eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    628

    6989. 1644 augustus 6. Aan N. van Reigersberch.1

    Mijnheer,

    De menichte van secten can God niet behaegen ende strijdt met het artyckel ‘Unam ecclesiam’.2 Men moet dan de oorzaecken van dit quaed onderzoucken om 'tzelve wegh te nemen, daertoe elck zijn talent moet bijbrengen, ick te meer, omdat ick mij door belofte daertoe vinde verbonden.3 In Polen werdt tot vereeniging gearbeit,4 oock op andere plaetzen, zoo ick verstae. Ende offschoon nu daertoe ghene dispositie en waere, zoo moeten wij, niet wetende hoelang wij leven zullen, doen dat wij connen ende boomen zaien - die misschien geen dienst en zullen doen dan aen de kindskinderen -, recht gaen ende d'uitcomste God bevelen.

    Ick heb goedgevonden Cerisantes' conversatie af te snijden om veele propoosten die hij heeft gehouden tegen de waerheit ende omdat hij zich gevanteert heeft last te hebben met mij niet te communiceren,5 hoewel hij zedert eenigen tijd anders op dat stuck heeft begonst te spreecken. Hij werdt bekent. Maer het is waer dat ick niet alleen in Hollant, maer oock hier wangunstigen heb, omdat ick garen de oorlogen zagen geëindicht die anderen willen doen duiren.

    Van Neef approbere ick uwe Ed. oordeel.6 'tGunt d'heer Graswinckel zegt7 meene ick dat van Aelianus comt;8 uit wat intentie weet ick niet wel. Mijn advys dat ick gegeven heb aen de Engelschen gezanten is altijd geweest dat den coning most verzeeckering doen aen Vrancrijck ende Swede van zich te willen bij haer vougen,9 zelfs met wapenen

    629

    zoo zulcx anders in zeeckere corten tijd niet en waer te becomen, tot restitutie van het Paltzische huis, te weten zoo wanneer door een inlandsche vrede zijne wettelijcke authoriteit in Engelant zoude zijn gerestabilieert ende dat de twee voors[egde] croonen van Swede ende Vrancrijck daervan verzeeckert zijnde dezelve inlandsche vrede zouden moyenneren, zijnde de macht van die twee croonen in deze tijd zeer considerabel. Zoo 't waer is dat eenige mompelen dat den coning van Engelant10 kennisse heeft gehadt van het desseing van Denemarcken, Polen ende Moscovië ende Swede, zoo zoude Swede groote reden hebben om hem niet veel goeds te gunnen. 't Schijnt dat voor de Vereenigde Nederlanden beter waer geweest partij te kiesen in de zaecken van Engelant dan zoo te neutralizeren.11

    Ick hebbe hier de zaecke van mevrouw de landgravinne aengaende 't logeren in Oost-Vrieslant zeer gerecommandeert ende zal daerin continueren.12

    Mijnheer den baron Oxestiern is bij mij geweest, maer meent terstont te gaen reisen door Vrancrijck in Italië, 'twelck mij leedt is.13

    6 Augusti 1644.

    In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 6 Aug. 1644. Cerisantes' conversatie affgesneden.

    Notes



    1 - Hs. Amsterdam, UB, coll. Diederichs, 30 B no. 26. Eigenh. oorspr. Niet ondertek. Tezamen met no. 6990.
    2 - ‘Credimus ... [in] unam sanctam catholicam et apostolicam ecclesiam’ in het ‘Symbolum Nicaeno-Constantinopolitanum’ (Denzinger, Enchiridion Symbolorum, Barcelona, etc. 331965, p. 66-67 no. 150).
    3 - Vgl. no. 6972. Ook ambtshalve voelde Grotius zich verplicht zijn talenten aan te wenden om de eenheid der kerken te bevorderen. In de instructie die hij bij zijn benoeming tot Zweeds ambassadeur te Parijs (1634) had ontvangen, was het volgende artikel opgenomen: ‘Zal die van de Gereformeerde religie in Vrankrijk vermanen bij alle occasiën zich in zulken gehoorzaamheidt en respect te gedragen tot hunnen koning, dat zij zijne Majesteyts gunste en genade tot zich meer en meer mogen verwekken’ (Brandt-Cattenb., Leven II, p. 6-7).
    4 - Grotius was uitgenodigd voor de ‘fraterna collatio seu colloquium charitativum’ van Toruń; zie no. 6879.
    5 - In haar brief van 18/28 mei (no. 6883) had koningin Christina van Zweden enige woorden gewijd aan de missie van haar speciale commissaris Marc Duncan de Cerisantes naar het Franse hof. Aan de hand van dit schrijven kon Grotius vaststellen dat de heer van Cerisantes zich niet hield aan de taken die de koningin haar ‘envoyé’ in Deense aangelegenheden had opgelegd.
    6 - ‘Neef’, codenaam voor Frederik Hendrik. Diens politieke voorkeuren waren voor discussie vatbaar.
    7 - Vgl. no. 6898. De Haagse advocaat-fiscaal mr. Dirck Graswinckel was een ingewijde in Zweedse kringen (Een rondgang langs Zweedse archieven, p. 159 en p. 176).
    8 - ‘Aelianus’, codenaam voor de Zweedse resident Petter Spiring Silvercrona. In zijn brieven van 16, 23 en 30 juli (nos. 6959, 6972 en 6979) reageerde Grotius op het verslag van het onderhoud dat zijn zwager ten huize van Joachim de Wicquefort mocht hebben met Erik Axelsson Oxenstierna over de ‘commissie van Cerisantes’. Tenslotte kwam hij tot de conclusie: ‘Ick acht Aelianus deze zending heeft helpen procureren ofte goedvinden, meenende daermede de Vereenigde Nederlanden te disponeren tot hulp tegen Denemarcken’.
    9 - Grotius had in de zomer van 1643 geijverd voor een Frans-Engels-Zweedse alliantie tot herstel van de keurvorstelijke familie in de Palts (nos. 6259, 6271 en 6379 (dl. XIV) en no. 6707). Zijn ‘adviezen’ ontvouwde hij in gesprekken met leden van de ‘Conseil d'Etat’, de Engelse resident sir Richard Browne (DNB VII, p. 55-57) en de Paltsische agent (Johann) Friedrich Pawel von Rammingen.
    10 - Het ‘desseing van Denemarcken, Polen ende Moscovië ende Swede’, lees: ‘tegen Swede’. Lord George Goring, de koninklijke Engelse ambassadeur in Parijs, had de indruk gewekt dat koning Karel I van Engeland op de hoogte was van de door de Habsburgers ingegeven samenzwering van koning Christiaan IV van Denemarken, koning Wladislas IV van Polen en tsaar Michael Fedorovitsj tegen de Zweedse aanwezigheid aan deze zijde van de Oostzee (no. 6681, en Chéruel, Histoire de France pendant la minorité de Louis XIV I, p. 190). In ieder geval was de oorlog die de Zweden op 12/22 december 1643 tegen de Deense vorst hadden ontketend, de koning van Engeland niet bijzonder welkom geweest; zie nos. 6650 en 6666.
    11 - De Engelse vredesmissie van de Staatse ambassadeur Albert Joachimi en de extraordinarii Willem Boreel en Johan van Reede van Renswoude. In een verslag, dd. 8 juli 1644, aan de Staten-Generaal gaven zij zichzelf weinig kans om ‘lords’ en ‘commons’ nader tot de koning te brengen: ‘faute van goede genegentheyt van beyde sijden’ (S. Groenveld, Verlopend getij, p. 120).
    12 - Grotius schaarde zich achter de protesten van landgravin Amalia Elisabeth van Hessen-Kassel en haar resident Winand von Polhelm tegen de militaire steun die Frederik Hendrik aan graaf Ulrich II van Oostfriesland had verleend; zie no. 6963.
    13 - Erik Axelsson Oxenstierna, zoon van de rijkskanselier, trok over Orléans en Angers naar Nantes (Stockholm, RA, E 619, brieven van Jonas Hambraeus aan Axel Oxenstierna, dd. 13 augustus en 3 september 1644).
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]