Mon frère,
Uyt dese drye brieven, maer insonderheyt uyt de laeste geschreven bij een judicieux edelman2 van mijne kennisse, dye ten tijde van het belegh van Breda3 in ons landt ende in dye stadt is geweest, wel bekent bij d'heer van Beverwaert4 ende bij veele Franchoysen, sal uE. ende door uE. Sijn Excellentie5 connen verstaen de gestaltenisse van de affairen alhier. De onlust van de cleyne gemeente tegen dye van de religie toont haer bij wijlen soo hyer als in andere steden ende sonder de goede sorge van de coninginne6 ende de overheden soude quade operatie doen. De coning heeft aen de bisschoppen geschreven, dat zij alle prédicateurs souden belasten t'eynde van de predicatiën de gemeente te vermaenen van haer te wachten van alle violentie tegen dye van andere religie, alsoo den coning de edicten wil naegecomen hebben.
Mijn heer de prins7 dreyght Castres ende Montauban met den brand van alles, dat daerontrent is, tenzij de eene, dye door de uytgeweeckene van Réalmont wat zijn gediverteert geweest van de obedientie, weder daertoe keeren ende d'andre oock meer verseeckertheyt geven als in simple woorden. Men meent, dat beyde dye steden, misschyen oock andere, om garnisoen te ontgaen ostagers sullen presenteren; 's conincx volck sullen instantie doen op demolitie van fortificatie, uytgenomen sulcke, dye tegen bouven van noode zijn. Op dese voet schijnt, dat het rijck in vrede sal geraecken ende dan tijdt hebben om te letten op de vrunden. De hertogh van Mantua8 heeft sulcx wel van doen, zijnde Trijn bij de hertogh van Savoye9 becomen. Hij doet goed debvoir ende heeft een deel van sijn volck doen trecken in het Milanees. Eenige doen daerbij, dat deselve Cremona soude verovert ende wel getracteert hebben; XIIm man bij hem gelicht in Vrancrijck zijn rede tot de tocht ende hoopen door Piedmont door te breecken ende te comen in het Montferrat.
313
De ambassadeurs van Denemarcken10 vertrecken de toecomende weeck, weynig verzyen van geldt ende latende de sorge van den vrede met Engelant aen onse ambassadeurs11, dye niet veel vrunden hyer en hebben, omdat zij het tractaet hebben getraineert, totdat zij van het secours van Engelant hebben begonst te despereren. Den marquys Defiat12 seyde gisteren aen monsr. de la Villauclercqs13, dye hem verhaelde, dat Arsens14 in de conferentie gemoveert hadde over de persoon van Baugy15, dat de onsen met hem niet en souden handelen connen met confidentie ende dat hij nae 't hoff treckende sulcx bij den cardinael16 soude connen gebruycken; dat sulcx comende van dye persoon in desen tijdt meer quaeds dan goeds soude doen. Nopende het voorsz. tractaet blijff ick van opinie, dat de cours, dye onse ambassadeurs houden, niet goed en is, swaericheyt maeckende ons te verbinden voor de defensie van dat rijck sonder exceptie van de Engelschen, doende gelijcke belofte aen Engelant. Mijne redenen heb ick voor desen17 geallegeert ende omdat ick zye, dat de cardinael op soodaenige belofte - dye in het tractaet van Compiègne18 wijsselijck was gestopt - niet en staet, soo oordeel ick, dat hij hem, soo 't oorlogh duyrt ofte weder opcomt, met de macht van Spaegnie sal willen behelpen, 't welck ons t'eenemael van dese hoven sal afsnijden ende laeten in handen van dye andere ongeluckige protecteurs.
De ambassadeur van Spaegnie19 heeft hyer aen 't hoff gelevert seeckere articulen, waerop dye van de Basse Chambre van 't parlement van Engelant de geconsenteerde subsidiën hebben gelimiteert, dewelcke de gepretendeerde absolute monarche soo zeer tegen zijn, dat ick niet en zie, dat zij 't eens sullen werden.
De uwen, geschreven, soo ick meen, den XIIII, is mij op zijnen tijd wel behandight. Heliogabalus20 is hyer soowel als daer buyten reputatie ende niet een van zijne vrunden soude derven spreecken van hem weder te doen comen.
Ick vinde goed, dat men de uytcomste van Diocletianus'21 saeck ende de comste van monsr. Simon22 verwachte. De voorslagh van Martianus23 moet men niet te veel vertrouwen, als zijnde gelardeert met de desseings van den Candiot alias Aurelianus24, nochte niet heel verwerpen, omdat men dye sal connen menageren.
De brieff van graeff Guise25 can mijns oordeels geen quaed doen, soo Neeff26 couragie heeft.
314
De ordre op de betaelinge tot zee en is ten hoochsten noodigh ende oock alle sachticheyt in de regeering, om geen diversie van nering te maecken, daer ick weet de keysersche zeer op letten. Ick meen Baugy, nietjegenstaende alle 't gunt op dye materie is gemoveert, de plaets sal emporteren; daer comende dient in tijds bij bequaeme ende aenzienelijcke personen gedisponeert, om den cours niet [te] volgen van Heliogabalus. Alle d'onse doen haer dyenstelijcke gebyedenisse.
Den XXVII Mey XVIcXXVIII.
UE. dyenstwillige broeder
H. de Groot.
Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide van Hollant. In 's Gravenhage. Port.