eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    1227. 1628 februari 19. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Den uwen van den 4en deser is op haer tijdt, dat is op huyden, behandight. Ick gebruycke in 't antwoerden deselve wegh, alsoo dye tot noch toe wel geluckt is.

    De electie van Amsterdam2 is wel gevallen, God loff, ende tot justificatie van uE. brieff3, daer men soo op gesmaelt heeft. Ick meene veele wel gehoopt hadden tot Nyemmegen wat beters te zyen dan wel gevallen is.

    Nopende mijn particulier heb uE. dicmael verthoont de schade, dye ick hebbe gedaen ende noch soude mogen doen door irresolutie; daerbij comt, dat haer hyer eenige apparentiën voordoen van huwelijcken voor onsen dochter4, dye, soo ick uytlandigh soude blijven, niet en souden dyenen versuymt, soo ick met eere soude werden gerestitueert, misschyen beter souden achterblijven, om ons in 't landt te vaster te maecken. Dit en segh ick niet, omdat uE. voor mij soudt becommert zijn. Mijn waer is noch soo gangbaer als voor desen ende zye twee plaetsen, daer ick wel beter proffijt soude connen doen, als wel hyer in Vrancrijck. Op uE. raedt ende advys houd ick mij selve noch wat op. 't Besetten van de oude plaetsen bij de geëligerden tot Amsterdam is van importantie. Ick verlang te verstaen, wat nieuwe stormen uE. voorzyet.

    De memoriën van Grol, Santvlyet ende 't canael bij Venloo5 sal ick verwachten ende zyen, off ick mij bequaem can maecken. Nopende Grol dyen ick wel onderricht van de gelegentheyt van de corlijnen ende faussebrayen, 't maecken van de granade, 't gebruyck van de watermolen tot de gracht. Van de caerte tot Amsterdam gedruckt heb ick voor desen geschreven6.

    Van Reael7 sal ick 't vorder secours verwachten. Ick heb 't eerste advys van zijn ongeluck gegeven aen d'ambassadeurs van Denemarcken8, dye mij op Sonnendagh genoodt ende wel onthaelt hebben. Aen anderen heb ick daervan niet vermaent. 't Sisteren van de getuygen voor de rechters is dobbel over gefundeert. In soo gewichtige saecken testibus, non testimonijs credendum est. Van 't sweren van den coning alhier en is niet. Hij en is sulcx niet gewoon ende magh met de waerheyt seggen qu'il est le plus homme de bien de son royaume. Evenwel is waer, dat hij zeer ijvert om Rochelle te becomen.

    245

    UE. doet wel voor den heer van Langerac9 ten beste te spreecken. Daer is aen gelegen, dat daer gheen arger van come. Ick sal soo lang ick hyer ben garen met mijne advysen suppleren, 't gunt aen de zijne soude mogen gebreecken.

    Nopende 't gunt uE. schrijft, dat ick soude ondersoecken, dat heb ick soo voor desen als op huyden nae 't ontfangen van uE. brieff gedaen sonder melden, volgens uE. voorschrift.

    Een ambassade uyt ons landt alhier is aengenaem ende de tijdt brenght sulcx mede, maer Aersens10 is tegen de borst, soo om dat van den mareschal d'Ornane11, dat ick (vo)or desen heb geadviseert, als om groote belofte gedaen, doen hij hyer was, ende niet gehouden. Vosbergen12 van de oude handeling in Orangie een weynigh suspect, maer hetgunt de legatie meest aengenaem ofte onaengenaem sal maecken, sal zijn de verclaering, dye sij doen sullen op het beworpen tractaet, vanwaer men hyer van meningh is te beginnen. 't Waer te wenschen geweest, dat sij 's conincx schepen hadde met haer gebracht.

    Nopende de vrede met Engelant houdt seecker, dat de reine-mère13 en den cardinael daertoe zijn genegen, dewelcken lichtelijck overwegen sullen den ijver, dye den guarde des seaux14 ende eenige anderen souden mogen hebben tot revengie. Maer om dese vrede te maecken, soude Rochelle moeten gewonnen zijn off gedespereert te winnen. De onseeckerheyt hyervan is noch zeer groot. 't Fort flottant van Pompeo Targone15 met de ketting is wechgedreven, den dijck subsisteert; de gesoncke schepen doen goed effort, maer dye van Rochelle hoopen, dat de hooge vloeden ontrent de hoochtijdt veel sullen wechnemen, 't welck wel waer soude mogen vallen ende zijn volgens de raed van Spinola16 daertegens gereedt een goed getal van schepen, dye men in plaetse sal stellen. Dit sal zijn het eenigh effect van de Armée grande, daer monsr. de Guise17 soo lang mede besigh is geweest ende zyende geen considerable macht ter zee bijeen te connen brengen, is nu te Parijs gecomen ende sal voortgaen nae Provence. Met dye schepen sal het gaen, gelijck de rechtsgeleerden seggen: si non valet ut testamentum, valeant ut codicilli18. Doen sij geen goed boven water, sij sullen onder water dyenen. Van de vivres binnen de stadt sijn de discoursen onseecker. Monsr. Bulion19 seyt brieven te hebben, medebrengende dat binnen de stadt vivres zijn voor acht maenden, anderen maecken den tijdt veel corter, seggen dat het broodt slecht is, weynigh wijns, quaed water ende de hoope gefundeert op het comen van de Engelsche vloot. Wat dan vallen sal, is onseecker te voorzyen, alsoo men niet en weet, wat ordre ende reedschap de Engelschen met haer sullen brengen.

    Den coning is nu te Blois ende Vosbergen te Boulogne, soodat sij schyer op eenen tijdt sullen connen hyer comen ofte hyerontrent, alsoo men seyt, dat de coning gaet nae Dordan, een van zijne jachtplaetsen. Veele incidenten verbitteren

    246

    de gemoederen. 't Parlement van Toulouse boven alle 't gheen ick uE. voor desen heb geadviseert, heeft daer noch bijgevoucht een adjournement personel tegen madame de Rohan20, dye te Venegie is.

    Dye van Rochelle hebben een manifeste21 uytgegeven, waerin comt onder anderen, dat coning Louys22 elcx op zijn knyen leggende gesworen heeft fidelité à la ville de Rochelle entre les mains du maire. Dit is waer ende betuyght de onnooselheyt van dye tijden, maer het wordt ontijdelijck te pas gebracht, naedat de regeering soo langen tijdt een andere ploy heeft gehadt. Den ambassadeur van Engelant23, te Venegie residerende, heeft aen de protestantsche cantons van de Switsers een schrift24 gesonden tot justificatie van de Engelsche wapenen, spijtigh tegen Vrancrijck, bitter tegen den cardinael de Richelieu, 't welck immers sooveel quaeds doet off men den coning offenseerde. 't Beste is, dat de cardinael is een man boven partiën, lettende alleen op zijne conservatie. Hij heeft nu de qualiteyt van generalissimo ende Monsieur25, dye derrewaerts wilde gaen, werdt bij de moeder26 gedistourneert.

    Men spreeckt van eenige uytvallen van dye van Rochelle, doch het succes en is noch niet wel beloont. Den hertogh van Savoye27 armeert sterck: eenige meenen om het Montferrat, anderen tegen Genève, terwijl de coning tegens luyden van deselve religie besigh is. Evenwel meen ick niet, dat haer de protectie van Vrancrijck sal ontbreecken.

    Ontrent Mets zijn veel trouppen van den keyser28, niet soo ick acht om yet datelijcx bij de handt te grijpen, maer om door dye continantie Vrancrijck te intimideren, om niet te doen voor Denemarcken, 't welck off Vrancrijck schoon wilde, niet zeer crachtigh en sal connen vallen door andere occupatiën van de finantiën. De vloot van monsr. de Guise heeft vijfthyen millioenen gulden gecost. De rest nae advenant. Men schept hyer degelijck op met de groote lepel, maer men vindt altijdt nieuwe edicten, zijnde de rijcdom van dit rijck ongelooffelijck. Bassé ende Born werden mede met 's keysers macht van verre geïntimideert, om door dat middel haer te doen goedvinden 't gunt de keyser begeert nopende de restitutie van eenige geestelijcke goederen, toelaeting van passagie ende dyergelijcken. Dese steden ende vooral Straesburgh dyenen wel van hyer wat gecourageert.

    Den proost van Orangie, genaemt Kercman29, dye oock auditeur is van den nuntius30 ende bij hem woont, is bij mij geweest, mij onderhoudende op de differenten van Orangien; hij is maethschap van den heer van Valckenborgh31, bekent, dat de parthije van Juliaen32 meerder vast[houdt] aen dye van de religie

    247

    dan dye van Servante33, maer seyt, dat de bisschop in alles de heer van Valckenborgh gelieft ende involght om te beletten, dat de catholycken niet door zijn authoriteyt onderdruckt en worden. De vrouw van Valckenborgh34 in de brieven aen mijn huysvrouw toont swaermoedicheyt. Ick heb haer gestaedigh tot Parijs droef gevonden ende ten uyterste genegen tot den dyenst van mijn heer den prins.

    Ick was vandage bij monsr. de Hayes35, dye mij seyde, dat nietjegenstaende alle debvoiren, dye ick doe ende hij doet mijne instructie om te doen geloven, dat Sijne Extie. sonderling ijvert voor de conservatie van de vrundschap van Vrancrijck ende 's conings dyenst, anderen hem zeer quade officiën doen, dat hij daerover wil spreecken met den coning selve, als hij hyerontrent sal zijn, ende den oorspronck ende de fundamenten van dese traversen penetreren, waertoe ick hem zeer animere. Sal oock niet naelaeten monsieur de la Villauclercqs36 gestaedigh te onderhouden, dye in dese aenstaende handeling gebruyckt sal werden, soo wij meenen.

    Ick bid om mijne gebiedenisse aen alle vrunden.

    Den XIX Februarij XVIcXXVIII tot Parijs.

    UE. dyenstwillige broeder
    H. de Groot.

    Hier volgen twee passages, die Grotius in margine heeft toegevoegd, de eerste bij zijn eigen brief, de tweede bij het schrijven, dat Maria van Reigersberch op dat van haar man heeft doen volgen37:

    1: Ick weet wel, dat de vorst van Beyeren38 met alle macht belet, dat het rijck niet en come in hostiliteyt met ons landt, achtende sulcx te moeten voorcomen worden tot conservatie van de generale vrijheyt.

    2: Cornelia39 versouct monsieur Bleiswijck40, dat hij haer noch eens wil doen hebben het bouck van Glasser41, alsoo haer ontnomen is 't gunt hij haer voor desen hadde gegeven ende daerbenevens noch een ander bouck, dat hij haer belooft had. Geduirende dese ambassade hebben geen boden, ontbreecken soo om dit te bestellen, als voor mij caerten etc.

    Adres: Mijn Heer, Mijnheer Reigersberg, raidt in den Hoogen Raide van Hollant

    Port. In 's Gravenhage.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot
    tot Paris, den 29 (!) feb. 1628.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. H10d. Eigenh. oorspr. Voor de brief, door Maria ingesloten, zie bijlage no. 2, p. 450.
    2 - Zie no. 1220.
    3 - No. 1130. Zie p. 105 n. 9.
    4 - Cornelia.
    5 - Zijn Grollae Obsidio is in 1629 te Amsterdam verschenen; zie Ter Meulen-Diermanse, no. 712. Over het kanaal bij Venlo zie no. 1219, p. 234 n. 9.
    6 - Zie no. 1218. Over de bedoelde kaart zie het in no. 1219 p. 234 n. 9. vermelde artikel van Veenendaal p. 22 en n. 2 t.p.
    7 - Laurens Reael; zie no. 1192, p. 191 n. 3.
    8 - Zie no. 1215, p. 227 n. 7.
    9 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak.
    10 - Fr. van Aerssen.
    11 - Zie no. 1075, p. 49 n. 8.
    12 - Caspar van Vosbergen.
    13 - Maria de Medici; met ‘den cardinael’ is De Richelieu bedoeld.
    14 - Michel de Marillac; zie no. 1061, p. 30 n. 12.
    15 - Zie no. 1178, p. 176 n. 2.
    16 - Ambrosio Spinola, veldheer in Spaanse dienst.
    17 - Zie no. 1102, p. 76 n. 3.
    18 - Clausula codicillaris; zie Grotius' Inleiding II, 24 § 7.
    19 - Zie no. 1216, p. 228 n. 10.
    20 - Zie no. 1226, p. 243 en n. 8 t.p.
    21 - Zie voor de vertaling Knuttel, Pamfl. 3730.
    22 - Lodewijk XII.
    23 - Sir Isaac Wake (1580?-1632), ambassadeur van Engeland in Venetië en Savoye.
    24 - De Nederlandse vertaling bij Knuttel, Pamfl. no. 3778.
    25 - Gaston, hertog van Orléans, brooder van Lodewijk XIII.
    26 - Maria de Medici.
    27 - Zie no. 1061, p. 29 n. 6.
    28 - Ferdinand II.
    29 - Niet nader geïndentificeerd.
    30 - Zie no. 1218, p. 231 n. 3.
    31 - Zie no. 1218, p. 231 n. 9.
    32 - Zie no. 1150, p. 131 n. 7 en no. 1152, p. 134 n. 4.
    33 - Christophle de Servant, raad van Orange; zie voor deze gebeurtenissen Joseph de la Pise, Tableau de l'Histoire des Princes et Principauté d'Orange. La Haye MDCXXXVIII, p. 825 vv. Bisschop van Orange was van 1608 tot 1640 Joannes de Tullus.
    34 - Josine de Bie.
    35 - Zie no. 1200, p. 203 n. 4.
    36 - Zie no. 1216, p. 228 n. 11.
    37 - Zie bijlage no. 2, p. 450. Gedrukt Rogge, Br. Maria van Reigersb. no. XLIII, pp. 162 vv.
    38 - Maximiliaan I.
    39 - Grotius' oudste dochter.
    40 - Er is een Dirck van Bleiswijk (1577-1631) uit Delft bekend, die tot Grotius' kennissenkring behoord kan hebben. Hij was in 1612 lid van de vroedschap, in 1613 schepen en in 1623 burgemeester. Voorts was hij lid van Gecommitteerde Raden.
    41 - Niet geïdentificeerd.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]