eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    5096. 1641 maart 9. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Den hertogh van Lorraine2 is hier aengecomen, vergeselschapt met den grave van Harcourt ende met den grave de Guiche3 ende een groot getal van coetsen. Sijne huisvrouw,4 wiens lucht hij niet verdragen en can, heeft moeten vertrecken tot vijfthien mijlen van hier ende werdt bij hem ende de zijne genoemt nae den naem van een fraey edelman, die bij haer is. Lorraine ende Barrois sullen gerestitueert werden, doch soo, dat eenige plaetsen van importantie sullen blijven in 's conings handen ende men sal den hertogh een5 leger geven 'twelck apparentelijck sal werden geëmployeert in de Franche Comté.

    158

    Tegen Nederlant6 werden oock groote preparaten gemaect ende de hoope is hier soo groot dat de Catelans7 sijnde gecomen bij mijnheer den cardinael om te seggen dat den coning van Spaegnië groote macht tegen haer vergaderde, tot antwoord hebben becomen dat sij niet becommert en souden sijn, dat men haer wel soude assisteren ende dat in het toecomende jaer den coning van Spaignië de stouticheit niet en sal hebben van sich te houden in 't Escuriael.

    Hier gaen geruchten dat mijnheer de marescal Horn8 door lange gevanckenisse vrij wat gemindert is in verstant ende werdt daerbij gevoecht dat wij daernae behooren te vernemen, om geene wisseling te doen van slechte waer tegen goede. Hoewel de saecken van Spaignië in quaede poincten sijn, soo hooren wij dat de prince Thomas, naedat hij gelt van Vrancrijck heeft ontfangen, sich weder begeeft aen de Spaensche zijde, midts hebbende een leger op hemselve om daerover te gebieden ende onder belofte, dat in sijne ende sijnes broeders des cardinaels handen sullen gerestitueert werden de plaetsen van Piedmont die in de Spaensche handen zijn.

    Den eertshertogh Leopold9 gaet in Oostenrijck ende Hungaren om de stenden bij te sijn ende gelt te vergaderen. Den broeder van den nieuwen coning van Portugall10 is van Regensburg nae Passau gebracht. Meining, soo wij hooren, is noch bezet. Ossenville11 heeft Offenburg berent, met meninge om deselve plaetse te belegeren, soo de naegelegene garnisoenen van Spier, Philipsburg ende anderen sulx niet en beletten. De cours van den heer Bannier meent men hier dat is nae Behmen, waertoe hem seer dienen sal Furth, een plaetse bij hem becomen op de passage. In Oostenrijck waer het beter geweest, soo het had willen gelucken, alsoo daer groote toeval was te verwachten. De saecken van Hessen werden hier ter harte getrocken ende men wenscht dat bij die van Hollant sulcx mede geschiede.

    D'heer Erlach12 blijft noch hier; ende de Switsers vresen dat Vrancrijck soude mogen resolveren tot een belegering van Constance, waertegen de roomschegesinde Switsers wel geresolveert souden sijn haer te stellen, soo sij de protestanten tot haer conde trecken. Maer de protestanten, hoewel mede seer jalours sijnde van de progressen van Vrancrijck in die quartieren, sullen haer soo verre niet laeten brengen door de groote diffidentie die sij hebben tegen haere eigene naebuiren ende bondgenooten. De Grisons, niettegenstaende veele mescontentementen, blijven noch vast aen Spaignië. 't Heeft groote apparentie dat Polen in oorlog soude connen comen met de Turcken, alsoo vandaer geschreven werdt dat den Poolschen internuntius te Const[ant]inopolen is vastgehouden in revenge van 'tgunt aen een Tartarsche gesant in Polen13 was geschiet.

    Den hertogh van Lorraine brengt aen den coning tweeduisent man te paerd, bij de drieduisent te voet. Eenige colonnellen hebben hem verlaeten, niet willende gaen in den Franschen dienst. Men sent van hier groote schenckagiën aen madame de Cantecroi.14 La Motte Odin-

    159

    court,15 die het Fransche secours in Catelagne commandeert, heeft bij sich tweeduisent vijfhondert Fransoisen, verwacht noch vierduisent. Alsoo de gedeputeerde van de Catelans quamen seggen aen mijnheer den cardinael dat den coning van Spaignië een groot leger tegen haer gereedt maecte, seide den cardinael dat sij goedsmoeds souden sijn, dat sij wel souden werden geassisteert ende dat den coning van Spaignië het toecomende jaer niet verseeckert en soude sijn in het Escurial. Erlach heeft hier niet meer becomen als drie compagniën te paerd.

    Den nieuwen getroude hertogh van Angwien16 is sieck niet sonder peryckel. Den hertogh van Lorraine werdt bij den coninck getracteert; cost alle daegh duisent croonen. Den Portugesche ambassadeur17 is alrede gearriveert te Rochelle.

    9 Martii 1641.

    Adres: Mijnheer mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant, in Den Hage. Port.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 8 Martii 1641.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B 12. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Geciteerd Brandt-Cattenb., Leven II, p. 288, 295.
    2 - Karel IV, hertog van Lotharingen, had op 7 maart 1641 zijn entrée in Parijs gemaakt. Zie voor het verdrag dat hij met de Franse koning sloot, no. 5083 n. 23.
    3 - Henri de Lorraine, graaf van Harcourt (no. 5054 n. 3), en Antoine III de Gramont, graaf van Guiche (no. 4996 n. 16).
    4 - Nicole, hertogin van Lotharingen. De infra genoemde edelman is niet geïdentificeerd. De passage ‘werdt ... is’ is in vermoedelijk dezelfde inkt als de rest van het handschrift ofwel onderstreept ofwel doorgehaald.
    5 - Het hs. geeft ten onrechte: in.
    6 - Bedoeld zijn de Zuidelijke Nederlanden.
    7 - De Catalaanse gezanten te Parijs, Llorenç de Barutell, Francisco de Gravalosa en Jaume (of Francisco) Bru (no. 4994 n. 12).
    8 - Gustav Karlsson Horn bevond zich sinds 1634 in Beierse krijgsgevangenschap (no. 5264 n. 1).
    9 - Leopold Wilhelm, broer van keizer Ferdinand III.
    10 - Dom Duarte de Bragança (no. 5072 n. 10).
    11 - Paul le Prévost, baron van Oysonville, adjunct van de goeverneur van Breisach (no. 4994 n. 15).
    12 - Johann Ludwig van Erlach, goeverneur van Breisach (no. 4994 n. 14); hij bevond zich sinds het najaar van 1640 in Parijs. Zie ook infra. Grotius ontleende de volgende berichten vermoedelijk aan de brief van C. Marin, no. 5068.
    13 - Met de Poolse internuntius is vermoedelijk gedoeld op diens tolk, Romaszkiewicz (no. 5068 n. 11). De Tartaarse gezant in Polen is niet geïdentificeerd.
    14 - Béatrice de Cusance, prinses van Cantecroix, maîtresse van de hertog van Lotharingen (no. 5041 n. 7).
    15 - Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt (no. 5060 n. 16).
    16 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, de latere ‘Grand Condé’, was op 9 februari 1641 getrouwd (no. 4994 n. 18).
    17 - Francisco de Mello en dr. António Coelho de Carvalho (no. 5028 n. 6).