eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    4624. 1640 april 28. Aan N. van Reigersberch1.

    Mijnheer,

    Ick meen met uE., dat die van propositie hebben gesproocken, gemeent hebben te spreecken van den brief van de coninginne2.

    Ick heb gelesen een boeck bij de Schotten gemaect tot haere justificatie3, 'twelck meer tot verbittering van de humeuren streckt als tot versachting. Wat daervan sal vallen is van groote importantie voor den geheelen stant van Europa.

    De questie van Hollant met Denemarck is van groot gewicht. Dewijle de ambassade op Swede4 werdt uitgestelt, soude ick licht geloven, dat heimelijck werdt gehandelt om de saecke met Denemarcken af te maecken.

    Van de landgravin5 verwachten wij de actie ende 'tgunt uE. gist accordeert met de conjecture van veelen alhier.

    Men verwacht hier, dat sijne Hoocheit haest in 't velt sal sijn.

    Van de Brasilsche tijdingen willen wij het beste hoopen ende de seeckerheit daervan verwachten.

    Nopende de questie van de testamenten gemaect in barbarische landen6, daer geen wetten en sijn op sulcke saecken, dunct mij de opinie van Jason7 de beste te sijn. Men soude nopende Brasyl ende eenige plaetsen in Oost-Indië mogen objicieren, dat het sijn conquesten ende dat de plaetsen van conquesten gereguleert werden nae het overwinnende landschap. Maer daertegen vallen twee consideratiën: eerst, dat te twijffelen staet, off veele plaetsen, daer de onsen resideren - sijnde daer gecomen als coopluiden - voor conqueste connen gehouden werden; ten tweede dat noch de Staten-Generael, die de Compagnie tot conquesten autoriseren, noch de Compagnie selve geen wetten en hebben op de testamenten. De wet van elcke provincie nopende de forme van testamenten bint in de provincie, niet daerbuiten, soodat geene wet werdende bevonden, die de reisende personen in die verre landen obligeert, de saecke, nae mijn dunct, blijft in terminis juris naturae et gentium, 'twelck, soo het de heeren Staten-Generael niet aen en staet, mogen daer wetten op maecken off ten regarde van de personen, die haer ondersaeten sijn, off ten opsicht oock van die landen, soo haere Ho. Mo. houden deselve haer toe te comen.

    De advysen, die wij uit Italië ende die quartieren ontfangen, seggen ons, dat Ebrahim8 te Constantinople volcomentlijck regiert in plaetse van sijn broeder Achmeth9 ende dat hij

    238

    vresende bedrogh uit sijn huis niet en heeft willen uitgaen, eer hij het doode lichaem van Achmeth heeft gesien ende geseit, dat een groot prins, maer oock een groot tyran was gestorven. Daer en valt geen oppositie ende den grooten visyr10 soect vrunden om hemselve, soo hij can, in credyt te houden, soo niet, buiten peryckel. Van wat humeur desen nieuwen Grooten Heer sal sijn, is noch niet te weten, dewijle de souveraine regiering ende nieuwen raed veele humeuren veranderen. Maer ick mercke wel, dat den paus ende den coning van Spaignië in vrese sijn. Den paus in plaetse van cardinalen te maecken, gelijck sijne neven11 wenschen, maect capitainen te water ende ter zee.

    De Spaenschen in 't rijck van Napels prepareren haer ten oorlogh ter zee, men seit met tachtich galeonen, seventich galeien. 't Sal apparentelijck wat minder sijn. Sij vresen niet alleen voor den Turck maer oock voor Vrancrijck, alsoo den bisschop van Bourdeaux12 gereedschap maect om met een vloot te gaen in de Middellandsche Zee ende, soo men seit, met een leger in Italië, alwaer Casal niet alleen is belegert, maer de stadt verlaeten om 't casteel ende citadelle te beter te defenderen. De hertoginne van Mantoue ende Montferrat13, aen welcker naecomelingen Casal toecomt, siende de saecken in Italië meest hellen nae Spaignië, volgt die partij. Den paus ende Venegiën, oock andere princen van Italië, zien wel, wat haer is gelegen, dat Casal niet en comt in handen van Spaegnië, maer door schrick houden haer stil. Den coning van Vrancrijck dit siende wil sijne forces niet tevergeefs hazarderen, maer om Casal te ontzetten ende mevrouw van Savoie14, die aen de conservatie van Casal niet weinigh is gelegen, met groote macht te secoureren, versoect dat den jongen hertogh van Savoie15 gestelt werde in Vrancrijck ende Mommillan, de sterckste plaets van Savoie, in sijne handen. Met dese voorslagh is den abt de Mandes16, die hier gesonden was van de hertoginne, wedergesonden nae Savoie. 't Is gelooffelijck, dat die voorslagh bij de principalen van Savoie swaericheit sal vinden.

    Mijnheer den prins17 vertreckt nae Languedoc, Villeroy18 in 't graefschap van Bourgogne, den marescal de la Millerai19 is van de frontieren weder te hove gecomen om naerder ordre ende provisie tot sijn leger, dat het grootste sal [sijn]. Den graef van Guiche20, mede verwant aan mijnheer den cardinael, sal een clein leger daeromtrent hebben. Den marescal de Chastillon21 ende den hertogh van Chaune22 tesamen een ander leger ende sullen bij beurten 'tselve hebben. Eenige meenen, dat de occurrentiën van Italië alle de desseings op Nederlant souden mogen veranderen. Ick ben van andere opinie.

    Den paus blijft in dispuite soo met Vrancrijck als van Spaignië ende werden in de questie met Vrancrijck veele boucken23 gemaect aen beide zijde.

    Den vorst van Beyeren24 vresende voor Bannier25 treckt al dat hij kan bijeen. Masfeld is ontzet bij den graef van Nassau26, die Gilde de Haes27 vandaer heeft doen vertrecken.

    239

    Den hertogh van Longueville28 heeft de zijnen te Cassel om tesamen te beraedslagen wat te doen sal staen.

    Van de saecken van mijnheer de churfürst29 can ick niet seeckers oordeelen. Wij moeten sien, wat cours Engellant nae dit Engelsche parlement sal nemen ende off den ijver daer soo groot sal sijn tegen Schotlant als deselve in Ierlant is geweest. Sijne churf. Doorluchticheit heeft dese dagen een kindt van den graef van Licester30 geheven met Madamoiselle de Rohan31; daeruit schicken de Fransoisen, bijsonder die van de religie, een huwelijck. Men seit den keiser comt nae Regenspurg.

    Tot Parijs, den 28 April 1640.

     

    Wij verstaen hier, dat de rovers van Alger ofte andere plaetsen daeromtrent in de engte bij Engelant twee schepen hebben genomen, een Engelsch, een Fransch32, waervan de schade werdt geëstimeert op drie millioenen. Den coninck hoopt twee millioenen te becomen uit de boeten over valsche munten, waerover met eenige partisans werdt gehandelt. Eenige molens om meel te maecken ende artificiele bruggen werden gesonden nae 't principale leger.

    Die van Polen hebben haere ambassadeur33 van de wegh van Constantinople weder geroepen, nae de tijding van de doot van Achmet.

    De Venetianen hebben bij haer ontrent achtduisent man te voet, twee te paerd tot haere defensie. Uit Vrancrijck werdt gearbeit om haer in 't oorlog te trecken, waertoe ick noch geene apparentie en sie.

    Uit de citadelle van Casal is een uitval met eenige schade van de Spaenschen. Monsieur de la Millerai belooft ons ontrent den 5 Mey een notable belegering. Nae Italië sijn gegaen vierhondertvijftighduisent gulden uit de coffers van den coning ende hondertendevijftigduisent gulden uit de coffers van mijnheer den cardinael.

    Adres (boven aan de brief): Mijnheer Mijnheer van Reigersberg, raedt in den Hoogen Raide in Hollant.

    In dorso schreef Van Reigersberch: Broeder de Groot, den 24 (!) April 1640. Testamenten in Brasyl ende Oostindiën gemaeckt.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB., coll. RK., R 14b. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Gedeelt. gedr. Brandt-Cattenb., Leven II, p. 277. Antw. op no. 4606; beantw. d. no. 4635.
    2 - Christina van Zweden; zie ook dl. X, p. 838.
    3 - Pamflet van de hand van William Spang, Brevis Et Fidelis Narratio motuum in regno & Ecclesia Scotica, Excerpta ex scriptis utriusque partis scitu dignissimus. Per Irenævum Philalethen... Dantisci, Anno 1640. Zie Gillett (ed.), Mc Alpin Catalogue I, p. 557.
    4 - Het gezantschap bestaande uit Willem Boreel, Albert Sonck en Epo van Aylva. Zie no. 4574, n. 2.
    5 - Amalie Elisabeth van Hanau-Münzenberg, landgravin-regentes van Hessen-Kassel.
    6 - Zie ook de nos. 4574, 4592 en 4606.
    7 - Jasone del Maino; vgl. no. 4606, n. 10.
    8 - Ibrahim, sultan der Ottomanen.
    9 - Murád (Amurath IV); hij was op 9 februari 1640 overleden.
    10 - Kara Mustafa Kemankeş.
    11 - Antonio en Francesco Barberini.
    12 - Henri d'Escoubleau de Sourdis, aartsbisschop van Bordeaux.
    13 - Maria Gonzaga, hertogin van Mantua.
    14 - Christine de France, hertogin van Savoye.
    15 - Carlo Emanuele II van Savoye.
    16 - De abt Tommaso Isnardi della Montà.
    17 - Henri de Bourbon, prins van Condé.
    18 - Nicolas de Neufville, markies van Villeroy.
    19 - Charles de La Porte, hertog van La Meilleraye, maarschalk van Frankrijk.
    20 - Antoine de Gramont, graaf van Guiche: hij was getrouwd met Françoise-Marguérite de Chivré, een verre nicht van Richelieu.
    21 - Gaspard de Coligny, hertog van Châtillon, maarschalk van Frankrijk.
    22 - Honoré d'Albert, hertog van Chaulnes, maarschalk van Frankrijk.
    23 - Zie Pastor, Gesch. Päpste XIII 1 (1928), p. 488vv., 528v.
    24 - Maximiliaan I, keurvorst van Beieren.
    25 - De Zweedse veldmaarschalk Johan Gustavsson Banér.
    26 - Wilhelm Otto von Nassau-Siegen.
    27 - Gilles de Haes, Vlaming in keizerlijke dienst.
    28 - Henri d'Orléans, hertog van Longueville.
    29 - Karl Ludwig van de Palts.
    30 - Robert Sidney, graaf van Leicester, extraordinarius Engels gezant in Parijs. Een in 1640 geboren zoon heb ik niet kunnen identificeren.
    31 - Marguerite de Rohan.
    32 - Zie no. 4620, n. 21.
    33 - Adalbert (Wojciech) Miaśtkowski.