eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7150. 1644 november 19. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Wij hebben hier niet veel nieus, dan den coning ende de coninginne-regente wel gezondt, de coninginne van Engellant mager ende vol onlust om de zaecken van Engelant, Schotlant ende Ierlant,2 alsoock omdat haere Majesteit hier niet en vindt alles dat zij ver-

    153

    wacht zoo door andere occupatiën3 als door gebreck van gelt, den cardinael meer zwack als zieck gelogeert in zijn huis naebij 't Palais Royal.4

    Zooveel wij hier connen verstaen, heeft Magalotti tusschen de Saar ende Mozel bij de twaelffduizent man.5 Het leger van den marescal de Turenne is door de guarnisoenen6 ende anders zeer gemindert, maer hoopt op de Hessische bijvouging;7 loopt anders peryckel van zich te moeten retireren nae Magalotti.8 Van Spaignie verstaen wij dat Flix aen de Ebro bij de Castillanen is belegert,9 dat de Portugezen schade geleden hebben bij Civita Rodrigo10 ende dat haer eenige forten zijn ontnomen bij Extremadura. Veele meenen dat Gleen11 Hoecxst12 zal aentasten. In Italië houden haer de Spaignaerden bij Alexandrië om Final te bewaeren.13

    't Leger ontrent Watten van twintichduizent is gesmolten door sterfte, wechloopen, afzending nae andere quartieren tot negenduizent;14 becomt de vivres wat beswaerlijck omdat die van Vlaenderen eenen dijck,15 bij de Fransoisen gedemolieert, hebben herstelt ende veel beletzelen gemaect in de riviere.

    154

    Uit Engellant can men in Hollant zoo goede advysen hebben als hier. Evenwel zal ick zeggen 'tgunt hier gelooft werdt. 'tWelck is dat den coning16 is te Bristol,17 hebbende bij zich zesduizent te paerd, achtduizent te voet. Dat Manchester daer naebij is, Essex tot Reading. Dat Leverpoole handelt met de parlamentarissen.18 Dat colonel Massie wel eenigh volck van prince Robert heeft geslagen, maer zelff volck[s] gebreck heeft ende daerom geschreven aen het parlement.19 Dat de stadt van Neucastel is met geweldt ingenomen bij de Schotten ende tamelijck wel getracteert.20 Dat in Ierlant 't fort van Duncannon21 aen de riviere van Waxfort22 is overgegeven aen die van de zijde van het parlement.

    Plessis-Pralin23 gaet haest nae Rome in plaetze van Saint-Chaumont.24 De Barbarins zijn nae de plaetzen van haere bedieninge vertrocken uit Rome25 ende den hertogh van Parme te Rome beleefdelijck ontfangen.26 Den marescal de Chastillon begint te be-

    155

    comen.27 Een rijcke abdie in Vrancrijck, die gegeven was aen den cardinael Antonio, werdt hem benomen omdat hij Vrancrijck quaelijck heeft gedient.28

    19 Novembris 1644.

     

    De laetste tijdingen uit de Spaensche rijcken zeggen dat de stadt Sint Vincent bij de Portugezen is verbrant.29 Dat Gramont in Catelagne bij de Fransoisen werdt belegert.30 Dat te Lisbonne zuicker ingecomen is van 't eiland Sint Thomé, verlaten bij de Hollanders.31 Dat tuschen de Hollanders ende Portugezen oorlogh was in Oost-Indië ende de Hollanders verdreven uit Ceilon.32 Van Rome dat aldaer vernieuwt ende bij den paus besworen was de bulle van Pius Quintus tegen de aliënatie van de kerckelijcke goederen.33 Van den Rijncant dat Hoechst bij de Beierschen werdt belegert,34 maer dat de Fransoisen van Creutzenach35 derrewaert gaen tot ontzet. Uit Engelant dat het parlements volck hadden het belegh van Bambury moeten verlaeten,36 maer dat in een gevecht bij Neuwbury den coninck hadde verloren negen stucken geschuts.37 Dat de Ieren zeer rouw leefden in 't lant van Galles ende dat zij daerom bij resolutie van 't parlement waeren gestelt buiten crijgsquartier.38 Dat Carlile in Comberlant belegert was bij de Schotten ende dat men be-

    156

    zigh was om mede te belegeren het casteel van Tinmuth bij Neucastel39 ende 't casteel van Scarboury in Jorckshire.40 Dat prins Mauris met zijn volck was bij Wallingfort, maer dat de parlamentarissen van Abington tegen hem gingen.41

    In het Boulonnois werdt bij ordre van hier volck bijeengebracht om Watten te secoureren,42 zoo de Spaignaerden daerop iet mochten attenteren. Een Italiaen, genaemt Ferry,43 is in de Bastille gebracht om eenige advysen gegeven in Spaignie.44 Den cardinael Antonio werpt de schuld van het quaed beleit over de verkiesing van den paus op den marquis de Saint-Chaumont als die het Fransche geld, tot dien einde gezonden, niet wel en heeft gebruickt.45

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 19 Nov. 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 39e. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Mogelijk tezamen met no. 7149.
    2 - Vgl. no. 7149. Koningin Henriëtte Maria van Engeland hield op 13 en 14 november ontvangsten in het Louvre: ‘Le treizième et le lendemain, le sieur de Berlize, Conducteur des Ambassadeurs et Princes estrangers, mena tous les Ambassadeurs et Résidens qui sont en cette Cour vers Sa Majesté Britannique, pour se réjoüir de la part de leurs maistres de son heureuse arrivée en ce Royaume’ (Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644).
    3 - Het Franse hof treurde om het heengaan van Isabella (Elisabeth) de Bourbon (1602-† 6 oktober 1644), koningin van Spanje. Ook koningin Henriëtte Maria nam op de 18de november de rouw aan (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 227).
    4 - Kardinaal Jules Mazarin vond de dagelijkse gang van het Palais-Cardinal (tegenw. rue de Richelieu no. 58) naar het Palais-Royal te bezwaarlijk. Op 21 november nam hij officieel bezit van een appartement in het koninklijke paleis (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 223, p. 226-227 en p. 229).
    5 - Op aanwijzing van de hertog van Enghien hielden de Franse onderbevelhebbers Pierre de Magalotti en Nicolas de Nettancourt d'Haussonville, graaf van Vaubecourt, aan de Moezel en de Saar de Luxemburgse en Lotharingse troepenbewegingen in het oog (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 396-398 en p. 636).
    6 - De garnizoenen van Philippsburg, Spiers, Worms, Mainz, Landau, Bingen en Bacharach. De Franse opperbevelhebber Henri de La Tour d'Auvergne, burggraaf van Turenne, beschikte over te weinig manschappen om het offensief tegen de Zwabisch-Beiersen voort te zetten.
    7 - De Hessen hadden begin november hun stellingen in Oostfriesland verlaten; zie no. 7147, en Gazette 1644, no. 137[=140], dd. 19 november 1644.
    8 - De Franse staatssecretaris Michel le Tellier had de burggraaf van Turenne reeds toestemming gegeven om steunpunten in te richten in Lotharingen en de Elzas (Mémoires du maréchal de Turenne I, p. 37, en Lettres Mazarin II, p. 90-94).
    9 - Het nieuws berustte op een gerucht (Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644). De Franse onderkoning Philippe, graaf van La Mothe-Houdancourt, had versterkingen gestuurd naar de strategisch belangrijke plaats Flix aan de Ebro (Gazette 1644, no. 133, dd. 29 oktober 1644).
    10 - De schermutselingen vonden plaats op de weg van Almeida naar Ciudad Rodrigo. ‘Le sieur de La Popeliniere-Talonneau’, een Frans edelman in Portugese krijgsdienst, kwam tijdens een reddingsactie onder Spaans vuur te staan en overleed ter plaatse (Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644).
    11 - De keizerlijk-Westfaalse bevelhebber Gottfried Huyn, graaf van Geleen, wachtte in Koblenz nog steeds op verbinding met de troepen van hertog Karel IV van Lotharingen en de Luxemburgse gouverneur Johan van Beck (Foerster, Kurfürst Ferdinand von Köln, p. 267-268).
    12 - De Zwabisch-Beierse ruiters van generaal Johan van Werth en kolonel Johann von Sporck vormden de grootste bedreiging voor het Hessische garnizoen van Höchst; zie nos. 7066 (dl. XV) en 7108.
    13 - Antonio Sancho Dávila, markies van Velada, Spaans gouverneur van Milaan, sloot zijn campagne tegen het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye af met een inspectiereis naar Alessandria en de Spaanse kwartieren bij Finale Ligure (Gazette 1644, nos. 138 en 143, dd. 12 en 26 november 1644).
    14 - De manschappen van de Picardische bevelhebbers Jean, graaf van Gassion, en Charles II de Lorraine, hertog van Elbeuf, verlangden naar een aflossing van de wacht in de vesting Watten aan de Aa; vgl. no. 7140.
    15 - Soldaten van de Zuidnederlandse ‘gouverneur des armes’ Ottavio Piccolomini herstelden ‘le fort Rouge’ aan ‘den Nieuwen Dijck’ (Neuf-fossé), ten oosten van Saint-Omer; vgl. no. 7117, n. 70.
    16 - Koning Karel I ging een confrontatie met de Parlementslegers van Robert Devereux, graaf van Essex, Edward Montague, graaf van Manchester, en sir William Waller uit de weg. In het zicht van Basingstoke maakte hij een omtrekkende beweging en zette koers naar Donnington Castle (Shaw cum Donnington, ten noorden van Newbury). Te laat verschenen de Parlementslegers in het veld. Desondanks daagden zij de koning tot een veldslag uit (de tweede slag bij Newbury, dd. 27 oktober/6 november 1644) (CSP Dom. 1644-1645, p. 72-77, en CSP Ven. 1643-1647, p. 149-151).
    17 - De koning verliet het slagveld even snel als hij gekomen was. Met 500 ruiters maakte hij de weg van Bristol naar Oxford vrij voor de soldaten van prins Rupert (Robert) van de Palts (CSP Dom. 1644-1645, p. 79-80, p. 83 en p. 86).
    18 - Sir John Meldrum dwong de koninklijken op 1/11 november tot vertrek uit Liverpool (CSP Dom. 1644-1645, p. 91-92).
    19 - Sir Edward Massey (Massie) (ca. 1619-ca. 1674), gouverneur van Gloucester, had op 13/23 oktober bij Beachley aan de Wye (ten zuiden van Monmouth) slag geleverd met de ruiterij van prins Rupert (Robert) van de Palts. Zijn nood klaagde hij in een brief van 18/28 oktober 1644 (DNB XXXVII, p. 2-5, en CSP Dom. 1644-1645, p. 42 en p. 52-54).
    20 - Op 19/29 oktober maakte het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, zich stormenderhand meester van Newcastle upon Tyne.
    21 - Sir Laurence Esmonde († 1646), garnizoenscommandant van Duncannon in het graafschap Wexford, schaarde zich aan de zijde van Murrough O'Brien, graaf van Inchiquin (no. 7020 (dl. XV)), de parlementsgezinde gouverneur van Munster (DNB XVIII, p. 3-4; A new history of Ireland III, p. 308-309, en Gazette 1644, no. 147, dd. 10 december 1644).
    22 - De rivier van ‘Waxfort’, lees: ‘de riviere Suir van Waterford’.
    23 - César de Choiseul, graaf van Du Plessis-Praslin, bevelhebber van de Franse regimenten en compagnieën in het leger van prins Tommaso Francesco van Savoye, ontving een uitnodiging van kardinaal Jules Mazarin. Hij kende maar al te goed de gevaren verbonden aan een diplomatieke missie naar Rome en verlangde om die reden enige bedenktijd (Mémoires du maréchal du Plessis, p. 125 en p. 204-209).
    24 - De Franse ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), had tijdens het conclave te weinig verzet geboden tegen de kandidatuur van kardinaal Giambattista Pamfili (H. Coville, Etude sur Mazarin et ses démêlés avec le pape Innocent X, p. 40-46, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 145-152). Op 18 november vernam de Parijse raadsheer Olivier Lefèvre d'Ormesson het nieuws: ‘J'appris que le marquis de Saint-Chamond ... estoit révoqué avec injure pour ne s'estre pas bien gouverné en l'élection du pape’ (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 227-228).
    25 - Francesco, Antonio en Taddeo Barberini hielden zich schuil in hun buitenverblijven. Zij maakten zich zorgen over het onderzoek dat de nieuwe paus dreigde in te stellen naar hun geldverslindende activiteiten ten tijde van de Castro-oorlog (Pastor, Gesch. Päpste XIV 1, p. 41-42).
    26 - Odoardo Farnese, hertog van Parma, wachtte in Caprarola op toestemming voor een bezoek aan Rome. Paus Innocentius X schonk de hertog in de laatste week van oktober de begeerde uitnodiging (Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644).
    27 - Gaspard III de Coligny, markies van Châtillon, reageerde goed op de behandeling van zijn geneesheren (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau II, p. 430-432, p. 438 en p. 450).
    28 - Vermoedelijk de abdij van Moissac (Bots-Leroy, Corresp. Rivet-Sarrau III, p. 46). Kardinaal Antonio Barberini moest boeten voor zijn ontrouw aan de Franse kandidaat Giulio Sacchetti tijdens de laatste stemming in het conclave (no. 7128; Lettres Mazarin II, p. 25-27, p. 98-105 en p. 135, en Mémoires de Fontenay-Mareuil II, p. 316-317).
    29 - De schermutselingen aan de Portugese grens (supra, n. 10). De brandstichting vond plaats in São Vicente e Ventosa ten noorden van Elvas.
    30 - De Fransen hadden het kasteel van (A)gramunt (ten noordoosten van Lérida) op 6 oktober moeten prijsgeven aan de troepen van de Spaanse bevelhebber Andrea Cantelmo. In zijn hoofdkwartier te Cervera gaf de graaf van La Mothe-Houdancourt op 20 oktober het sein voor een tegenaanval (Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644, en Sanabre, La acción de Francia en Cataluña, p. 263-264 en p. 266).
    31 - In 1641 had Cornelis Jol, alias Houtebeen, het eiland São Tomé veroverd (Boxer, The Dutch in Brazil, p. 107). Uit Lissabon kwam thans de tijding (Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644) dat de Hollanders het eiland hadden verlaten ‘tant à cause des maladies que pour ce qu'ils ne s'y jugeoyent pas les plus forts’.
    32 - Portugese Oostindiëvaarders hadden weinig gemerkt van een Portugees-Staatse toenadering in de Oost. Zij keerden terug (no. 7128, n. 34) met berichten over de voortzetting van de vijandelijkheden op het eiland Ceylon.
    33 - Paus Innocentius X bevestigde op 17 oktober de bul ‘Admonet nos suscepti cura regiminis’ van paus Pius V, dd. 29 maart 1567 (Bullarum diplomatum et privilegiorum sanctorum Romanorum pontificum Taurinensis editio VII, p. 560-564 en XV, p. 333-335); vgl. Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644.
    34 - Het Hessische garnizoen van Höchst (supra, n. 12) zwichtte op 7 november voor de Zwabisch-Beierse overmacht. De soldaten gingen een dag later accoord met een vrije aftocht naar Ziegenhain (Schwalmstadt, ten noordoosten van Marburg) (Gazette 1644, no. 143, dd. 26 november 1644, en H. Lahrkamp, Jan von Werth, p. 149).
    35 - De Franse gardeofficier Guy de Bar nam eind oktober bezit van de stad Kreuznach (Bad Kreuznach, ten zuiden van Bingen). De vesting werd op 26 december bedwongen (Lettres de Turenne, p. 26 en p. 407-408).
    36 - Het Parlement maakte zelf een einde aan de belegering van Banbury (ten noorden van Oxford). De soldaten kregen nieuwe legertaken toegewezen (CSP Ven. 1643-1647, p. 146, en CSP Dom. 1644-1645, p. 84-85).
    37 - De koninklijken (supra, n. 17) hadden negen kanonnen moeten achterlaten op het slagveld van Newbury (CSP Dom. 1644-1645, p. 77, en Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644).
    38 - ‘buiten crijgsquartier stellen’ (geen genade verlenen). Het Parlement trad bijzonder streng op tegen Ieren die de overtocht waagden om dienst te nemen in de koninklijke legers (CSP Ven. 1643-1647, p. 101). De ‘lords’ hechtten op 18/28 oktober hun goedkeuring aan de ‘Ordinance against giving any quarter to Irishmen taken in arms’ (The Parliamentary History of England III (1642-1660), kol. 295, en Thomason Tracts I, p. 345).
    39 - Het Schotse expeditieleger van Alexander Leslie, graaf van Leven, verspreidde zich over Northumberland (Tynemouth) en Cumberland (Carlisle). De gouverneur van Tynemouth trad spoedig met de Schotten in onderhandeling over de overdracht van zijn kasteel (CSP Dom. 1644-1645, p. 74-75).
    40 - Sir Hugh Cholmley (1600-1657), de koningsgezinde gouverneur van Scarborough, was een geduchter tegenstander. Hij probeerde de controle te behouden op het scheepvaartverkeer van en naar de kolenhavens in het bisdom Durham (Sunderland). Pas in de zomer van 1645 gaf hij de strijd op (DNB X, p. 268-269, en Gazette 1644, no. 141, dd. 19 november 1644).
    41 - Prins Moritz (Maurits) van de Palts had het leger van de koning rugdekking geboden. Na de slag bij Newbury (27 oktober/6 november) bracht hij zijn manschappen weer onder de koninklijke standaard. Hij koos positie in Wallingford (ten zuidoosten van Oxford), in de directe nabijheid van het hoofdkwartier van generaal-majoor (‘sergeant-major’) Richard Browne te Abingdon (CSP Dom. 1644-1645, p. 84).
    42 - Supra, n. 14. Een maatregel om het verloop in het Picardische leger te compenseren; vgl. no. 7140.
    43 - De Italiaan ‘Ferry’ of ‘Forni’ (Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen II, p. 11, en M. Fraga Iribarne, Don Diego de Saavedra y Fajardo, p. 476) maakte mogelijk deel uit van het gevolg van de Spaanse ‘gevolmachtigde’ Miguel de Salamanca (nos. 7094 en 7128).
    44 - Kardinaal Jules Mazarin had de oorlog verklaard aan de factie die een afzonderlijke vrede met Spanje begeerde (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 154-162 en II, p. 122-123; Acta pacis Westphalicae; Die Französischen Korrespondenzen I, p. 618-619, en CSP Ven. 1643-1647, p. 158). In korte tijd zette hij een aantal spionnen achter slot en grendel (Journal d'Olivier Lefèvre d'Ormesson I, p. 234).
    45 - Het verweer van kardinaal Antonio Barberini (supra, n. 24 en 28). Hij beschuldigde de Franse ambassadeur Melchior Mitte de Chevrière-Miolans, markies van Saint-Chamond (Chaumond), van misleiding (Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV II, p. 148-157).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]