eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6931. 1644 juni 25. Aan J. Oxenstierna.1

    Illustrissime et excellentissime domine,

    Plurimum debeo Excellentiae vestrae et pro epistola eius data XXX Maii et pro ea quae accedit palatini Poloni ad dominum marescallum Torstensonium, quae prudenter scripta nobisque est perhonorifica.2 Ego eorum quae ad causae istius defensionem gloriamque regni pertinent nihil omittam. Colloquium inter regni Suedici et Danici senatores video congruere foederibus; vix tamen est ut aliquid inde boni sperem, non quod non senatum Danicum putem pacis amantem, sed quod rex aspero adhuc animo et pro magno lucro habente aequam hactenus mari fortunam facile in senatu inventurus sit aliquos qui affectus suos ex ipsius affectibus trahant.3 Quodsi res transferatur ad ea colloquia quae Osnabrugae et Monasterii habentur,4 non poterit imperator causam communem liberae per mare navigationis deserere, nisi civitates maritimas vehementer velit of-

    526

    fendere.5 Marescallorum Hornii et Torstensonii cognitas antehac virtutes gaudeo in rebus maximi ad patriam momenti rursus enitescere.6

    Fusiorem causae nostrae explicationem iam Belgico sermone acceperam,7 et iam in Latinum sermonem eam transtulissem, nisi audissem in Suedia versionem ex Suedico fieri, quod multo erit rectius utiliusque.8 Ego interim hic in omni sermone qua publico qua privato non desino et aequitatem armorum Suedicorum et obiectionum Danicarum iniquitatem ostendere.9 Literae papae et regis Poloniae omissae fuerunt addi Excellentiae vestrae literis.10

    Sum maneoque semper, illustrissime et excellentissime domine,

    Excellentiae vestrae perpetuo serviturus,
    H. Grotius.

    [Lutetiae,] XV/XXV Iunii 1644.

    Adres: Illustrissimo et excellentissimo domino/domino Johanni Oxenstiernae, regni Suedici senatori, reginae regnique summa cum potestate legato, etc., libero baroni in Kymitho, etc.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): D. Oxenstiernae, plenipotentiario.

    Adres (volgens de copie te Dresden): Joanni Oxenstiernae.

    Bovenaan de brief in de copie te Leipzig: Argumentum. Danis dominium maris Baltici invidet. Suedicum manifestum contra Danos laudat, suumque erga illos affectum praedicat.

    Notes



    1 - Hs. Stockholm, RA, E 951, coll. J.A. Oxenstierna ser. B II. Eigenh. oorspr. Gedrukt Epist., p. 728 no. 1673 en Meerman, Epist. (BG no. 1222), p. 158. Afschriften aanwezig te Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61, 267 (doorgestreept); te Leipzig, UB, ms. 2633, f. 277; te Hamburg, Staats- und Universitätsbibl., Sup. ep. Uffenbachii et Wolfiorum, 42, 116 en 4o 38, 49; te Hannover, Niedersächs. Landesbibl., ms. XII, 746, f. 97; te Kopenhagen, KB, coll. Thott, 504, 2o, p. 258; en te Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 23, 65 en Br. 24, 89. Antw. op no. 6901.
    2 - Krzysztof Opaliński (1609-1655), ‘woiwode’ van Poznań, had op 6/16 mei [= maart] 1644 een vredelievende brief aan de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson geschreven; zie nos. 6826 en 6853, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 241.
    3 - In een schrijven van 9/19 februari hadden de Deense rijksraden de rijksraden in Stockholm een samenkomst aan de grens voorgesteld (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 378-379; Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 232, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 449-452). De boodschap werd op 2/12 maart door de Zweedse rijksraden beantwoord (Meiern, Westphälische Friedens-Handlungen I, p. 172-175, en Londorpius, Acta publica V, p. 878-880). Van Deense zijde werd op 23 maart/2 april afwijzend op de Zweedse eisen gereageerd (Kong Christian den Fjerdes egenhændige breve V (1641-1644), p. 464). Dit schrijven werd de Zweedse rijksraden op 15/25 april ter hand gesteld (Svenska Riksrådets Protokoll X (1643-1644), p. 507-511). Tegen die tijd was al bekend dat Frankrijk en de Republiek vredesmissies naar het noorden wilden zenden.
    4 - Niet alleen Grotius, ook de gevolmachtigden in Osnabrück (no. 6899) vroegen zich af of koning Christiaan IV in zijn hoedanigheid van hertog van Holstein partij kon zijn op de vredesconferenties (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 449-452 en p. 461-463).
    5 - De Hanzesteden Lübeck, Hamburg en Bremen hadden de kronen van Denemarken en Zweden reeds hun bemiddeling aangeboden.
    6 - Het doortastende optreden van de Zweedse legerleiders Gustav Karlsson Horn en Lennart Torstensson.
    7 - De Zweedse correspondent Harald Appelboom had Grotius op 15 mei de Nederlandse versie van het Zweeds Manifest van 16/26 januari 1644 toegestuurd: ‘Manifest, waer in die oorsaecken verclaert worden, welcke die Conincklijcke Majesteyt tot Sweeden, etc. Bewoghen ende ghedronghen hebben tot een oorlogh te resolveren ... teghen ... des Conincks Christiani des Vierden tot Denemarck, etc. Vijandtlijcke ende gewelt-dadighe attentaten’, Amsterdam 1644 (Knuttel, Cat. v. pamfl. no. 5075).
    8 - Koningin Christina van Zweden had inmiddels de verzending geregeld van de Latijnse versie: Manifestum, declarans causas, quibus Sac. R. M.tas Sueciae, permota et adacta est, ad decernendum bellum, ac tuendum armis, suum ... ius, adversus ... Christiani quarti Daniae regis, violentos et hostiles actus ac conatus ...; zie nos. 6883 en 6969.
    9 - In zijn nieuwsbrieven van 18 juni (nos. 6916 en 6917) had de ambassadeur uitvoerig verslag uitgebracht van zijn bezoeken aan koningin Anna van Oostenrijk, aan de prins van Condé en aan staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne.
    10 - Misschien de brief van paus Urbanus VIII aan koning Wladislas IV van Polen over de intrede van diens halfbroer Jan Kazimierz in de orde van de jezuïeten, dd. 23 september/3 oktober 1643, en het antwoord van de Poolse vorst aan de paus, dd. 27 november/7 december 1643 (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 241).