eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    6871. 1644 mei 21. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De pretensie van Hollant aengaende 't getal van de gedeputeerde zal quaelijck voort willen.2 Ende de staert3 van dat men eerst weder de provinciën zal moeten hooren eer men den coninck van Denemarcken, off hij al schoon de infractie van de commercie niet op het verzoeck der heeren Staten en repareerde,4 zal groot retardement brengen in de zaecken,5 occasie doen verliesen om Swede te obligeren ende het tractaet tuschen Swede ende de Vereenigde Nederlanden gemaect, stellen in peryckel.6 't Is veel dat de Sweden de schepen van andere natiën gestelt hebben in possessie van te Gelucstad niet te betaelen.7 De vordere questie hangt aen een zeestrijd.8

    Wat de handeling tot Munster ende Osnabrug aengaet, Sweden heeft geen reden te

    423

    clagen,9 noch over de volmacht van de keizerschen,10 nochte over haere verlegering.11 De Fransoisen clagen niet zonder reden over de Spaensche volmacht.12 Tusschen Sweden ende Vrancrijck zal over de mutuele bejegening, zoo ick meene, geen dispuite vallen.13 Den coninck van Denemarcken heeft zich de qualiteyt t'eenemael quijt gemaect, maer die van Venetië zijn overlang bij Swede daertoe goed gekent.14 In de vergadering tot Francfort is goedgevonden dat wie wil zal mogen zenden nae Munster ende Osnabrug om haere zaecken te recommanderen,15 maer dat de directie zal blijven bij den keizer ende churfursten.16

    Ick en can vooralsnoch geene apparentie zien van vrede in Engelant,17 ende werde onderrecht dat de nieuwe partie in Schotlant voortganck heeft.18

    't Lang uitstellen van het octroi van Oost-Indië toont eene regiering waerin het particulier prevaleert over het publyck.19 Piccolomini is te Bruissel.20 Den prins van Orangie zal wat moeten doen zoo hij Vrancrijck wil contentement geven.21

    Tot Parijs, 21 Maii 1644.

    424

    Adres: Mijnheer/mijnheer van Reigersberg, raed in den Hoogen Raide in Hollant, ten huize van mijnheer den reeckenmeester van Reigersberg,22 tot Middelburg. Port 1 st. 8.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 21 Mey 1644 uyt Paris.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. RK, H 37a. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6872.
    2 - De samenstelling van de twee Staatse gezantschappen naar Zweden en Denemarken. Op 13 mei hadden de Staten-Generaal besloten dat van de zes gezanten er vier uit Holland mochten zijn (Jacob de Witt (ter vervanging van de Dordtse burgemeester mr. Cornelis van Beveren), dr. Andries Bicker, dr. Gerard Schaep en Albert Sonck) (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 66-67).
    3 - ‘Ende de staert’, in de betekenis van: ‘het gevolg van iets’.
    4 - De laatste maanden was koning Christiaan IV van Denemarken wat minder hooghartig tegen Hollandse schippers en kooplieden opgetreden (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 16-19).
    5 - De Staten-Generaal kozen voor een zorgvuldige formulering van de instructies voor hun vredesmissies naar de hoven van koning Christiaan IV en koningin Christina. Op 25 juni konden de ‘vulgaire’ en de ‘secreete instructie’ worden gearresteerd (Kernkamp, De sleutels van de Sont, p. 70).
    6 - Het Zweeds-Staats verdrag van 1/11 september 1640; zie no. 6777. Omdat de Zweden verzuimd hadden hen vooraf kennis te geven van de oorlog tegen de koning van Denemarken, achtten de Staten-Generaal zich niet gebonden aan een wapenvereniging.
    7 - Eind april waren 17 schepen van de hulpvloot van Louis de Geer in de monding van de Elbe verschenen. Zij boden schepen van andere naties bescherming aan tegen de tolgaarders van het Deense garnizoen van Glückstadt. Een week later grendelden de Denen de toegang tot de haven van Hamburg af (Gazette 1644, no. 53, dd. 21 mei 1644).
    8 - De Zweedse vloot koos begin juni zee; de Staatse convooivloot zou pas op 7 juli uitvaren.
    9 - De Zweedse gevolmachtigden Johan Oxenstierna en Johan Adler Salvius hadden van hun Franse collega's inzage gekregen van de volmachten zoals die in Munster uitgewisseld waren. Spontaan zonden zij afschriften van de documenten door naar de ambassadeur in Parijs; zie nos. 6848, 6856 en 6874.
    10 - In Osnabrück hielden de keizerlijke gevolmachtigden Johann Weichard, graaf van Auersperg, en Johann Baptist Krane hun volmachten nog onder zich. Een uitwisseling zonder de aanwezigheid van een Deense ‘onpartijdige derde’ durfden zij niet op zich te nemen.
    11 - De lezing ‘verlegering’ is onzeker. Misschien prijst Grotius hier de gunstige ligging van Osnabrück. Of is dit woord een verschrijving voor ‘bejegening’?
    12 - De Franse gevolmachtigden hadden hun bezwaren opgetekend (‘Les defauts remarqués dans le pouvoir Espagniol’); zie nos. 6848 en 6856.
    13 - Het dispuut was in volle gang. Zolang de Fransen de gelijkwaardigheid van de twee kronen niet wilden erkennen, droegen de Zweedse gevolmachtigden steeds nieuwe bezwaren aan tegen de plaatsen waar de twee delegaties elkaar zouden ontmoeten. Ladbergen, Glandorf, het klooster Vinnenberg en Iburg waren om verschillende redenen afgewezen. De aandacht viel thans op Harkotten.
    14 - De rol van koning Christiaan IV van Denemarken als bemiddelaar ter vredesconferentie was uitgespeeld. Meer en meer raakten de Zweden overtuigd van de noodzaak om het Venetiaanse bemiddelingsaanbod te aanvaarden; zie no. 6824.
    15 - In navolging van de Zweedse uitnodiging, dd. 14/24 november 1643 (no. 6528 (dl. XIV) en no. 6669), hadden de Franse gevolmachtigden Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien op 6 april aan de Duitse vorsten en standen een oproep gedaan om vertegenwoordigers naar Munster en Osnabrück te zenden (Dickmann, Der Westfälische Frieden, p. 167).
    16 - De keizer, de hertog van Beieren, de keurvorst van Saksen en de keurvorst-aartsbisschop van Keulen waren eensgezind in hun advies aan de Frankforter ‘Deputationstag’ om de Franse uitnodiging onbeantwoord terug te sturen.
    17 - Het Schotse expeditieleger had de belegering van York ingezet (CSP Ven. 1643-1647, p. 96-100).
    18 - De opmars van de koningsgezinde Schotten George Gordon, markies van Huntly, James Graham, markies van Montrose, en Robert Maxwell, graaf van Nithsdale.
    19 - De bewindhebbers en aandeelhouders van de Verenigde Oostindische Compagnie waren weinig ingenomen met het voorstel om de Oost- en Westindische Compagnieën onder één octrooi samen te brengen.
    20 - Ottavio Piccolomini, de nieuwe ‘gouverneur des armes’ in de Zuidelijke Nederlanden. Zijn schip strandde op de heenweg in Falmouth. Aan boord van een klein Engels schip kon hij op 1 mei de haven van Nieuwpoort bereiken.
    21 - Frederik Hendrik moest de campagne van het Staatse leger afstemmen op de veldtocht van de ‘generalissimus’ Gaston van Orléans in Picardië (Lettres Mazarin I, p. 705-706).
    22 - David van Reigersberch, broer van Nicolaes, rekenmeester van Zeeland.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]