eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    110

    5064. 1641 februari 16. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    Op eenen tijd heb ick ontfangen twee van uE. brieven van den 28 Ianuarii ende van den vierde Februarii.2

    Aengaende Engellant men siet claerlijck dat den coning andere intentiën heeft als het parlement, 'twelck gebleecken is oock aen een roomsche priester3 bij 't parlement gecondemneert ende bij den coning door pardon gesalveert. Op het huwelijck met de dochter van Engellant4 staet veel te discoureren, op de opentlijcke ende heimelijcke conditiën ende off het is om ernst ofte om tijd te winnen. Ick wenschte den churfurst palsgraef5 daer mochte gaen met des conincx beliefte om sijne saecken waer het mogelijck te vorderen, waeraen ick twijffele. Den coninc sal apparentelijck middel soucken om de saecke van den eertsbisschop6 te trecken in longeur. Van 't leven meene ick niet dat hij peryckel loopt. Comt hij in den Tour, hij sal daer wel uit raecken mettertijdt. Den ambassadeur alhier,7 wiens swager Northomberlant groot credyt heeft in het parlement, seit mij dat noch in den staet nochte in de kercke iet anders sal vallen als hetgunt geweest is ten tijde van de coninginne Elisabet. De coningen moeten bijwijlen toegeven, maer mettertijdt ende goeden raed connen veel te boven comen.

    Van d'heer van Beverweert8 hadde ick geene vermaening gedaen, omdat ick de coustume ken van Vrancrijck, die in het eerste rouw sijn ende daernae veel toegeven, 'twelck sijne Ed. wel verstaende, alsoo hij getracteert wierd bij den grave van Chavigny,9 seide dat hij ongeluckigh was gecomen te sijn in Ianuarius, alsoo men van de Hollanders alhier niet gewoon en is werck te maecken dan in Maert ende April. Naedat hij ongedeckt den coning had gesproocken, heeft men in sijn paspoort gestelt: ambassadeur extraordinarie de nostre très-cher cousin le prince d'Orange.

    Den hertogh van Longueville10 heeft apparentelijck den prins van Orangië niet veel willen toegeven om twee redenen, ten eerste omdat hij pretendeert bij acte van de coningen ende Staten gesubstitueert te sijn aen de princen van het bloed van Vrancrijck ende dat om de diensten eertijds gedaen bij den comte Dunois, bastard d'Orléans,11 ten tijde de la Pucelle, ten tweede om 't recht dat hij meent te hebben tot Orangië, waervan de prescriptie noch onlancx door nieuwe instantie voor het Grand Conseil is geïnterrumpeert ende, soo veele rechtsgeleerde meenen, niet en is buiten apparentie van fundament vanwegen eene oude substitutie. Dat men

    111

    graef Willem12 in Vrieslant sal soecken te traverseren ende dat daertoe geene occasie sullen ontbreecken in een land vol oude ende nieuwe twisten, gelove ick wel.

    Die van Amsterdam behooren te arbeiden om alle personen die aldaer de vrijheit beminnen, te disponeren tot eenicheit ende door resolutie van de Staten alle wortelen van onlust wegh te nemen. Welck geschiet sijnde, sullen buiten twijffel de crijgsluiden aldaer garnisoen houdende gehouden sijn in het stuck van de regiering van die provincie haer te reguleren ende niet nae de commandementen die uit Den Hage souden mogen comen. Dit ende 't privilegium de non evocando13 sijn de rechte fundamenten van de vrijheit.

    't Is niet quaed dat de woorden van de heer Ripperda14 sijn gestelt in de acten van Hollant, maer de groote menichte van dieghenen die door deselve wegh in de regiering sijn geraect, sal hem geduirende sijn leven voor eerlijck doen passeren. De posteriteit, wanneer sij de vruchten daervan sal voelen, sal misschien anders oordeelen.

    De alliantie tuschen Swede ende Vereenigde Nederlanden15 is inderdaet van geen importantie, maer ingestelt tot groot gerucht, gelijck oock de myne van sooveel schepen ten oorlogh gereed te maecken. UEd. seit seer wel dat die gestaedige ende hooge negotiatiën ende veroorsaect door het aennemen ende onderhouden van crijgsvolck boven macht, mettertijdt swaerlijck moet uitbersten. Maer wie sal dat steuiten.

    Ick danck de heeren die om mijne gesontheit dencken, bidde Godt om de haere ende dat sij oock mogen dencken om de gesontheit van den staet, die mij mede eertijds, nu, sonder mij, haer is bevolen.

    In Portugael dient wel iemant te gaen meerder kennisse hebbende van taele ende historie als wel doet monsieur Euskercke,16 alsoo aen het voeden van soo teere beginselen veele is gelegen. Soo die nieuwicheden stant grijpen, can veel soo verwacht als onverwacht daerbij comen.

    Het uitstroyen van de propositie van Bruissel17 meene ick dat gaet buiten de waerheit, doch evenwel sijn die provinciën in quade poincten ende bij continuatie van 't verloop van de saecken van Spaignië soude licht aldaer oock remuement connen vallen tot voordeel van de Vereenigde Nederlanden, indien men op de vrijheit van deselve landen ende op de belofte in materie van religie fundament conde maecken.

    't Middel voorgenomen tot beveiling van de zee is niet vremd. Ick en sie in Vrancrijck gantsch geene ... stellen tot vrede, bijsonder de saecken sooseer gaende tot haer voordeel ende 't beleid sijnde in de handen van een persoon die de opperste eer meent te sijn de limyten te verbreiden.

    Den Beyervorst roept om vrede, soolang ons leger hem soo naebij is. Daernae sal hij weder sijne oude gang gaen. Ende den coninck van Denemarcken soect maer sijn particulier. Ick heb mijne opinie geseit18 van de comste van den grave van Auersperg; sal garen het progres verstaen.

    In Engellant mogen de geestelijcke in haere synoden wel eenige canones maecken van de clericale discipline, maer connen de gemeente niet verbinden sonder geauthoriseert te sijn bij het parlement. Selff het clericael raeckende mogen sij niet statueren sonder 's conings consent

    112

    ofte vallen in het premunire, 'twelck een oude wet is gesancieert met verbeurte van lijf ende goed.19

    'tGunt uE. adviseert van de geretardeerde vlooten uit West-Indië20 is van groote importantie ende dient daerop gelet. Dat Mascarange21 is van de partij van den nieuwen coning gelove ick, alsoo een van denselven naem22 bij denselven coning als ambassadeur is gesonden aen de Catelans. Evenwel hoore ick dat in Brasyl de Hollanders al van veel schade hebben geleden. Den haet tegen de Castillanen moet groot sijn, dewijl de conspiratie soo lang heeft geduirt ende onder sooveele personen secreet is gebleven.

    Die van Seelant dunct mij niet dat seer geobligeert waeren tot de congratulatie daer uE. van schrijft,23 uitgenomen van het huwelijck.

    Van den man van Verus24 te sien ofte niet te sien stel ick garen aen Iovinianus'25 discretie. Ick meene sijne Ed. wel sal doen daerin te volgen de coustume van anderen van sijn collegie. Dit is wat breder geschreven, opdat uEd. op een ander tijdt, als ick mischien minder tijd sal hebben, mij excuserende als persisterende circa generalia bij 'tgunt alhier ende voor desen geseit is.

    16 Febr. 1641.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 16 Feb. 1641.

    In dorso staat met andere hand:26 Brieven van De Groot, Rijgersbergen.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B 11. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Geciteerd Brandt-Cattenb., Leven II, p. 282. Tezamen met no. 5063 antw. op no. 5047 en op een niet meer bewaarde brief dd. 28 januari 1641.
    2 - No. 5047; de brief dd. 28 januari ontbreekt.
    3 - John Goodman (no. 5042 n. 11).
    4 - Het huwelijk van Willem II met Mary Stuart, de ‘Princess Royal’, werd gesloten op 12 mei 1641.
    5 - Karl Ludwig van de Palts verscheen medio maart ongevraagd aan het Engelse hof; vgl. CSP Ven. 1640-1642, p. 130.
    6 - William Laud; hij werd in 1645 geëxecuteerd.
    7 - Robert Sidney, graaf van Leicester (no. 5003 n. 13); zijn zwager was Algernon Percy, graaf van Northumberland (no. 5047 n. 11).
    8 - Lodewijk van Nassau, heer van Beverweert (no. 4994 n. 11).
    9 - Léon le Bouthillier, graaf van Chavigny, Frans staatssecretaris van buitenlandse zaken (no. 5226 n. 1).
    10 - Henri d'Orléans, hertog van Longueville (no. 4993 n. 6), was vanuit het Franse leger in Duitsland via de Republiek naar Frankrijk teruggekeerd. Over zijn aanspraken op het prinsdom Oranje zie men ook no. 5054.
    11 - Jean, graaf van Dunois (± 1402-1468), natuurlijke zoon van Louis de France, hertog van Orléans; vgl. DBF XII, kol. 280-283. Zijn zoon was een François d'Orléans, graaf van Longueville.
    12 - Willem Frederik, graaf van Nassau-Diez, stadhouder van Friesland. Uiteindelijk moest zijn secretaris Johan Wilhelm Sohn het veld ruimen, terwijl binnen Friesland de onlust werd gesust. Zie Aitzema II (f.o), p. 747v.; J.J. Poelhekke, Fred. Hendr., p. 513-517.
    13 - Het privilege de non evocando (1452) van Philips de Goede verbood de gerechtelijke evocatie van onderdanen van Holland en Zeeland buiten de grenzen van die gewesten. Zie Cau, Gr. Placaetb. II, kol. 679v.
    14 - Willem Ripperda; zie voor de hier genoemde kwestie no. 4997 n. 7.
    15 - Het verdrag tussen Zweden en de Republiek was op 11 september 1640 in Stockholm gesloten en werd in de Republiek geratificeerd in mei 1641, in Zweden in september 1641.
    16 - Johan van Euskercke (no. 5038 n. 4); de bezending ging niet door.
    17 - Zie bijlage no. 6. Tegelijkertijd werd in de Republiek de missie verwacht van Johann Weichard, graaf Auersperg, en Jean Friquet (no. 5042 n. 6); zie ook no. 5047.
    18 - No. 5063.
    19 - De statuten van praemunire van 1353 En 1365 en het Grote Statuut van praemunire van 1393 regelden de procedure in geval van appel aan het pauselijk gerechtshof te Rome. Zij werden, vooral door Hendrik VIII gebruikt om te voorkomen dat de Engelse clerus besluiten nam ten nadele van de koning. Zie W.T. Waugh, ‘The great statute of praemunire,’ Engl. hist. review 37(1922) p. 173-205.
    20 - Zie no. 5047.
    21 - Jorge de Mascarenhas, graaf van Castello Novo, markies van Montalvão, goeverneur van Brazilië (no. 5047 n. 18).
    22 - Inácio de Mascarenhas (no. 5060 n. 3).
    23 - Zie no. 5047 en n. 25.
    24 - Codenaam voor Frankrijk. Gedoeld wordt op de Franse ambassadeur in de Republiek, Mathieu Coignet, sieur de La Thuillerie (no. 5023 n. 10).
    25 - Codenaam voor Nicolaes van Reigersberch.
    26 - Deze aantekening is vermoedelijk van de hand van mr. Frans Jacob van Overschie (1680-1760); vgl. E.P. Polak-de Booy, ‘Dorsale notities op brieven aan Hugo de Groot’, Nederl. Archievenblad 66(1962), p. 127vv.