eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    7239. 1645 januari 7. Aan J. Oxenstierna.1

    Illustrissime et excellentissime domine,

    Recte accepi literas Excellentiae vestrae datas V/XV Decembris, summasque gratias ago, tum propter benignam admodum rerum mearum curam,2 tum quod de rebus Germanicis3 ea edoceor quae mihi ad dirigendum sermonem erunt utilia. Placet imprimis quod Bambergensis et Herbipolensis episcopi, circulus Franconicus et alii gratos habent labores quos gens Suedica suscipit pro Germaniae libertate.4 Velim autem eorum legati, quacunque cum potestate venturi sunt, veniant quamprimum, ne eorum mora obstet colloquiis de pace a tot populis desiderata.

    Magnas sane res brevi tempore peregit dominus marescallus Torstensonius,5 cum illum tam magnum tamque formidabilem Gallassii exercitum ita partim proeliis partim

    321

    ademto victu et pabulo exhausit, ut tenues eius reliquiae aegre Magdeburgi moenibus periculum ultimum a se propulsent.6 Ea res et caesarianos et Danos debet impellere ad pacem quamprimum expetendam.7

    Ego ut augeatur Gallorum ad superiora Rheni exercitus apud reginam et alios instabo,8 et adiutorem in ea re habebo ducem Anguianensem, qui illuc redire constituit.9 Cardinalis an mihi adeundus sit, de eo mandata reginae dominae nostrae aut magni cancellarii exspecto.10 Interim comes Bryennius, secretarius status ad res externas, quae nos ad eum perferimus,11 perfert ad cardinalem iussu reginae.

    Deus, illustrissime et excellentissime domine, Excellentiae vestrae det res publice privatimque prosperrimas,

    Excellentiae vestrae semper promtissime serviturus,
    H. Grotius.

    Lutetiae, XXIX [sic] Decembris 1644/VII Ianuarii 1645.

    Adres: Illustrissimo excellentissimoque domino/domino Johanni Oxenstiernae, sacrae regiae Maiestatis Suedicae summa cum potestate legato et senatori regni, etc., libero baroni in Kymitho, etc.

    Adres (volgens de uitgave der Epist.): Baroni Oxenstiernio, plenipotentiario.

    Bovenaan de brief in de copie te Leipzig: Argumentum. Bambergensem, Herbipolitanum et circulum Franconicum a Suedis non alienum docet. Num cardinalis ipsi legato sit adeundus quaerit.

    Notes



    1 - Hs. Stockholm, RA, E 951, coll. J.A. Oxenstierna ser. B II. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7196. Gedrukt Epist., p. 740 no. 1717. De tekst is ook bekend van copieën aanwezig te Dresden, Sächs. Landesbibl., C 61, 274 (doorgestreept); te Leipzig, UB, ms. 2633, f. 409, en te Linköping, Stifts- och Landsbibl., Br. 23, 88 en Br. 24, 113.
    2 - Grotius' verzoek om een regelmatige uitbetaling van zijn honorarium (no. 7083); zie zijn brieven aan de Zweedse gevolmachtigde Johan Oxenstierna, dd. 29[=28] september/8 oktober (no. 7086), dd. 9/19 november (no. 7153), dd. 16/26 november 1644 (no. 7166, postscriptum), en dd. 3 december 1644 (no. 7176, postscriptum).
    3 - Het postpakket met de Munsterse ‘propositiones’, dd. 24 november/4 december 1644, bereikte de Zweedse ambassade op de 29ste december (nos. 7195 en 7196).
    4 - Verscheidene Duitse vorsten en standen hadden de beantwoording van de Franse en Zweedse uitnodigingen ter vredesconferentie in overweging genomen. De eerste aanzet gaf de Frankische Kreits (8 november 1644), weldra gevolgd door de bisschoppen van Würzburg en Bamberg, alsmede het stadsbestuur van Neurenberg (Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 428-430).
    5 - De Zweedse veldmaarschalk Lennart Torstensson had de keizerlijke ruiterij van Matthias, graaf Gallas, op 3 december in de omgeving van Wittenberg en Jüterbog een vernietigende slag toegebracht.
    6 - De in Maagdenburg achtergebleven keizerlijke infanteristen verdedigden hun kwartieren in de ‘Neustadt’ tegen een aanval van de Zweedse en Hessische expeditielegers van de generaal-majoors Hans Christoph, graaf van Königsmarck, en Johann Geyso.
    7 - Koning Christiaan IV van Denemarken had het vertrouwen in de wapenen van het keizerlijke expeditieleger verloren. Ten einde raad legde hij zich neer bij het advies van zijn rijksraden om meer aandacht te schenken aan een diplomatieke oplossing van het Zweeds-Deense conflict.
    8 - Grotius erkende het belang van een versnelde terugkeer van de Franse legers naar het Duitse front. Op dit moment bracht hij de argumenten bijeen voor een pleidooi aan het hof van koningin Anna van Oostenrijk; zie no. 7254, en Acta pacis Westphalicae; Die Schwedischen Korrespondenzen I, p. 472.
    9 - Louis II de Bourbon, hertog van Enghien, had zijn zinnen gezet op de belegering van Trier (Aumale, Histoire des princes de Condé IV, p. 410-413).
    10 - Om protocollaire redenen had Grotius steeds afgezien van een bezoek aan het ‘Palais-Cardinal’ (nos. 6016 en 6018 (dl. XIII) en no. 6916 (dl. XV)). Alleen wanneer koningin Christina of rijkskanselier Axel Oxenstierna hem uitdrukkelijk instrueerden om de hogere rang van de kardinaal te erkennen, was hij bereid tot een concessie op het punt van de ‘eer en tytulen’ van de Zweedse kroon.
    11 - De regentesse had aan Henri-Auguste de Loménie, graaf van Brienne, staatssecretaris voor buitenlandse zaken, de taak gegeven om de ambassadeurs die ten hove verschenen op te wachten in de ‘antichambre du roi’; zie no. 6913 (dl. XV).