eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    4708. 1640 juni 24. Van N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    De nader advisen leeren ons, dat den viant onder het beleyt van Sfondrado2 uyt eenyge garnisoenen het meestendeel over de brugge van Antwerpen in Brabant heeft gehadt, tusschen de vier, vyffduysent man, met dessein om des snachts, dat sij bij een partye werden ontdeckt, op Breda te attenteren. De karren waren met busbruggen gepackt in hopsacken geladen, die apart marcherende bij eenyge van Maestricht sijnde ontmoet ende het volck dat sij bij haer hadde geslagen, door de vlucht van de voerluyden ende paerden niet voort hebben connen commen ende daermede beleth een preuve te nemen van het exploict, dat men oordeelt niet soude hebben connen succederen. Onder de voornaemste die het volck aenbrachten, is geweest een soon van Wiskercken3. De troupes sijn nu geretireert ende daermede cesseert den alarm, die in de Clunder, Hemerth, Waert ende andere frontieren was genomen, tot conservatie van dewelcke den heer Van Hauterive4 met 28 compangiën uyt het leger promptelijck was gesonden.

    Bij dat dessein heeft het den viant niet gelaten, maer getenteert met vier brantscepen vol granaden ende patarden, op alle de scepen die in 't Swyn ontrent Sluys leggen affgesonden, off die souden connen werden gedestrueert. Dan is het eene te vrouch

    354

    aengegaen, het ander vastgeraeckt ende daerdoor de resterende opgehouden, soo die twee peryckelen ons meer vreese hebben gegeven als schade.

    Een derden aenslach5 geeft de meeste apprehensie, die oock tot noch toe tot merckelijcke nadeel van de Oostindische Compangie gegaen is naer des viants wensch. Thien conynckxscepen met dat dessein, soo men uyt alle teycken vast kan concluderen, tot Duynkercke toegemaeckt, sijn den sevenden uytgelopen, twee dagen, naerdat vier scepen van de Oostindische Compangie uyt dese landen waren vertrocken met ordre om te lopen achter Engelant ende te dienen met vier andere, die het lant daerbij soude vougen, tot versecckerynge van de seven scepen, die uyt Oost-Indië nu alle daege werden verwacht. De thien Dunckerkse scepen de onse in zee nergens vernemende hebben aen de inwoonders van het lant vernomen, waer die mochten wesen, ende kennisse gecregen hebbende, dat lagen in een van de havens van dat lant, hebben sij den vijfthienden van dese maent deselve, die niet daer en vreesden, met prinsevlagge twee ende twee op yder passende aengevallen, de twee andere lettende off yemant van deselve soude commen te eschapperen, ende naer een gevecht van naer den middach ten drie uyren tot den avont sijn twee van deselve verovert, de andere bij het bootsvolck - dat hem aen lant heeft gesalveert - om gelijcke fortuyn niet te lopen in brant gesteecken. In die scepen hebben de Spaense becommen alle kennisse, waer sij op de Oostindische scepen moeten passen, met eenen brieven van addresse ende confidentie aen deselve, soodat wert gevreest, dat sij sonder slach off stoot, indien deselve van de atrappe niet werden verwittycht, meester daervan connen werden, hetwelcke een groote onsteltenisse geeft niet alleen aen de Compangie ende participanten, maer voorts alle andere, die connen considereren, van wat een gevolch alle hetselve soude wesen, soo tot verswackynge van Compangie ende staet als sterckynge van den viant, die seventych off tachtentych tonnen gouts, sooveel wert verwacht, soude veroveren ende de onse alle correspondentiën van een jaer onthouden ende benemen, alsoo de kennisse van den staet van Indiën ende gelegentheyt om te weten, in wat manieren men behoort te equiperen ende wat daer nodych is. Om alle hetselve te voorcommen heeft de Compangie saterdachmorgen - want des vrijdachsavonts quam eerst dese tijdynge - vier barquen van advis gedepescheert aen de schepen, die werden verwacht, met belofte van een groot premium voor diegene van vieren, die de eerste advertentie sal connen doen; hout nu voorts aen, dat alle oorlochscepen werden versamelt om met den admirael6, die recht met ses scepen in zee soude gaen, haer naer de Spaense te vervougen; daertoe wert nu gearbeyt. Connen die vrouch uyt geraeken, soo hoopt men daer verder schade sal werden voorcommen niet alleen voor de Oostindische Compangie, maer oock voor Westindiën, die ordre gegeven hebben dat hare scepen - daer sij acht off negenen uyt Brasyl nu verwachten ende een uyt Guinea - mede achter om soude commen. Doch alles loopt seer groot peryckel.

    De schade die de Compangie dus verde heeft geleden, is hondert tonnen gouts; hetgene connen lijden, soude wesen over de seventych, behalve andere incommende bij mij alrede gespecificeert. Een verbrant schip comt particuliere toe ende het vierde is een van de voornaemste scepen van oorloge van het lant. Drie ander oorloochscepen die mede uyt sijn gelopen een voor een om haer met de veroverde ende gedestrueerde scepen te vervougen, lopen mede groot risiquo. Het eenyge goet in soo groten quaet is, dat de tijdynge door een cleyne barque, die de vier scepen bij haer hadde ende de Duynkerkers is geëschappeert, soo vrouch hier heeft gebracht om noch alle hulpe te connen bieden.

    Wat discourssen bij dese occasie vallen van de groote desseinen te lande ende weynich sorge ter zee, kan uEd. considereren. In Engelant sal men oock geen resentiment tonen van violatie van havenen, tot voordeel van diegene, die hare reeden het respect niet hebben gedragen, dat de Engelsche meenen dat men haer schuldych is. Kan dit groot gevaer werden ontgaen, het sal voorsichticheyt geven voor het toecommende. Dan soo de scepen,

    355

    die een schip in Engelant, den 13 December voor de Compangie van Suratta geseylt, seyt in St. Helena als het vandaer scheyde, heeft sien ameneren sonder naer haer Compangie te wachten, voor uyt naer Hollant commen, soo is soo prompten remedie niet te stellen, daerbij het peryckel kan worden ontgaen. Alle dese swarycheden procederen omdat geen ordre is gestelt om de cust met twintych scepen te besetten, die capabel waren te verhoeden het uytcommen van de Dunkerkers ende alle de schade voor de ingesetenen te beletten. Maer te groten lasten te lande veroorsaeken soo schadelijcken menagie te water.

    Van ons leger horen wij, dat het noch in Vlaender blijft, apparent om te sien, off de diversie die de Fransoisen sullen maeken beter occasie geeft. Maer ick vreese, dat de Fransoisen wederom sullen sien, wat diversie van hier comt, eer sij yet notabels sullen bestaen.

    Den generael Banner7 seggen de Duytse advisen, dat door gebreck van voeragie naer Leipsich was getrocken, apparent om voorts naer Bohemen te gaen. In Engelant souckt men de gemeente te stillen met eenyge nader explicatie van hetgene haer in het servisbouck den meesten aenstoot geeft. Van de seventhien articulen bij de kerkelijcke beraemt hebbe ick diverse gesien, die alle ende elck in 't bijsonder tonen den heer aertsbiscop8 seer polityck is ende sijn credyt souckt te conserveren.

    De reductie van de intresten sal aenvanck nemen ende volgen de steden daerop in het reduceren van de penyngen, daer sij vijff ten hondert hebben gegeven, tot vier.

    Dat het werck van Barcelona de ingesetenen wel kan becomen, is qualijck te sien.

    Desen 24 Iuny 1640.

    Adres: Mijnheer mijnheer de Groot, raedt ende ambassadeur ordinaris van de coninginne ende crone van Sweden bij den alderchristelijcksten conynck.

    Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 3 Iuly.

    En in dorso: 24 Iuny 1640. N. Reigersberg.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., K 75h. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedrukt Rogge, Br. Nic. v. Reigersb., p. 630. Antw. op no. 4698; beantw. d. no. 4729.
    2 - Sigismondo Sfondrati, markies van Montafia. Spaans hoofdofficier; zie voor deze passage ook Ten Raa-De Bas, Staatsche leger IV, p. 117.
    3 - Mogelijk een zoon van de Spaans-gezinde Gillis van Wissekerke († 1631).
    4 - François de l'Aubespine, markies van Hauterive († 1670).
    5 - Vgl. nog M.G. de Boer, Tromp en de armada, p. 148; Theatr. Eur. IV, p. 243v.
    6 - Maerten Harpertsz. Tromp.
    7 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    8 - William Laud, aartsbisschop van Canterbury. Betreffende de 17 ‘canons’ van de synode van bisschoppen zie bv. Gardiner, Hist. England IX, p. 143vv.; Wedgwood, Great Rebellion I, p. 332 v.