eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7140. 1644 november 12. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Mijne jongste zoon, zijnde wedergecomen van zijne commissie nae Cassel,2 schrijft mij uit Straesburg den 22 October3 dat het principale Fransche quartier noch was bij

    138

    Spier,4 het Beiersche bij Ladenburg,5 ende dat zeer wierd gearbeit bij de Beierschen om Manhem, bij de Fransoisen om Philipsburg ende 't fort bij Mentz te stercken.6 Laeter advysen zeggen ons dat den marescal de Turenne had de stadt van Creutznach becomen ende bezigh was met het casteel,7 voorts de Lorrainsche trouppes met deghenen die Becx hen hadde bijgevoecht,8 gepasseert waeren den Rijn om zich bij de Beierschen te vougen ende dat Magalotti Longuy heeft geïnvestieert.9 Men zegt hier oock dat tien compagniën van de Fransche guardes ende vijf van de Switserschen gaen nae Catelagne, den graef van Harcourt noch niet connende derrewaert gaen door 't belet van een dobbele tertiane.10

    De brieven, die voor deze mael hebben gemanqueert zoo van Keulen11 als van Londen,12 doen geloven dat iet quaed moet zijn gearriveert zoo aen de keizerschen13 als aen

    139

    d'Engelsche parlamentarissen. Monsieur d'Estrade is hier gearriveert.14 Te hooff zegt men dat Vrancrijck presenteert een millioen guldens aen den coninck van Denemarcken om denzelve coning te disponeren tot de vrede.15 Zoo dat waer is, behoort Vrancrijck aen Swede veel meer te presenteren, alzoo die uit het oorlogh meer voordeel hebben te verwachten.

    Den coning van Engelant werdt gezegt Weimouth becomen te hebben.16 De coninginne van Engelant is in de Louvre gelogeert;17 heeft vijftich personen tot haer lijfguarde. Den coning ende de coninginne-regente wijcken aen de coninginne van Engelant in 't Palais Royal,18 in de kerck ende voorts overal, uitgenomen in de Louvere, als zijnde alsnu het logys van de coninginne van Engelant. Wij zullen ons in de rouw moeten stellen vanwegen het overlijden van de coninginne van Spaignie.19 Mijnheer den ambassadeur Goryn wijckt mijnheer den cardinael Mazarini zelffs in het huis van denzelve cardinael.20

    12 Novembris 1644.

     

    Die hier comen uit het leger van den hertogh van Elboeuf twijffelen zeer off de fortificatië[n] bij Watten zullen connen werden geconserveert,21 zoo het leger aldaer niet en werdt versterckt, zijnde gecomen van twintichduizent22 tot negenduizent ende daeronder veele ziecken. Te Naples neemt den viceroy in dienst alle die hij can becomen gelicentieert zijnde bij den paus23 ende hoopt te becomen tot zesduizent. Den marescal de Turenne heeft eenige regimenten gecasseert ende de soldaten gebracht onder andere regimenten

    140

    die stercker zijn.24 Den graef van Tzerin, die men zeide gestorven te zijn op de reise nae Constantinople, werdt nu gezegt te Constantinople te zijn gearriveert,25 alwaer oock gecomen was den Grooten Heer van zijne reize van Adrianopoli26 ende had in plaetz van den chan van Clein Tartarije27 een ander gestelt. Den prefect van Rome is uit de stadt vertrocken, omdat de ambassadeurs van de coningen hem niet en hebben willen wijcken.28 Den paus toont goede genegentheit tot den hertogh van Parma.29 Den churfurst van Mentz gaet mede nae Lintz om met den keizer ende andere te beraedslagen over den tegenwoordige stant.30 De coninginne van Spaigne is gestorven den zesten October in het tweeëndeveertichste jaer van haer leven, zeer beclaegt in Spaignie. De coninginne van Engelant verzoect zachtelijck restitutie van twee millioenen bij haer geleent aen haere moeder.31 Den marescal de Chastillon is zieck niet zonder peryckel.32

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot uyt Paris, den 12 Nov. 1644.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 39d. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 7139.
    2 - Op 9 november ontving Grotius eindelijk de brieven waarin zijn zoon Dirk de Groot verslag uitbracht van zijn missie naar het hof van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel (nos. 7079 en 7108).
    3 - Grotius' jongste zoon wachtte bij terugkeer in het Franse hoofdkwartier een nieuwe opdracht. Zijn bevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, zond hem onverwijld naar Straatsburg en Bazel.
    4 - Maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, kwam bij aankomst in Oggersheim (10 oktober) tot de ontdekking dat de Zwabisch-Beierse generaal Johan van Werth de vesting van Mannheim reeds in staat van paraatheid had gebracht (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149). Hij zag af van een belegering (15 oktober) en vertrok naar Spiers (Mémoires du maréchal de Turenne II, p. 336).
    5 - Ladenburg (ten noordwesten van Heidelberg). De Zwabisch-Beierse bevelhebbers François de Mercy en Johan van Werth versterkten hun posities aan de ‘Bergstrasse’ (de route van Heidelberg naar Darmstadt) (H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149).
    6 - Het herstel van de vestingwerken van Philippsburg en Mainz. De Fransen wilden de nieuwe fortificaties aan de Rijn zo spoedig mogelijk bemand en bevoorraad hebben (no. 7108).
    7 - De Franse gardeofficier Guy de Bar nam eind oktober bezit van de stad Kreuznach (Bad Kreuznach, ten zuiden van Bingen). De vesting werd op 26 december bedwongen (Lettres de Turenne, p. 407-408).
    8 - In het Zwabisch-Beierse krijgsplan (no. 7128, n. 6) was voorzien dat de troepen van hertog Karel IV van Lotharingen en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck zich in Koblenz zouden verenigen met het keizerlijk-Westfaalse leger van Alexander, graaf van Velen en Megen, en Gottfried Huyn, graaf van Geleen (no. 7094, en Gazette 1644, nos. 135 en 141, dd. 5 november en 19 november 1644).
    9 - De Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, zaaiden met hun snelle acties tegen de Lotharingse garnizoensstad Longwy verwarring en onrust in de kwartieren van de Lotharingers en Luxemburgers aan de Moezel (Lettres Mazarin II, p. 81-87).
    10 - De aanval van de derdendaagse koorts was misschien geveinsd (no. 7117, n. 26). Henri de Lorraine, graaf van Harcourt, zou in Catalonië de waardigheden en taken overnemen van de in ongenade gevallen Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt. Zijn instructie werd op 18/28 januari 1645 vastgesteld (Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 297-301; Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 71-74).
    11 - De koeriers uit Hamburg, Frankfort en Keulen werden op doorreis in de Zuidelijke Nederlanden regelmatig van hun poststukken beroofd (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. LXXXV, p. 539-542, p. 546, p. 550-552 en p. 567). De Franse staatssecretaris Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, verzuchtte op 12 november 1644: ‘Je ne suis pas le seul qui blasme la conduicte et le peu de foy des Espagnolz, les ministres des Princes estrangers qui résident en cette Cour esclattent contre eux et ne peuvent supporter que les courriers soient dévaliséz et d'estre privé des dépesches des Ambassadeurs et autres personnes publiques employées par leurs maistres’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 612, en Gazette 1644, no. 138, dd. 12 november 1644).
    12 - Grotius bleef deze week verstoken van nieuws over de strijd in Engeland (de capitulatie van het koningsgezinde garnizoen van Newcastle (19/29 oktober) en de slag bij Newbury (27 oktober/6 november)). De harde wind belette het uitvaren van de pakketboten (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 434).
    13 - Het keizerlijke expeditieleger van Matthias, graaf Gallas, verschanste zich nog steeds in de omgeving van Nienburg en Bernburg aan de Saale.
    14 - Godefroi d'Estrades (1607-1686), kolonel van een Frans regiment in Staatse dienst en tegelijkertijd tussenpersoon in het contact van Frederik Hendrik met de Franse autoriteiten (Schutte, Repertorium II, p. 9-11). Eind oktober verwittigde hij de graaf van Brienne (supra, n. 11) van zijn aanstaand vertrek uit Den Haag (Correspondance d'Estrades I, p. 210-212).
    15 - Kardinaal Jules Mazarin had enkele maanden eerder een hoger bedrag genoemd, namelijk 4 miljoen (no. 6951 (dl. XV)).
    16 - Het parlementsgezinde garnizoen van Weymouth hield stand (CSP Dom. 1644-1645, p. 100 en p. 102).
    17 - In de middag van de 5de november maakte koningin Henriëtte Maria van Engeland haar intocht in Parijs. De koninklijke koets stopte voor het Louvre (Gazette 1644, no. 136, ‘extraordinaire’, dd. 11 november 1644: ‘L'entrée et reception faite à Paris par Leurs Majestez, à la Reine de la Grand'Bretagne’; CSP Ven. 1643-1647, p. 150-151, en Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 224-226).
    18 - Op 9 november bracht koningin Henriëtte Maria een tegenbezoek aan de regentesse en koning Lodewijk XIV in het Palais-Royal. De Gazette 1644, no. 138, dd. 12 november 1644, berichtte over deze visite: ‘La Reine de la Grand'Bretagne bien que foible et fatiguée ... voulut neantmoins aller rendre ses complimens à Leurs Majestez, et fut receuë dans le Palais Royal de la mesme sorte que la personne du Roy’.
    19 - Het Franse hof maakte het nieuws van het heengaan van koningin Isabella (Elisabeth) de Bourbon (1602-† 6 oktober 1644) na de intocht van koningin Henriëtte Maria bekend. De officiële rouw werd pas op de 18de november aangenomen (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 224-227, en Mémoires de madame de Motteville II, p. 121-125).
    20 - Lord George Goring legde zijn taken van buitengewoon ambassadeur neer (no. 7094, en CSP Ven. 1643-1647, p. 148-149). Tijdens een afscheidsbezoek aan kardinaal Jules Mazarin erkende hij de hogere waardigheid van de kardinaal-eerste minister; vgl. no. 6033 (dl. XIV) en no. 7095, en J. Heringa, De eer en hoogheid van de Staat, p. 196.
    21 - De manschappen van de Picardische bevelhebbers Jean, graaf van Gassion, en Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, verlangden naar een aflossing van de wacht in de vesting Watten aan de Aa.
    22 - In mei 1644 was de Franse campagne in Picardië van start gegaan met een troepenmacht van 18000 infanteristen en 6000 ruiters (G. Dethan, Gaston d'Orléans, p. 298).
    23 - Juan Alfonso Enríquez de Cabrera, ‘almirante de Castilla’, hertog van Medina de Ríoseco, de nieuwe onderkoning van Napels, wierf soldaten uit het thans ontbonden leger van paus Urbanus VIII voor dienst in de Spaanse garnizoenen (Gazette 1644, no. 138, dd. 12 november 1644).
    24 - Kardinaal Jules Mazarin hechtte zijn goedkeuring aan de voorstellen van maarschalk Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne: ‘Je croy que vous ne manquerez pas de faire, quand il faudra, la refformation des corps foibles et la distribution des soldats refformez aux autres corps’ (Lettres Mazarin II, p. 93).
    25 - De missie van de keizerlijke diplomaat Hermann, graaf van Czernin, naar Constantinopel (Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 64-68). Op 18 oktober mocht de graaf de kostbare geschenken van de keizer aan sultan Ibrahim overdragen (no. 6928 (dl. XV), en Doc. Boh. VII, p. 158 no. 462).
    26 - Sultan Ibrahim bracht in de eerste weken van augustus een bezoek aan Edirne (Adrianopolis). Men vermoedde dat zijn overhaaste terugkeer naar Constantinopel verband hield met de geheimzinnige ziekte die ook het leven van de graaf van Czernin (no. 7117, n. 24) in gevaar had gebracht (Gazette 1644, no. 138, dd. 12 november 1644: ‘De Constantinople, le 27 Aoust 1644’).
    27 - Islam-Ghiraï († 1654), zoon van Selamet Ghiraï, khan der Krim-Tartaren, ontving eerherstel (no. 7082). Zijn jongere broer khan Mehmet-Ghiraï moest het land verlaten (The Encyclopaedia of Islam; new edition IV, p. 178-179 en V, p. 136-143; Atsiz, Das Osmanische Reich, p. 14-15 en p. 20, en Hammer, Histoire de l'empire ottoman X, p. 56-60).
    28 - Aan de vooravond van de pauskroning, op 4 oktober 1644, trok Taddeo Barberini, prefect van Rome, zich terug in zijn zomerpaleis te Palestrina: ‘pour éviter la contestation avec les Ambassadeurs des testes couronnées, ausquels il prétendoit disputer la pŕeseance dans cette cérémonie’ (Gazette 1644, no. 135, dd. 5 november 1644).
    29 - Odoardo Farnese, hertog van Parma, wachtte in Caprarola (ten zuiden van Viterbo) op een uitnodiging van paus Innocentius X (Gazette 1644, nos. 135, 138 en 141, dd. 5, 12 en 19 november 1644).
    30 - De Gazette 1644, no. 137, dd. 12 november 1644, kondigde de reis van de Mainzer keurvorst-aartsbisschop Anselm Kasimir Wambold von Umstadt naar het keizerlijke hof te Linz aan. De keurvorst was echter in correspondentie getreden met hertog Maximiliaan I van Beieren (nos. 7128 en 7129) en achtte een overhaast vertrek uit Aschaffenburg niet langer wenselijk (Acta pacis Westphalicae; Die kaiserlichen Korrespondenzen II, p. 81-83). Veertien dagen later kon de Gazette, no. 143, dd. 26 november 1644, slechts melden: ‘L'Electeur de Mayence est encor à Aschaffembourg, d'où il ne veut point partir qu'il ne soit asseuré si l'Empéreur ira à Prague, comme le bruit en court’.
    31 - Maria de' Medici (1573-1642), echtgenote van koning Hendrik IV, moeder van Lodewijk XIII (1601-1643), Elisabeth (Isabella) (1602-† 6 oktober 1644), koningin van Spanje (supra, n. 19), Christine (1606-1663), hertogin-regentesse van Savoye, Nicolas (1607-1611), Gaston (1608-1660), hertog van Orléans, en Henriëtte Maria (1609-1669), koningin van Engeland. In 1631 dwong Richelieu haar het koninkrijk te verlaten. Zij vestigde zich in de Zuidelijke Nederlanden. Toen de Spaanse autoriteiten niet langer wilden instaan voor haar schulden, vluchtte zij naar het hof van haar schoonzoon Karel I van Engeland. In 1641 moest zij onder druk van het Parlement een nieuw toevluchtsoord zoeken. Zij stierf vereenzaamd in Keulen († 3 juli 1642) (M. Carmona, Marie de Médicis, Parijs 1981).
    32 - Gaspard III de Coligny (1584-1646), markies van Châtillon, maarschalk van Frankrijk (DBF VIII, kol. 802-803), zou getroffen zijn door een hersenbloeding. Een week later was de patiënt aan de beterende hand (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 430-432, p. 438 en p. 450).