eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7344. 1645 maart 2. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Scripsit ad me dominus Groenewegius multo benignius quam in libro.2 Velim et eum et dominum Bozum3 amice meo mandatu salutari. Filiis tuis quamdiu aliter prodesse non possum, omnia opto felicissima.4 Cornelius noster Venetiis adhuc haeret.5 Dicitur cum nescio quo depugnasse. Nos pridem ab eo nihil literarum habuimus. Didericus a

    509

    marescallo Turennae rursus ad landgraviam missus est.6 Uxor mea adhuc Rotomagi versatur in malis negotiis Treselianis.7 Blavium impellas rogo.8

    De honoribus et titulis, etiam ut priores invisantur9 Batavorum legati, regina regens ita concessit ut in beneficio id haberi velit et bonam pro eo operam reposcat. Ut Batavi se cum Suedis coniungant, puto et ex re ipsorum esse et foederi convenire,10 quandoquidem interpellatus Danus distulit facere quod ratio et aequitas exigunt.11 De mercibus quae impositae sunt in hostium naves dixi quae in mentem veniebant in libris de Iure belli ac pacis,12 tibique assentior. Responsum meum de tali controversia apud me non habeo.13 Sed valde examinata olim fuit ea quaestio, ob Italicas merces in navibus Lusitanicis repertas.14 Vide Boetii decisionem 178 et Straccham.15 De responsis

    510

    meis scripsi nuper nolle me illa edi, nisi in magnis negotiis et quae peritorum iudicio approbentur.16

    Nescio, an conveniant quae de archiepiscopi morte ad te misi cum iis quae Hagae vulgata sunt.17 Sed illud de sanguine possit verum fieri.18 De Annotatis19 velim memineris.20 Si qua iudicia romanensium de Horis canonicis audieris, fac me gnarum.21 Vitam domini Utenbogardi, ubi commodum erit mittere, exspectabo.22

    Hic omnia quieta sunt.23 Harcurtius iam in Catalania erit. In Italia nihil agitur. Rosa, qui cum bonis copiis equestribus et pedestribus Rhenum transierat oppidumque

    511

    et arcem Nogoldiam erat populatus, ad Merciaci validioris adventum retro se tulit ad Cisrhenanos.

    Ubi uxor huc redierit, tempus erit de Spadano itinere cogitandi.24

    Tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 2 Martii 1645.

     

    Deus te cum uxore, liberis et amicis servet. Vide, an aliquid efficere possis, ut chartae mihi restituantur. Erant quaedam inter eas perutiles.25 Nescio, an verum sit quod audio, in parlamento Anglicano literas scriptas ad dominum Salmasium, ut defendat ipsorum gubernationem ecclesiasticam contra episcopos et independentes; ipsum autem id facturum in libro quem scribit de Primatu.26

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 977 App. no. 744. Antw. op no. 7325, beantw. d. no. 7363.
    2 - De brief ontbreekt (no. 7325). Het betreft hier een vriendelijke reactie van mr. Simon Adriaensz. van Groenewegen van der Made op de brief die Grotius had geschreven naar aanleiding van de ontvangst van de editie Inleydinge tot de Hollandtsche Regts-geleertheit, beschreven bij Hugo de Groot, bevestigt met placcaten, hantvesten, oude herkomen, regten, regts-geleerden, sententien van de Hoven van Justitie in Hollant ende elders, mitsgaders enige bij-voegsels ende aenmerkingen op de selfde, door Mr. Simon van Groenewegen van der Made, advocaet voor de voorsz. Hoven van Justitie in Hollandt, Dordrecht 1644 (BG no. 765).
    3 - Een groet aan de dichter mr. Cornelis Boey, advocaat in Den Haag, vriend van Willem de Groot.
    4 - Johan en Jacob, de twee studerende zonen van Willem de Groot en Alida Graswinckel.
    5 - Grotius' oudste zoon Cornelis was niet bijzonder mededeelzaam over zijn belevenissen in Venetië.
    6 - De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot had zich onmisbaar gemaakt in het leger van de Franse maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne. Op 18 februari mocht hij voor de tweede maal een missie ondernemen naar het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel; vgl. nos. 7323 en 7342.
    7 - Maria van Reigersberch trachtte haar schade te verhalen uit het failliete handelshuis van Daniel Tresel te Rouaan (no. 6216 (dl. XIV)). Misschien consulteerde zij hier ook de raadsman van haar dochter Cornelia, de advocaat ‘maistre Pierre à Luchtenberg’; zie no. 7320.
    8 - Willem de Groot vreesde dat dr. Joan Blaeu de uitgave van de Anthologia Graeca (BG no. 534) op dezelfde lange baan zou schuiven als de herdruk van Grotius' De iure belli ac pacis (BG no. 572). Slechts sporadisch liet de Amsterdamse drukker-uitgever iets van zich horen; zie nos. 7286 en 7325.
    9 - ‘invisantur’, verbeterd uit: ‘invisentur’. De erkenning van de Staatse ‘eer en tytulen’. De Fransen hadden lange tijd geaarzeld over de concessie van de ‘eerste visite’ aan de vertegenwoordigers van de Republiek (Correspondance d'Estrades I, p. 219, p. 227-228 en p. 233-236; J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 320-328, en Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 140-141).
    10 - Grotius' pleidooi voor een Zweeds-Staatse wapenvereniging ter ‘versekeringh van de veyligheyt en vrijheyt van de scheepvaart en koophandel in d'Oost en Noord-Zee’ (art. 1 van het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640).
    11 - Martin Tancke, de Deense resident in Den Haag, had de Staten-Generaal voorgespiegeld dat koning Christiaan IV tot inkeer was gekomen en bereid was om de klachten van schippers en reders in overweging te nemen. Zijn handreiking maakte geen enkele indruk op de Hoog Mogenden (Aitzema (fo) III, p. 4-5, en Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 146-148 en p. 186-187).
    12 - De Denen hadden een Zweeds schip, geladen met Hollandse koopwaar aangehouden; zie Grotius' De iure belli ac pacis (BG no. 571), Liber III, caput I, § V, 4, add. ‘Liber consulatus maris editus est lingua Italica’.
    13 - Hier wordt waarschijnlijk gedoeld op een advies dat Grotius in december 1642 op verzoek van Lieuwe van Aitzema (1600-1669), resident van de Hanzesteden in de Republiek, had opgesteld in de zaak van een Portugese aanhouding van neutrale schepen; vgl. no. 5997 (dl. XIII), nos. 5970A en 6004A (dl. XVII), en Brieven van en aan Hugo de Groot - waaronder twee van Lieuwe van Aitzema - in de Provinciale Bibliotheek van Friesland, Leeuwarden 1995.
    14 - In zijn Annales et historiae de rebus Belgicis (BG no. 741), liber XI (anno 1602), p. 429, stelde Grotius het vraagstuk van de Italiaanse goederen op Portugese schepen aan de orde: ‘Illud obscurius, an quae captis in navibus Italorum bona inveniebantur, in praedam cederent. Res inter aequitatem et ius belli media transigendo decisa est’; zie C.G. Roelofsen, ‘Het trieste slot van een reis om de wereld in het begin van de zeventiende eeuw; de affaire Carletti’, in Mededelingen van de Nederlandse Vereniging voor Zeegeschiedenis 20(1970), p. 18-24 en p. 60-62, en V. Enthoven, Zeeland en de opkomst van de Republiek: Handel en strijd in de Scheldedelta, c. 1550-1621, Leiden 1996, p. 195-199 (de aanhouding van de Portugese kraak São Jorge door Zeeuwse Oostindiëvaarders (1602) en het ‘tot goede prijs’ verklaren van de goederen van de Florentijnse koopman Francesco Carletti (1602-1603)).
    15 - N. Boerius, Decisiones Burdegalenses, [Genève] 1620, Decisio CLXXVIII (p. 322-325), en Benvenutus Straccha, Tractatus de mercatura seu mercatore/Tractatus de navibus, in De mercatura decisiones et tractatus varii et de rebus ad eam pertinentibus, in quibus omnium authorum, praecipue Benvenuti Stracchae tractatus continentur, Lyon 1593; vgl. Hugonis Grotii de iure belli ac pacis libri tres, ed. B.J.A. de Kanter-van Hettinga Tromp, Leiden 1939 (BG no. 617); annotationes novas addiderunt R. Feenstra, C.E. Persenaire en E. Arps-De Wilde, Aalen 1993, p. 1034 en p. 1064.
    16 - De adviezen van Hugo de Groot in het eerste deel van de Consultatien, advysen en advertissementen, gegeven ende geschreven bij verscheyden treffelijcke rechts-geleerden in Hollandt, Rotterdam (Joh. Naeranus) 1645 (BG no. 796). Pas na Grotius' overlijden openden Willem en Pieter de Groot hun dossiers; zie het derde deel, tweede stuk, van de Consultatien, Rotterdam (Joh. Naeranus) 1648 (BG no. 799).
    17 - De Franse en Nederlandse beschrijvingen van de terechtstelling van William Laud (1573-10/20 januari 1645), aartsbisschop van Canterbury. In de Gazette 1645, no. 20, ‘extraordinaire’, dd. 16 februari 1645: ‘Relation de la mort de l'archévesque de Cantorberi, avec sa harangue’, had Grotius kunnen lezen dat een zekere ‘Jean Hind’ het verslag had gemaakt van de ‘particularités’. Het verhaal over de ‘diversche reeten in de soldering’ van het schavot (no. 7325) was niet in de Franse vertaling opgenomen (Ch. Carlton, Archbishop William Laud, Londen-New York 1987, p. 226).
    18 - De extraordinaris Staatse ambassadeur Johan van Reede van Renswoude schreef op 27 januari aan de Haagse hofsecretaris Constantijn Huygens: ‘Hierbij gaet de harangue van den bisschop van Cantelbury; ick heb een in 't duijts op Rotterdam gesonden, die correcter is, die ick meyn, een yder sal connen crijgen binnen weijnich dagen’ (Briefw. C. Huygens IV, p. 122). Dit Rotterdamse exemplaar bevatte de door Willem de Groot aangehaalde ‘Toe-gift’ (Knuttel, Cat. v. pamfl. nos. 5156 en 5156b).
    19 - De vermissing van twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137). In arren moede had Willem de Groot voor de aanbieding van de Annotata aan Claude Saumaise en Gerardus Joannes Vossius een beroep moeten doen op de winkelvoorraden van de Leidse Elzeviers en dr. Joan Blaeu (no. 7145).
    20 - De vrachtvaarder aan wie de Middelburgse ‘tourist’ Jacobus van der Hooge het transport van de presentexemplaren (supra, n. 19) had toevertrouwd, was nooit in de Republiek komen opdagen. Het werd nu tijd om de boekhandelaren te betalen; zie no. 7363.
    21 - De Amsterdamse uitgave van het ‘discours’ van de Parijse kanunnik Claude Joly, Consultatio de reformandis horis canonicis ac rite constituendis ecclesiasticorum muneribus, Parijs 1643. Grotius wachtte nog steeds op het ‘iudicium’ van de advocaat Willem van der Goes en de doctores van Leuven; zie no. 6426 (dl. XIV) en no. 6938 (dl. XV).
    22 - Wtenbogaerts autobiografie Leven, kerckelijcke bedieninghe ende zedighe verantwoordingh.... Alles bij hem selven beschreven ... bevestight met verscheyden bewijsen, acten, ende munimenten, daer toe dienende, [Rotterdam (Joh. Naeranus) 1645], kreeg een ongunstige ontvangst in de kring van de calvinistische predikanten. De Zuid-Hollandse synode, die op 5 juli 1645 in Woerden bijeenkwam, verlangde een verbod op de ‘scripta posthuma van Johannes Uyttenbogaart’ (Knuttel, Acta der particuliere synoden van Zuid-Holland II (1634-1645), p. 489-490). De Staten van Holland namen het verzoek op 22 juli in overweging en kwamen tot het besluit ‘dat het Boek onlangs uitgegaan, geïntituleert, Johannis Uyttenbogaarts leeven ...; alreede door den druk zijnde gemeen gemaakt, en door het Land gedistribueert, sal werden gedissimuleert, en op sijn beloop gelaaten, maar wat aangaat seeker groot Volume [Kerckelicke historie, vervatende verscheyden gedenckwaerdige saecken, in de Christenheyt voorgevallen, van het jaer vierhondert af, tot in het jaer sesthienhondert ende negenthien (BG no. 892)], het welk werd geseid jegenwoordig onder de Pers te weesen ... is goedgevonden dat het selve sal werden verbooden...’ (Res. SH, dd. 22 juli 1645).
    23 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 2/4 maart 1645.
    24 - Maria van Reigersberch had haar dochter Cornelia een kuur te Spa in het vooruitzicht gesteld. De definitieve beslissing zou vallen na Maria's terugkeer uit Rouaan (supra, n. 7).
    25 - De teruggave van de papieren die in 1618-1619 onder toezicht van de Hollandse gecommitteerde Johan van Wassenaar († 1645), heer van Duvenvoorde, uit Grotius' Rotterdamse pensionariskamer waren gelicht (no. 1012 (dl. II), en Brandt-Cattenb., Leven II, p. 50 en p. 173). In een brief van 7 augustus 1638 (no. 3712 (dl. IX)) wees Grotius zijn zwager Nicolaes van Reigersberch op de mogelijkheid dat François van Aerssen († 1641), heer van Sommelsdijk, en raadpensionaris Jacob Cats beslag hadden gelegd op ‘eenige van mijne papieren’.
    26 - De Leidse hoogleraar Claude Saumaise zou een brief van de Schotse ‘commissioners’ hebben ontvangen met het verzoek om zijn studie De primatu papae op te dragen aan de Parlementen van Engeland en Schotland (Leroy, Dernier voyage, p. 186). De uitnodiging inspireerde de auteur tot het opstellen van een Apparatus ‘contre la Monarchie Ecclesiastique et l'Anarchie des Independans’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 91, en Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 418 en p. 429). In september 1645 legden de Leidse Elzeviers de laatste hand aan zijn Librorum de primatu papae pars prima, cum apparatu. Accessere de eodem primatu Nili et Barlaami tractatus (Leroy-Bots, Corresp. Saumaise-Rivet, p. 442-443).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]