eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6839. 1644 april 30. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Quod de vectura scripsi libri Graswinckeliani,2 non ideo scripsi quod impensa doleat, sed ut noris quanti constent tales transmissiones et serventur ista pretia ad res aut Suediae aut mihi necessarias. Ego uno quod misisti exemplari illius libri facile ero contentus, nec plura desidero. Monodius est vir eruditissimus, paenitentiarius ducissae Sabaudae. Vidi eum Lutetiae3 de emendatione ecclesiae pulchra disserentem.

    362

    De Groenewegii opere4 non viso nihil possum iudicare. Sed velim eas controversias quae maxime in diversas partes iudicari solent, ab Ordinibus Hollandiae semel definiri, ut litibus praescindatur materia. Id si fiat ego mea ad eam normam aptabo. Advocatus fisci5 deberet ea de re Ordines commonefacere. Praestitere id in maxime celebribus controversiis in Brabantia quondam archiduces, magno civium bono.6 Scio quaedam fuisse in quibus semper dissidebat curia superior ab inferiore.

    Latium quod attinet, forte invenies aliquem qui paucos dies isti inquisitioni velit perdere; misi enim silvam satis paratam.7 Sed ante omnia rogo urgeas Anthologiae editionem,8 ne quid relinquam, si ad meliorem vitam abiero, imperfectum. Filius natu maximus more suo nihil ad nos scribit.9 Didericus etiam nunc hic est.10 Accepi exemplaria libri Graswinckeliani per Rosenthalium11 et gratias ago.

    Universitas Lovaniensis scripsit ad Parisiensem,12 eam rogans ne damnet sententiam Jansenii, episcopi quondam Iprensis, quam illi esse aiunt Augustini, nempe de praedestinatione et capitibus annexis. Coepit agi causa ducis Anguiani, nomine uxoris, contra Esguilloniam. Dixit advocatus Anguiani13 pares fuisse propinquitate Brezaeam et Esguilloniam, originem valde disparem: illius illustrem, huius abiectam. Sed causas cur

    363

    hanc prae illa dilexerit omnibus notas esse. Samsonem illum vires suas posuisse in sinu Dalilae.

    Saluta, quaeso, uxorem, liberos et amicos,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    30 Aprilis 1644.

    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 966 App. no. 702. Antw. op no. 6819, beantw. d. no. 6855.
    2 - De verzending per koeriersdienst van de Dissertatio de iure praecedentiae inter serenissimam Venetam rempublicam et serenissimum Sabaudiae ducem, opposita dissertationi iussu serenissimi Sabaudiae ducis evulgatae van de Haagse advocaat-fiscaal mr. Dirck Graswinckel; zie no. 6787. Bij ontvangst klaagde Grotius over de hoge portokosten.
    3 - De Savoyaard Pietro (Pierre) Monod S.J., auteur van het door Graswinckel bestreden Trattato del titolo regio dovuto alla serenissima Casa di Savoia, Turijn 1633. In 1636 had de hertogin-regentesse Christine hem een missie naar Parijs opgedragen. In maart 1637 bracht hij zelfs een bezoek aan de Zweedse ambassade; zie no. 2989 (dl. VIII). De jezuïet kwam in botsing met kardinaal de Richelieu (Claretta, Storia della Reggenza I, p. 173-175 en p. 246-268).
    4 - Mr. Simon van Groenewegen van der Made, advocaat en stadssecretaris van Delft, had zonder medeweten van de auteur een editie verzorgd van de Inleydinge tot de Hollandtsche Regts-geleertheit, beschreven bij Hugo de Groot, bevestigt met placcaten, hantvesten, oude herkomen, regten, regts-geleerden, sententien van de Hoven van Justitie in Hollant ende elders, mitsgaders enige bij-voegsels ende aenmerkingen op de selfde, door Mr. Simon van Groenewegen van der Made, advocaet voor de voorsz. Hoven van Justitie in Hollandt, Dordrecht 1644 (BG no. 765).
    5 - Grotius had deze functie van 1607 tot aan zijn benoeming tot pensionaris van Rotterdam (1613) bekleed. Zijn opvolgers waren thans mr. Dirck Graswinckel (advocaat-fiscaal civiel) en mr. Johan Moons (advocaat-fiscaal crimineel).
    6 - Het streven naar meer uniformiteit in het recht van deze landen, in 1540 door keizer Karel V voorbereid in het Eeuwig Edict. De Opstand brak het werk aan de codificatie af. In de Zuidelijke Nederlanden namen Albrecht en Isabella bij Eeuwig Edict van 12 juli 1611 de optekening van de costumen ter herziening en homologatie door de centrale overheid weer bij de hand.
    7 - De beantwoording van de Responsio ad dissertationem secundam Hugonis Grotii, de origine gentium Americanarum van de geograaf Johan de Laet (BG no. 733 en BsG no. 214). Grotius gaf zijn broer de vrije beschikking over de kritische aantekeningen die hij hem de afgelopen weken had toegestuurd (nos. 6792 en 6813).
    8 - Het manuscript met de Anthologia Graeca (BG no. 534) was nog steeds niet bij een drukker afgeleverd.
    9 - Grotius' oudste zoon Cornelis verbleef nu al zes maanden in Venetië.
    10 - Dirk de Groot begon in Parijs weer te verlangen naar de voortzetting van zijn loopbaan in het Frans-Weimarse leger.
    11 - Een zoon van de advocaat mr. Dirk van Rosendael († 1669) was begonnen aan zijn ‘Tour’ (no. 6819).
    12 - In een brief van 15 maart 1644 hadden de theologen van de universiteit van Leuven de doctores van de Sorbonne opgeroepen om geen gevolg te geven aan de veroordeling van de leer van Cornelius Jansenius, bisschop van Ieper, in de bul ‘In eminenti’ van 6 maart 1642 (G. Hermant, Mémoires ... sur l'Histoire ecclésiastique du XVIIesiècle I, p. 301-305).
    13 - Vgl. no. 6770. Henri II de Bourbon, prins van Condé, had als curator van Claire-Clémence de Maillé-Brezé, echtgenote van zijn zoon Louis II, hertog van Enghien, een proces aangespannen tegen Richelieu's lievelingsnicht Marie-Madeleine de Vignerot, hertogin van Aiguillon. Op 28 april hield de prinselijke advocaat zijn pleitrede in het Parlement van Parijs. In zijn toespraak vergeleek hij de ‘grote kardinaal’ met Samson, die zich door zijn nicht ‘Dalila’ een testament liet voorschrijven (Tallemant des Réaux I, p. 304-311 en p. 980-990; Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 256-258 en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 174-175).