581
Mijnheer,
Van Aire is de uitcomste onzeecker. De stadt werdt bij Beck2 zeer beschoten ende geapprocheert. Den graef van Guiche3 schijnt eenige diversie voor te hebben op Arlois ofte Escluse. Men hout hier den cardinael-infant weder gezondt, Lamboi4 ontrent Rijssel met een goet leger. Eenige Spaensche ruiterie uit Lutsenburg loopt zeer in Vrancrijck ende den hertogh Carel5 stroopt het landt bij Metz, hoewel zijn volck zeer is verloopen, zoo men zegt, ende niet veel boven de tweeduizent, met denwelcke denzelven hertoch niet hebbende connen becomen van den coning dat hij wilde, zich schijnt te willen vougen bij Gil de Haes.6
Denzelve Gil de Haes heeft duizent ruiters ende een regiment te voet van Haetzveld7 tot zijne verstercking ontfangen ende heeft d'heer Erlach8 zich doen retireren aen deze zijde van den Rijn. Nu werdt vanhier wat gelds nae Brisac gezonden om de zaecken daer te herstellen. Den grave van Gransei9 heeft Virou genomen ende noch een casteel tusschen Dole ende Grai.
Monsieur du Halier,10 op denwelcke eenige suspicie meest vanwegen zijne huisvrouw zijn gevallen, is te hove ontboden ende belast te landewaert te vertrecken.
De roomschgesinde Zwitsers persisteren van haer volck die Vrancrijck dienen, te willen thuis roepen, zoo het graefschap van Bourgognië niet en werdt gestelt in neutraliteit. Maer in Vrancrijck is men daermede weinigh becommert, alzoo boven de vijfhondert van die Switzers in den Franschen dienst niet en zijn ende veelen schoon thuis geroepen zijnde liever zullen hebben te blijven, omdat op hare betailing wel gepast werdt.
Friburg ende Soldurn maecken myne van de protestantische cantons wel toegedaen te zijn, meest om haere desseings te vernemen. Aen de Grisons in Milaen geschiet quade betaeling, zoodat veele verloopen. De cappucijns, naedat haer door groote instantie van het hof te Tirool toegelaeten is in de Engadine te comen, willen daer niet gaen zonder eerst verzeeckert te zijn van een goed onderhout.
In 't Rossillon ende Catelagne werdt gevochten met cleine voordeelen van beide zijden. Maer de Spaignaerden schijnen Elne te willen belegeren ende te Perpignan is honger, waerdoor een goed deel Ieren aen de Fransche zijde zijn overgecomen.
Den marquis de Breszé11 comt hier uit Portugael. Zijn vloot heef[t] door tempeest eenige schade geleden. Zijnen vader, d'heer marescal de Breszé,12 excuseert zich op de jicht om niet te gaen nae Catelagne ende den hertogh van Longueville immers zoozeer op zijne indispositie ende 't oordeel van de medicijnen om niet te gaen nae Duitschlant.
582
In Italië zijn het Fransche ende Spaensche leger meest in garnisoen, uitgenomen dat men zegt dat den grave van Harcourt13 met weinigh trouppes Ravel in Piedmont belegert.
Den hertogh van Parme14 heeft groot garnisoen gelegt binnen Castro, 'twelck werdt belegert bij 't volck van den paus, als oock in Ruzillano.15 Den paus heeft zich met Luce geaccommodeert,16 tracht de vrede ofte bestant te bemiddelen tuschen Vrancrijck ende Spaignië. Bassee is bij den coning wel gesterckt.
Wij verstaen dat den coning van Groot-Bretaigne zoect een verbont te maecken met de Vereenigde Nederlanden.17 Vrancrijck meent haer daeraen gelegen te zijn dat zij wete, op wat voet, ende zijn ondertuschen niet ten beste tevreden, omdat haer de gewoonelijcke lichtinge in Schotlant werden geweigert. Den tijd zal leeren, off die resolutie bij den Schotten is genomen ten dienste van den palsgraeff18 ofte tot haere eigene verzeeckering.
Den ambassadeur Roo19 schijnt zich nae Weenen te zullen laeten slepen ende den vorst van Beieren schijnt geene intentie te hebben om veel weder te geven.
19 Mey [sic] 1641.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Gro(ot), den 19 Mey [sic] 1641 uyt Paris.