eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6901. 1644 juni 9. Van J. Oxenstierna.1

    Magnifice et generose domine,

    Quae in se totius Europae oculos convertit Osnabruga sterilis plane est rerum quae resciri merentur.2 Inde est quod longo iam tempore nihil responsi redditum est ad literas huc missas. Nos ab omni re ad tractatum inchoandum hic parati tandem 24 huius mensis a caesarianis certiores sumus facti quid illis animi esset.3 Per decanum4 nobis nuntiatum fuit non posse eos ad tractatum venire nisi prius Danica controversia, quam nunc habet cum Suecia, huc devolvatur. Addidit etiam obstaculum alterum esse in Gallis, qui convenienti procuratorio destituti sunt. Danus postulavit a caesare et electoribus ut sui ratio haberetur in hoc tractatu neque quicquam se inconsulto et inscio cum Suecia paciscerentur,5 quod utrum in speciem fecerit et ut in nos concitaret odium protracti tractatus, re autem ipsa velit inter regnorum commissarios rem transigi, an vero huc rem devolvi, nondum aeque liquet. Posterius non inviti arripuere Austriaci, utpote aptissimum scopo quem habent continuandi bellum et imminendi melioribus rerum gerendarum occasionibus.

    De compositione rerum inter nos et Danum in limitibus regnorum nihil certi habe-

    470

    mus6 interceptis ab archiepiscopo Bremensi literis,7 quae ad nos Hamburgo cum tribus veredariis missae erant. Verisimilime tamen est in istis oris sedari posse tempestatem illam, quandoquidem senatus regni Sueciae congressum a Danis oblatum non abnuit neque iniquas conditiones proposuit.

    Torstensonius nunc bene habet,8 dominus marescallus Hornius in Scania et Hallandia oppida plurima occupavit.9

    Edi video in Gallia pluscula in favorem Danorum contra Sueciam.10 Neque siluerunt alibi partium Danicarum patroni. Quibus et quam ponderosis rationibus nostram causam dirutum eant, Magnificentia vestra quam optime discernere potest.11 Allatas iam credo regiae Maiestatis literas per dominum Cerisantes12 et ex Hollandia publicam et fusiorem causarum nostrarum manifestationem.13 E quibus patebit regiam Maiestatem non nisi adactam venisse ad arma. Vidimus iam diu quid Magnificentia vestra de hac re sentiat,14 et nunc accepta pleniori informatione sperat Suecia in iis partibus a Magnificentia vestra innocentiae suae et aequissimae causae strenuum propugnaculum.

    Quibus Magnificentiam vestram caelesti favori ex animo commendo, maneoque,

    Magnificentiae vestrae ad amica officia praestanda paratissimus,
    Johannes Oxenstierna.

    Osnabruggae, die 30 Maii 1644.

    471

    In dorso staat: Osnabruggae, die 30 Maii anno 1644. Ad dominum legatum Hugonem Grotium. J.O.A.

    Notes



    1 - Minuut Stockholm, RA, E 915, coll. J.A. Oxenstierna ser. A II, Koncept G. De talrijke doorhalingen en verbeteringen van de hand van de opsteller van deze brief zullen niet worden gesignaleerd.
    2 - De keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane waren niet ingegaan op het voorstel van de Zweedse gevolmachtigde Johan Adler Salvius om de ceremonie van de uitwisseling van de volmachten te laten plaatsvinden op een neutrale plaats in Osnabrück.
    3 - In een schrijven van 17 mei had keizer Ferdinand III zijn gevolmachtigden geïnstrueerd om onder geen beding af te wijken van hun instructies dd. 15 juli 1643; zie no. 6899.
    4 - Raban Heistermann (Heystermann), deken van de collegiale kerk van Sint Jan te Osnabrück en kanunnik van Lübeck, onderhield de verbindingen tussen de Zweedse en keizerlijke delegaties. Op 24 mei/3 juni bracht hij de inhoud van het keizerlijk schrijven van 17 mei ter kennis van de Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 225-227, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 461-463).
    5 - Koning Christiaan IV van Denemarken had op 18/28 februari 1644 een noodkreet naar de Frankforter ‘Deputationstag’ verstuurd. Op 20 april herinnerde het keurvorstencollege de keizer aan zijn belofte om ‘keine tractaten ohne dess königs liebden weiter fürzunemmen oder einzugehen’ (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 425-426, en Doc. Boh. VII, p. 89 no. 218). Dankbaar maakte de keizer gebruik van dit advies in zijn aanwijzingen aan de keizerlijke gevolmachtigden te Munster en Osnabrück (supra, n. 3).
    6 - In een schrijven van 9/19 februari hadden de Deense rijksraden de rijksraden in Stockholm een samenkomst aan de grens voorgesteld (Fridericia, Danmarks ydre politiske historie II, p. 378-379, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 232). Van het Zweedse antwoord, dd. 2/12 maart 1644, was in Osnabrück nog geen bericht ontvangen. In de Republiek was men veel eerder op de hoogte van de ontwikkelingen; vgl. nos. 6846 en 6857.
    7 - Soldaten van aartsbisschop Frederik van Bremen, generaal van het Deense leger, maakten de postroutes van Hamburg naar Osnabrück onveilig. Inmiddels hadden de Zweedse gevolmachtigden besloten om de aartsbisschop aansprakelijk te stellen voor de aanhoudingen (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 232-233 en p. 245, en Die kaiserlichen Korrespondenzen I, p. 472).
    8 - Johan Oxenstierna verkeerde blijkbaar nog in de veronderstelling dat de Zweedse opperbevelhebber Lennart Torstensson binnenkort assistentie zou krijgen van de hulpvloot van Louis de Geer. Pas op 12 juni ontving hij van de Zweedse resident in Munster het nieuws van de zeeslag in het ‘Diep van List’ (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 228 en p. 243).
    9 - De Zweedse veldmaarschalk Gustav Karlsson Horn had op 7/17 april de capitulatie van het Deense garnizoen van Landskrona in ontvangst genomen. Eind april ving zijn leger de belegering van Laholm in het gewest Halland aan (Oxenst. Skrifter 2. afd., VIII, p. 306).
    10 - Grotius had in zijn nieuwsbrieven, dd. 28 mei 1644 (nos. 6880 en 6881), voorbeelden gegeven van de Zweeds-Deense pamflettenstrijd die in Parijs was losgebarsten.
    11 - De Gazette 1644 had onlangs een ‘extraordinaire’ (no. 48, dd. 11 mei 1644) laten verschijnen met het ‘Manifeste du Roy de Dannemarc contre les Suédois’. Veertien dagen later publiceerde de Gazette (no. 56, ‘extraordinaire du XXVII may’) een rechtsgeleerd commentaar op de vredebreuk: ‘Si l'on peut faire la guerre sans la dénoncer au préalable’.
    12 - De speciale koninklijke afgezant Marc Duncan de Cerisantes was nog onderweg (no. 6898). Pas op 13 juni overhandigde hij de ambassadeur het schrijven van koningin Christina van Zweden, dd. 27 januari/6 februari 1644; vgl. no. 6696.
    13 - Op 25 mei kreeg Grotius de Nederlandse versie van het Zweeds Manifest van 16/26 januari 1644 in handen: ‘Manifest, waer in die oorsaecken verclaert worden, welcke die Conincklijcke Majesteyt tot Sweeden, etc. Bewoghen ende ghedronghen hebben tot een oorlogh te resolveren ... teghen ... des Conincks Christiani des Vierden tot Denemarck, etc. Vijandtlijcke ende gewelt-dadighe attentaten’, Amsterdam 1644; vgl. no. 6865.
    14 - Waarschijnlijk een verwijzing naar Grotius' nieuwsbrieven van 30 april en 14 mei 1644 (nos. 6841-6842 en 6861-6862) en naar het Edictum serenissimae potentissimaeque reginae Suedorum ... missum ad populos imperii eius super suscepta regni et populorum defensione contra vim et iniuriam illatam a Daniae rege (BG no. 679A).