eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7459. 1645 augustus 18. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Litteras tuas praepostero ordine accepi, et ita quidem ut eae quas XVo Iunii Calmaria dederas traditae mihi sint diu postquam iam a te recentiores Stocholmiae scriptas accepissem. Paucis itaque respondebo, cum iam antea posterioribus responderim,2 et de uxore quidem tua nihil dicam, nam ipsa ad te scripsit paucis ab hinc diebus,3 quae forte litterae una cum his meis tibi reddentur.

    De filio vero hoc dicam, omnes nos laborare debere, ut ipse quod ex animi sui sententia agat, inveniat. Placent autem ipsi publica maxime et quae ab iis pendent.4 Nunc quoniam per Graswinkelii promotionem ad fiscale munus5 vacant advocationes Amstelodamensis et Roterodamensis, putamus nos utramque ipsi impetraturos, quae ipsi et honori esse possint et ad alia maiora gradum ponant. Interea et te rogatum velim, an ipsi advocationem Suedicam in eiusdem Graswinkelii locum - neque enim fisci advocatus extraneo regno potest inservire - queas indipisci, cuius congiarium est octingentorum circiter florenorum.6 Neque id tibi grave videatur, cum Spiringius id homini vix noto praestiterit ante annos aliquot7 et ego nuper certo intellexerim dominum Geerium Am-

    707

    stelodamensi cuidam qui iam notariatum exercet8 promisisse locum agentis - ut ita loquar - Suedici cum bono stipend(io). Sane si Suedi ita ut decet gratias tibi (pro ante) actis laboribus agunt, oportet id et in te (et) in tuis ostendant. Tua vero imprimis interest (u)t aliquis e filiis tuis Suediae inserviat et (l)aborum quoque tuorum fructum aliquem possit metere.9 Tu rogo de his serio cogita et nos ubi certiora in Suedia se obtulerint certiores fac.

    Deus interea te tuosque diu servet nobisque sistat incolumes,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XVIII Augusti 1645.

    Adres: Aen mijnheere/mijnheere de Groot, raed van hare Majesteyt van Sweden, tot Stocholm. 65.

    In dorso staat in een onbekende hand: Onderlinge brieven van Hugo, Willem en Joan de Groot, etc. N. 12.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 287. Eigenh. oorspr. Antw. op nos. 7442 en 7445. De brief bereikte Stockholm na Grotius' afscheid van koningin Christina van Zweden.
    2 - Zie zijn brief van 4 augustus 1645 (no. 7456).
    3 - Maria van Reigersberch en dochter Cornelia verbleven in Spa (no. 7448). De brief moet omstreeks de 30ste juli zijn geschreven; vgl. Rogge, Brieven van en aan Maria van Reigersberch, p. 256-258.
    4 - Grotius' tweede zoon Pieter begeerde een plaats op de Hollandse regentenkussens. In 1650 trad hij als raad en resident van keurvorst Karl Ludwig van de Palts in het voetspoor van zijn vader. Hij verliet de diplomatieke dienst na zijn benoeming tot pensionaris van Amsterdam, 1660-1667, maar in 1668 vatte hij zijn oude beroep weer op, eerst als ordinaris Staats ambassadeur in Stockholm, 1668-1669, vervolgens, met een tractement van 20000 gulden per jaar, in Parijs, 1670-23 februari 1672. In de tussentijd had het stadsbestuur van Rotterdam hem het pensionarisambt aangeboden. Nauwelijks was hij teruggekeerd in zijn geboortestad of de orangisten kwamen in opstand. In juli 1672 viel de staatsgezinde mr. Pieter de Groot in ongenade. Hij stierf te Heemstede op 2 juni 1678 (NNBW X, kol. 305-306; M. van Leeuwen, Het leven van Pieter de Groot, Utrecht 1917; Schutte, Repertorium I, p. 18-19, en Brandt-Cattenb., Leven II, p. 437-440).
    5 - Dirck Graswinckel had bij zijn provisionele benoeming tot advocaat-fiscaal in dominiale en civiele zaken bij het Hof van Holland alle nevenfuncties mogen behouden. Op 27 juli 1645 bevestigden de Staten van Holland zijn aanstelling, met het gevolg dat hij zijn advocatenpraktijk moest opgeven; zie no. 7453, en Album Advocatorum: de advocaten van het Hof van Holland 1560-1811, p. 143.
    6 - In november 1637 stelden de Zweedse rijksregenten het honorarium van de Haagse advocaat Dirck Graswinckel vast op 800 gulden per jaar (no. 3457 (dl. IX)).
    7 - De Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona zal in de zaak van het volksoproer voor zijn Haagse woonhuis (oktober 1641) een beroep hebben gedaan op een advocaat zonder connecties met de raadsheren van het Hof van Holland; vgl. no. 5444 (dl. XII).
    8 - Laurens de Geer zocht een kandidaat voor de opvolging van Johannes Le Thor (Letoor), sinds 1637 Zweeds commissaris en factoor van het handelshuis van Louis de Geer in Amsterdam (Schutte, Repertorium II, p. 529-530). Misschien deed hij een beroep op de diensten van Jacob Bruyningh, notaris te Amsterdam 1626-1645 (P.H. Winkelman, Bronnen voor de geschiedenis van de Nederlandse Oostzeehandel II, p. IX, en Elias, De Vroedschap van Amsterdam II, p. 855).
    9 - Na de troonsafstand van koningin Christina wilden Dirk en zijn oudere broer Cornelis dienst nemen in het leger van koning Karel X Gustaaf van Zweden. Onderweg werd Dirk door zijn knecht op laaghartige wijze doodgeschoten (1656). Cornelis overleefde het incident en aanvaardde in 1659 de benoeming tot landdrost van de Meierij van 's-Hertogenbosch. Kort voor zijn overlijden (1661) schonken de Staten-Generaal hem de aanstelling van kapitein van de Hollandse garde (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 436-437).