eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    110

    6100. 1643 februari 23. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Pro iis quae de sarcienda Thuani memoria scribis gratias ago,2 itemque pro epigrammate lepidissimo in novum pontificem.3 Possunt iam ingenia poetarum impune ludere, quod antea eis fraudi erat futurum. Utenbogardus Amstelodamum est profectus ad invisendum Episcopium4 periculose aegrotantem. Fuit enim vesica ita obstipa, ut novem diebus urinam non miserit, nisi quod nudiustertius sub noctem magna vis aquae erupit.

    Regina Angliae, quae hodie abituram se dixerit, nescio quas remoras causata, discessum in crastinum diem distulit, frustra eam principe cum multis hominum millibus Sceveringae expectante.5 Ex Anglia tam incerta nuntiantur ut nihil supra. Interea Scoti se parant adversus catholicum regis exercitum.

    Ego Mareziana de Antichristo,6 cum libello Laurentiadae7 et fasce ad aliquam e domesticis, item duobus vasculis herbae littoralis a Gaesia8 ad uxorem destinatis, per Roterodamensem nautam Jan Pieters Vroo ad viduam Treselianam9 cum litteris et tali signo [vijfpuntige ster] misi; et iam abiere naves, sed forte iste nauta cum sua navi Rothomagum venturus non est, quod si fiat, iussus est sarcinam et vascula Dieppa Rothomagum terra mittere, quod viduae Treselianae posset indicari.

    111

    De Roberto Le Comte10 quid dicam, nescio. Ego hominem non novi; Abrahamus Antonii eum tui studiosissimum dicit. De postulato Hollandiae Ordinibus offerendo ad repetendas chartas frustra laboras. Ego ante aliquot annos in ea palaestra desudavi neque quicquam profeci. Periere enim eae chartae, nec quisquam in vivis est, qui ubi lateant sciat.11

    Historiam Hoofdii tibi et bonae fidei et iudicii nomine placere gaudeo, nam de diligentia nunquam dubitavi.12 Te vero Deus Optimus Maximus diu servet incolumem, ut et tuam historiam antequam e vita migres legere nobis contingat.

    Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Hagae, XXIII Februarii 1643.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 14 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 4 Martii.

    En in dorso: 23 Febr. 1643 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 345. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 6086, beantw. d. no. 6120.
    2 - In het voor Willem de Groot bestemde presentexemplaar van zijn Florum sparsio (BG no. 791) had Grotius in de opdracht enkele regels gewijd aan de nagedachtenis van de in september 1642 ter dood gebrachte koninklijke bibliothecaris François-Auguste de Thou; vgl. no. 6067.
    3 - Vermoedelijk het gedicht dat de Parijse arts Guy Patin ter beoordeling aan Grotius voorlegde: Flumen apud Superos nullum est; quid pontibus ergo Est opus? Est quid opus denique Pontifice? Ast apud infernos tria cum sint flumina, soli illi habeant pontes Pontificesque suos. In de optekening van Patin luidde het oordeel van Grotius als volgt: ‘Il me respondit que la pointe en estoit bonne, mais que ce mot infernos ne valoit rien, et qu'il gastoit tout, qu'il n'estoit pas Latin’ (R. Pintard, La Mothe le Vayer, Gassendi - Guy Patin, p. 76).
    4 - Simon Episcopius (1583 - †4 april 1643), destijds de naaste medewerker van Johannes Wtenbogaert, thans hoogleraar aan het remonstrants seminarium te Amsterdam (NNBW I, kol. 829-832; Biogr. Lexicon voor de Geschiedenis van het Ned. protestantisme II, p. 191-195).
    5 - Ook koningin Henriëtte Maria verscheen de 23ste op het Scheveningse strand, maar toen zij vernam dat een van haar vrachtschepen bij de monding van de Maas werd vastgehouden om gevisiteerd te worden, stelde zij haar vertrek nog enkele dagen uit (CSP Ven. 1642-1643, p. 244-245, en M.G. de Boer in TvG 59 (1946), p. 58-60).
    6 - De verzending van de Concordia discors et Antichristus revelatus van Samuel Desmarets (Maresius) (BG no. 1130; BsG no. 318). Inmiddels had Grotius al een exemplaar van dit werk in zijn bezit; vgl. no. 6096.
    7 - Het Idolum Romanum van de Amsterdamse predikant Jacob Laurentius (BG no. 297 en BsG no. 323).
    8 - ‘Gaesia’ of ‘Caesia’, vermoedelijk de echtgenote of een ander vrouwelijk familielid van de Amsterdamse uitgever dr. Joan Blaeu (Caesius) (Elias, De Vroedschap van Amsterdam I, p. 472-477), schonk Maria van Reigersberch een geurige herinnering aan de Noordzeekust.
    9 - Henrickgen Aelbrechts van Leuningen, sinds 1641 weduwe van Daniel Tresel, koopman te Rouaan.
    10 - De Normandiër Robert le Comte, die tijdens zijn verblijf in Amsterdam een ‘memorandum’ ten gunste van verzoeningsgezinde theologen als Grotius en Théophile Brachet de La Milletière had opgesteld; vgl. no. 6057. Wie hem tot deze daad had aangezet, leek niemand te weten. Volgens de Amsterdamse koopman Abraham Anthonisz. Recht zou de Fransman, of diens broer, secretaris van Richelieu zijn geweest.
    11 - Grotius verlangde de teruggave van de papieren die bij resolutie van de Gecommitteerde Raden dd. 31 oktober 1619 uit zijn Rotterdamse huis waren gelicht. In de jaren 1638-1639 was daartoe al een poging ondernomen (nos. 3643 (dl. IX), 3924, 4017 en 4083 (dl. X)), echter in oktober 1640 moest Willem de Groot vaststellen dat hij geen stap verder was gekomen (no. 4878 (dl. XI)). Zie ook Brandt-Cattenb., Leven II, p. 172-174.
    12 - De Neederlandsche Histooriën van Pieter Cornelisz. Hooft. Voor Willem de Groot was het een teleurstelling dat zijn broer zo weinig haast maakte met het publiceren van de Annales et historiae de rebus Belgicis (BG no. 741).