Mijnheer,
Ick hoope morgen te hove te gaen om te spreecken met den coning ende zijne dienaers over het stuck van de vrijheit van den marescal Horn.2
Wij hebben hier de goede tijding van het accord gemaect tusschen den coning ende den hertogh van Bouillon, soo men meent, op die maniere dat den coning ten deele, ten deele den hertogh meesters zullen zijn van Sedan, gelijck eertijds geweest is, wanneer Heindrick de Vierde 't accoord maecte met des hertogs vader.3 Desen hertogh, zoowel als doe zijn vader, heeft op zijn kniën gelegen voor den coning ende, alzoo den coning zeide ‘Staet op’, heeft gezegt niet eer te zullen opstaen, eer den coning hem zijne faute hadde gepardonneert.
Den hertogh van Lorraine is de Mase gepasseert te Charlemont om zich te vougen met den cardinal-infant ende Lamboi,4 die met een groot leger becomen hebben een cleine plaetzen, Lilliers, onlangs ingenomen bij d'heer Rantzouw5 voor den coning, ende attaqueren 't fort bij Terouane, fortificerende oock Bazée ende, zoo men zegt, voornemen hebbende van Aire te belegeren. Den coning, die noch is te Mézières, meent een deel van zijn leger te stellen tegen dat leger, een deel te zenden om weder te becomen de plaetzen van Lamotte, Biche, Longueville,6 die den coning op zeer goed vertrouwen had gegeven aen hertogh Carel. Want zoo werdt hij nu genoemt, niet meer hertogh van Lorraine, tzedert hij den coning zoo wel heeft bedrogen als voor desen zijne huisvrouw, de hertoginne van Lorraine ende Bar.7
Men hout hier dat Gil de Haes,8 verlaetende zijne desseings op d'Elsaz ende Brisgouw,
448
gaet nae 't Wirtenberger landt, Erlach9 hem volgende. Den graef van Harcourt10 heeft Mondevis becomen. Van Conis zijn de tijdingen onzeecker. Den marquys de Breszé11 is met vierendetwintich schepen gegaen nae Portugal.Den coning alhier, om te beter te mogen becomen de gezegde plaetzen in Lorraine, schijnt beter als voor dezen gedisponeert tot de neutraliteit van het graefschap van Bourgogne. Daer is voorslagh geschiet van Grai te bezetten met Switzers, maer de Spaignaerden willen dat daertoe gebruict werden roomsche Switzers, den coning protestantische.
Ick zende met deze een verhael van 'tgunt gepasseert is [in] den slagh die [voor] den marescal de Chastillon ongeluckigh is uitgevallen bij Sedan.12 Dit verhael hebben de Duitsche overste zelff gelivert aen den coning ende werdt gesterckt door het getuichenisse van de heer van Chastillon, dienende dit alles tot wederlegging van een zeer valsch geruchte dat hier gespreit is geweest tot naedeel van dezelve Duitschen.
Ick heb gezien 't manifest van Engelant over de zaecke van den Pals,13 'tgunt gepasseert is aengaende de reize van de coninginne ende de requeste van de roomschgezinde aen het parlement,14 die apparentelijck in dezen tijd weinigh zal opereren. Heb daerbenevens verstaen dat het parlement op de clachten van den ambassadeur van Spaegnië15 over het beletten van de lichting van achtduizent man in Ierlant, hem voor dezen geconsenteert, geantwoordt heeft dat de rijcken van Groot-Bretagne voor dezen tijdt niet en connen lijden dat eenigh volck daeruit zoude gaen, alzoo men die zoude konnen van doen hebben tot herstellinge van de zaecken van den Pals.
Den grave van Soissons heeft een bastard16 naegelaeten, oudt ontrent een jaer ofte wat meer. 't Kindt ende de moeder,17 een weduwe van een predicant, zijn gebracht bij mevrouw de gravinne,18 die haer allebeide wel onthaelt ende wel wenschte dat haere zoon deze vrouw, hoewel van geringe conditie, voor zijn doot hadde getrouwt.
9 Augusti 1641.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 3 [sic] Aug. 1641.