emergit novi.10 In Anglia videtur

    333

    aliqua spes ostendi concordiae. Certe iam coire possunt utriusque partis deputati, quod antea parlamentarii sibi esse integrum negaverunt.11

    Corvinus est ut dicis antiquitatis satis reverens,12 et optandum foret remonstrantes sibi legere formam ecclesiae antiquae quammaxime similem. Caeterum post obitum Utenbogardi13 neminem satis magnae auctoritatis novi qui tale quid posset perficere, neque plebis animi ad talem mutationem unquam sunt praeparati, tum vero ἰσοτιμία multos delectat, ut non facile inter pares conventurum sit de eligendis superioribus.14

    Deus pacis auctor tandem aliquando ecclesiae reique publicae concordiam firmamque pacem concedat, (c)uius te tuosque protectioni commendo. Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, IX Ianuarii 1645.

     

    In de Duytsche courante van Broer Jans van den VII Ianuarii 164515 staet aldus: ‘Van de Elve,16 den 20 Decembris 1644. Uyt Dansick werd geschreven dat den Gen[erae]l Baudis voor eenige dagen aldaer aengecomen was,17 ende hadde den Franschen gesanter bij het coninglijcke Poolsche hof sijn expeditie verrichtet.18 Soude in twee maenden wederom aldaer comen, ende was men een ander Fransche gesanter, monsieur Grotius,19 aldaer verwachtende geweest, dewelcke met een wissel van een hoge somme gelds, 'twelck de be-

    334

    loofde assistentiegelden zijn, op Cracouw ende vandaer in Sevenbergen tot den vorst Ragotsky verreyst’. Hoc quid nominis, quid rei sit scire pervelim.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 16 s. Tout 9 ll. 14 s.

    In dorso schreef Grotius: 9 Ian. 1645 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 274. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7222, beantw. d. no. 7266.
    2 - De ontvangst van een tweede postzending aan de advocaat Willem van der Goes; zie nos. 7208 en 7222.
    3 - De vermissing van twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137). Het werd tijd dat de Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge een nauwkeurigere beschrijving gaf van de vrachtvaarder aan wie hij bij zijn vertrek uit Frankrijk (september 1644) het transport van zijn koffers had toevertrouwd.
    4 - Willem de Groot wachtte op nieuws van Isaac Vossius over de voortgang van de uitgave van Grotius' Anthologia Graeca (BG no. 534) in de drukkerij van dr. Joan Blaeu; vgl. no. 7231.
    5 - Zijn gebruikelijke nieuwjaarsbezoek aan Amsterdam had Willem de Groot dit jaar achterwege gelaten: zijn zonen Johan en Jacob hadden in augustus 1644 afscheid genomen van hun leermeesters Gerardus Joannes Vossius en Caspar Barlaeus; zie no. 7024 (dl. XV).
    6 - Johan (1625-1678) en Jacob (1628-1694) de Groot, sinds 10 februari 1643 ingeschreven aan de Leidse universiteit, volgden de colleges van de professoren in de juridische faculteit. De oudste werd naderhand gevolmachtigde van de hertog van Koerland in Den Haag, terwijl de jongste in 1660 de aanstelling verwierf van resident van de keurvorst van de Palts (Schutte, Repertorium II, p. 213-214 (Jacob) en p. 551-552 (Johan)).
    7 - Grotius had vertalingen gemaakt van alle woorden die in zijn Annotationes in libros Evangeliorum, Amsterdam 1641 (BG no. 1135), en Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), in het Grieks en Hebreeuws werden aangehaald. In principe was hij bereid dr. Joan Blaeu het alleenrecht te geven op een bijgewerkte herdruk van zijn Annotationes (Annotata) op het Oude en Nieuwe Testament, maar dan moest de Amsterdamse drukker-uitgever eerst met een onberispelijke editie van de Anthologia Graeca het bewijs leveren dat hij zijn beloften nakwam.
    8 - Dr. Joan Blaeu bracht tegen het einde van deze maand een bezoek aan Den Haag (no. 7286).
    9 - De Staten-Generaal hadden hun deelname aan de vredesconferentie van Munster afhankelijk gesteld van de vraag of de grote mogendheden bereid waren de Staatse delegatieleden dezelfde ‘eer en tytulen’ te bewijzen als aan de ambassadeur van de republiek Venetië.
    10 - Willem van Liere, heer van Oosterwijk, ordinaris Staats ambassadeur in Parijs, ijverde voor erkenning van de ceremoniële wensen van de Staten-Generaal: het recht op de eerste visite, de hoge hand en de titel ‘Excellentie’. In februari 1645 zwichtten de Fransen voor de Staatse verlangens: ‘que Sa Majesté accorde pleinement sans aucune reserve, ce qu'ils luy ont demandé touchant les rancs et honneurs de messieurs vos ambassadeurs, son intention estant qu'ils soient trettés partout comme ceus de Venise’ (Correspondance d'Estrades I, p. 215-219, p. 226-236; J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 327).
    11 - De ‘lords’ en ‘commons’ hadden in ‘The humble desires and propositions’ harde eisen gesteld, maar koning Karel I liet zich niet ontmoedigen en kwam in zijn ‘King's answer’, dd. 13/23 december 1644, aan hun wensen tegemoet met het voorstel tot de afvaardiging van 16 commissarissen naar een vredesbijeenkomst ‘to treat with the like number of persons to be appointed by his majesty upon the said Propositions’ (Briefw. C. Huygens IV, p. 119-120).
    12 - Zie nos. 7220 en 7222. De Amsterdamse advocaat Joannes Arnoldsz. Corvinus (Ravens) was in zijn jonge jaren een scherpzinnig arminiaan, wiens geschriften tegen de orthodoxe calvinisten de aandacht hadden getrokken van de Engelse episcopalisten.
    13 - De remonstrantse theoloog Johannes Wtenbogaert (* 1557) was op zondag 4 september 1644 in Den Haag overleden.
    14 - De leden van de Remonstrantse Broederschap hadden geen behoefte aan de terugkeer naar de tradities van de vroegste kerk.
    15 - De Tijdingen uyt verscheyden quartieren 1645 van Broer Jansz. (1579-1652), sinds 1619 courantier in Amsterdam. De bewuste aflevering, no. 1, dd. 7 januari 1645, is verloren gegaan; zie echter de Courante uyt Italien ende Duytschlant 1645 van Jan van Hilten, no. 1, dd. 7 januari 1645 (F. Dahl, Dutch Corantos 1618-1650, De Haag 1946, p. 50 en p. 55-69).
    16 - ‘Van de Elve’, misschien een nieuwsbericht dat admiraal Maerten Thijssen Anckarhielm in de monding van de ‘Elve’ (Elbe) had vernomen; zie no. 7241.
    17 - Generaal Wolf Heinrich von Baudissin, voormalig Saksisch legeraanvoerder en sinds 1641 Pools gezant te Kopenhagen, was in de derde week van november 1644 in Danzig gearriveerd (Gazette 1644, no. 152, dd. 24 december 1644).
    18 - De Franse diplomaat Nicolas de Flécelles (Flesselles), graaf van Brégy, was in oktober aan het hof van koning Wladislas IV van Polen verschenen (A.S. Radziwiłł, Memoriale III, p. 189-190). Op 13 december maakte hij zijn opwachting in Osnabrück (no. 7195). De volgende dag reisde hij door naar Munster (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 584, p. 677, p. 700 en p. 762).
    19 - ‘Monsieur Grotius’, lees: ‘le sieur de Croissy’. De missie van de Parijse raadsheer Antoine Fouquet, heer van Marcilly-Croissy, naar Polen en de Zevenburgse vorst György I Rákóczi (no. 6954 (dl. XV), en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 308-310, p. 515-516, p. 533-537, p. 543-544). Begin december wachtte de gezant in Danzig op een vrijgeleide van de koning van Polen (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 64, p. 70 en p. 128).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]