eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6938. 1644 juli 2. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Calent adhuc istae controversiae et libri prodeunt plurimi.2 Qui Mileterii librum probaverant viri boni de Sorbona tres,3 ii suis functionibus et sententiae dicendae iure in annum privati sunt, non quod non pars maxima Sorbonae velit disciplinam restitui, sed quod locus est libro Mileterii qui non obscure locum illum II capitis II ad Thessalonicenses in papam aut certe purpuratos Quirites torqueat.4 Miratus sum monachum, qui dixit ecclesiam nunc adeo gloriosam non debere retrahi ad infantiae suae rudimenta,5 quasi gloria ecclesiae sit in divitiis et luxu magis quam in sancta paupertate et crucis tolerantia. Gropperi illud verum esse prope omnes hic qui boni sunt inter episcopos et doctores agnoscunt.6 Sed nescio quomodo evenerit ut omnes ferme qui disciplinam re-

    534

    stitutam volunt, sint ut scripsi antehac7 ianseniani, id est, in praedestinatione, gratia, libero arbitrio meri calvinistae. Quod saepe precor et id quod in nobis est opis, id obtinere poterimus,8 ut quod in illis est mali intereat, quod bonum est maneat, floreat et crescat, erit cur re tam prodigiosa Deo agamus gratias.

    Ex Gothofredi consuetudine multa possunt disci. Est enim historiae antiquae non imperitus, novae peritissimus.9 Rectores vestri nimium ἀναβαλλόμενοι10 occasionem perdiderunt faciendae rei suae una cum Suedis. Alioqui potuit debellari Danus in ipso initio et libertas reddi commerciis magno cum bono generis humani. Spiringius in iis quae agit publice, foederibus nititur.11 Privatae ipsius actiones ostendunt ingenium ab humanitate non minus quam ab humanis literis remotum.12 Et ea res hoc tempore ipsi quidem indecora est, Suedicae autem rei noxia. Bene autem Curia vestra temperavit decretum, ut honori parceret agentis personam publicam; de re statuerat quod ius ferebat. Quodsi dominus Spiringius Silvercronius Northolimensis odia cavere vult, opus est actibus talibus abstineat. De controversia Suedos inter et Danos scripsi ea quae congruebant, ut puto, et iuri communi et facto,13 quatenus eius ad me notitia pervenit. Et plane eadem est epistola marescalli Torstensonii ad regem Daniae.14

    Gratias ago quod dominum Utenbogardum, iam plane senem, non impellis, sed molliter excitas.15 Cerisantem plane non metuo. Accepi per eum nunc mandata agendi

    535

    tum de rebus aliis, tum de Danicis.16 Si dominus Rivetus et eius socii17 ita metiantur hominis sui profectus, ut ob id Suediae adiutores faciant Batavos, non invidebo, atque interim res meas, id est, mihi mandatas agam. De Diderico ex quo hinc abiit nihil accepi.18

    Tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    2 Iulii 1644.

     

    Si vestrarum partium librarii velint habere exemplaria libri de Horis canonicis,19 petere debent a librario Mernilio, via Iacobea apud Sanctum Ivonem, aut a librario Gaillardo apud Sanctum Hilarium.20 Velim, ubi copia aderit, exemplar unum per dominum Vergoesium aut alium mitti ad doctores Lovanienses, ut eorum exquiratur iudicium.21 Edunt iesuitae multos libros, ut doceant aliarum societatum magistros eadem defendisse quae Hereavius;22 multos autem et nobiles iesuitas contra docuisse.23

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 969 App. no. 712. Antw. op no. 6921, beantw. d. no. 6956.
    2 - De jezuïeten gaven grote ruchtbaarheid aan hun kritiek op de memorie De la fréquente communion van de jansenistische theoloog Antoine Arnauld; vgl. no. 6903, en G. Hermant, Mémoires ... sur l'Histoire ecclésiastique du XVIIesiècle I, p. 288-292.
    3 - De Sorbonisten Hemère, de Flavigny en Bazire hadden op 20 mei 1644 hun instemming betuigd met het nieuwste werk van de Franse irenist Théophile Brachet de La Milletière, Le Pacifique Véritable, sur le debat de l'usage legitime du Sacrement de Penitence. Expliqué par la doctrine du S. Concile de Trente. Hun bijval kwam spoedig ter discussie te staan. Op verzoek van de syndicus van de theologische faculteit werd een heroverweging ingesteld. Op 25 juni nam het college van doctores van de Sorbonne het besluit om het boek alsnog te verbieden. Van de ‘approbateurs’ werd verlangd dat zij hun instemming zouden herroepen. Alleen Claude Hemère gehoorzaamde. Zijn collega's de Flavigny en Bazire trokken hun goedkeuring niet in. Een langdurige schorsing hing hen boven het hoofd (R.J.M. van de Schoor, De irenische theologie van Théophile Brachet de La Milletière, p. 171-185, en G. Hermant, Mémoires ... sur l'Histoire ecclésiastique I, p. 285-288).
    4 - In zijn tweede brief aan de Thessalonicenzen waarschuwt Paulus de gelovigen tegen valse leraars. Op p. 9-11 van zijn Le Pacifique Véritable had Théophile Brachet de La Milletière de prelaten van weleer aangewezen als degenen die schuld droegen voor de verbastering van de biecht (R.J.M. van de Schoor, o.c., p. 183 n. 46).
    5 - De monnik was ‘le Père Yves’ (1593-1678) van de orde der Minderbroeders-Kapucijnen. In zijn petitie Très-humbles remonstrances présentées à la Reine contre les nouvelles doctrines de ce temps, Parijs 1643, had hij gepleit voor maatregelen tegen nieuwlichters die een herstel van de kerk naar het vroege voorbeeld nastreefden; zie no. 6903.
    6 - Grotius deelde de opvatting van ‘kardinaal’ Johannes Gropper dat de discipline in de kerk eerder uitgedoofd dan verslapt was; vgl. nos. 6903 en 6916. Het citaat had hij gevonden in diens Institutio catholica, elementa christianae pietatis succincta brevitate complectens, cui subiungitur Isagoge ad pleniorem cognitionem universae religionis catholicae; vgl. Grotius, Rivetiani Apologetici ... discussio in de Opera omnia theologica III (BG no. 919), p. 741 r. 57 A.
    7 - In zijn brief van 9 april 1644 (no. 6803).
    8 - De strekking van de passage ‘Quod saepe precor ... id obtinere poterimus’ is niet helemaal duidelijk.
    9 - Eind mei was Willem de Groot voorgesteld aan Théodore Godefroy, juridisch adviseur van de Franse delegatie ter vredesconferentie; zie no. 6885. In Parijs genoot de diplomaat van protestantsen huize aanzien als historiograaf en verzamelaar van politieke en historische documenten (DBF XVI, kol. 448-449). Ondanks de lofprijzing in deze brief bleef Grotius op zijn hoede; vgl. nos. 6468 en 6488 (dl. XIV).
    10 - Hesiodus, Opera et dies 412. Grotius laakte de afwachtende houding van de Staten-Generaal in de Zweeds-Deense oorlog. Hij zag geen heil in de ‘Via concordiae’, die zij op aanwijzing van Frederik Hendrik probeerden te ‘attenteeren’.
    11 - De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona bestookte de Staten-Generaal nog steeds met memoranda waarin hij in scherpe bewoordingen aandrong op een wapenvereniging zoals vastgelegd in het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640 (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 170-175).
    12 - Op zijn Rijswijkse familiegoed was Petter Spiring Silvercrona er niet voor teruggedeinsd om de rust van de eerbare weduwe van ‘Seger Maes’ te verstoren. Na een opvliegende reactie van de Zweedse resident verleende het Hof van Holland de weduwe een ‘mandement van sauvegarde’. Het mandement wees de familie in haar geheel als de schuldige aan, maar dit subtiele onderscheid ontging het Haags gepeupel. Binnen de kortste tijd koelde het zijn woede op het woonhuis van de resident (Aitzema (fo) II, p. 1014-1018).
    13 - De rechtvaardiging van het Zweedse wapengeweld tegen koning Christiaan IV van Denemarken. Willem de Groot was tot de ontdekking gekomen dat de argumenten van zijn geleerde broer afweken van de gangbare opvattingen; zie nos. 6903 en 6921.
    14 - Onder de documenten die Grotius had verzameld voor het opstellen van een openbare verklaring over de oorzaken van de Zweeds-Deense oorlog bevond zich ook een exemplaar van de Nederlandse versie van het Deens Manifest van 30 januari/9 februari 1644 (no. 6793). Hierin was een brief opgenomen die de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson op 14/24 januari tijdens een inspectiereis naar de schans van Middelvaart (Middelfart) had opgesteld. Het schrijven was niet aan koning Christiaan IV van Denemarken, maar aan de Deense rijksmaarschalk Anders Bille (Bilde) gericht (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 377). Kort en krachtig verdedigde de Zweed de ‘inkwartiering’ van zijn troepenmacht in het hertogdom Holstein (Knuttel, Cat. v. pamfl., nos. 5078 en 5079).
    15 - Beide broers zouden gaarne zien dat de bejaarde remonstrant Johannes Wtenbogaert voor het nageslacht nog eens zijn gedachten vastlegde over de noodzaak en de beste manier om de eenheid der kerken te herstellen.
    16 - Op maandag 13 juni had de Zweedse koninklijke afgezant Marc Duncan de Cerisantes de ambassadeur in Parijs het schrijven van koningin Christina van Zweden, dd. 27 januari/6 februari 1644 (no. 6696), overhandigd.
    17 - In een brief van 20 juni aan de Parijse raadsheer Claude Sarrau merkte de Haagse hofpredikant André Rivet het volgende over de missie van de heer van Cerisantes op: ‘Je ne sçay comment M. Grotius avalera cette pillule. Cet autre est un esprit hardi et entreprennant, et qu'on dit avoir gagné le coeur de la Reyne et du chancelier Oxensterne’ (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 291 en p. 305).
    18 - De Frans-Weimarse officier Dirk de Groot had zich op 20 juni gemeld op het hoofdkwartier van zijn nieuwe bevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, te Turckheim (ten westen van Colmar); zie no. 6925.
    19 - Het ‘discours’ van de Parijse kanunnik Claude Joly, Consultatio de reformandis horis canonicis ac rite constituendis ecclesiasticorum muneribus, Parijs 1643 (nos. 6356 en 6389 (dl. XIV)). Een uitgave in de Republiek achtte Grotius wenselijk (nos. 6403, 6444 en 6479 (dl. XIV)).
    20 - Vermoedelijk de Parijse boekhandelaren Le Mercier, die winkel hield in de rue Saint-Jacques nabij de kapel van de heilige Ivo (Saint-Yves), en Jean Gaillard, gevestigd in de rue des Carmes of rue de Lanneau (voorheen rue Saint-Hilaire). Laatstgenoemde straat telde in 1571 14 boekwinkels (Catalogue chronologique des libraires et des libraires-imprimeurs de Paris, Parijs 1789 en Amsterdam 1969, p. 100, en Catalogue alphabétique, p. 108, en voorts J. Hillairet, Dictionnaire historique des rues de Paris I, p. 273 en II, p. 19 en p. 438-439).
    21 - Willem de Groot vond de katholieke advocaat Willem van der Goes (1613-1688) de meest geschikte tussenpersoon; zie no. 6426 (dl. XIV). Waarschijnlijk bleef de gedachte van een consultatie van de doctores te Leuven bij een goed voornemen dat nooit ten uitvoer is gebracht.
    22 - De rector van de universiteit van Parijs had in een Acte fait à la diligence de M. le recteur de l'Université de Paris, pour descouvrir et faire condamner une doctrine preiudiciable à la vie d'un chacun et particulierement des Rois et Princes Souverains, enseignée au College des Jesuistes à Paris, Parijs 1643, een klacht ingediend tegen de colleges van de jezuïet François Héreau (of Hayreau) aan het Collège de Clermont. Zijn bezwaren werden door de raadsheren van het Parlement van Parijs overgenomen. Bij arrest van de ‘Conseil du roi’, dd. 3 mei 1644, moesten de jezuïeten zich onthouden van het geven van onderwijs in de ‘propositions et maximes’ van hun ordegenoot (G. Hermant, Mémoires ... sur l'Histoire ecclésiastique du XVIIe siècle I, p. 260-263 en p. 272-274).
    23 - De ‘pères’ Nicolas Caussin en Pierre Le Moyne verdedigden de eer van het Collège de Clermont (G. Hermant, o.c. I, p. 272-285). Daarentegen waren de geleerde jezuïeten Denis Petau (1583-1652) en Jacques Sirmond (1559-1651) minder begaan met de vernedering van François Héreau (in de Epist. abusievelijk: ‘Hercavius’).