eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Letter



    7215. 1644 december 26. Van W. de Groot.1

    Frater optime,

    Libros tuos a Vanderhogio non bene curatos esse suspicor,2 neque enim ii adhuc comparent, sed inquirere non desinam. Spero Isaaci Vossii operam quam in Anthologiae indicibus ponit, bene processuram, et scio eum sicubi haesitet te consulturum.3 Blavium, antequam Anthologiam, forte et poemata tua4 ediderit, non puto de nova editione5 interpellandum, quare siquando se obtulerit amicus, poteris exemplar tuum ad nos mittere,

    278

    tradendum ubi tempus erit.6 Recte faceres si Cramosiaco tua reliqua ad Novum Testamentum7 traderes, eodem quo Annotata ad Vetus Testamentum edidit charactere imprimenda, sed ea lege ut aut ad omnia aut certo aliquammulta exemplaria melioris notae chartam sumat.8 De Utenbogardi historia cogitabo, ut ubi quid prodierit ad te mittam.9 Epistolam ad Maurerium tuam impressam nunquam vidi;10 rogo indices ubi id factum sit, nam libenter hac in re Brassero11 gratificarer; sin minus, iubebo describi exemplar sicubi reperero.

    Pro iis quae de rebus Germanicis et Anglicis scribis gratias habeo. De Graswinkelio hoc habe.12 Non omnino probandam esse viam qua ille ad honores grassatur; videns enim iis qui apud remonstrantes manent praeclusum omnem ad dignitates aditum, ipse ante aliquot iam annos relicto illorum coetu publicis se coetibus aggregavit, quod exemplum imitantur alii qui ad honores grassantur. In Groenewegianis13 multa invenio quae minus se mihi probant; est tamen laudanda eius et voluntas et diligentia. Editio admodum mendosa est, ut non mirum sit satis multa tibi perlustranti occurrisse errata. De origine vocis scabinorum omnino tibi assentior esse eam mere Germanicam a verbo ‘scheppen’,14 ut et de iure repraesentationis.

    Ordines nostri postquam satis diu deliberarunt nihil fere constituerunt,15 vulgato

    279

    quidem sed improbato admodum more, neque enim negotia societatum Indicarum16 et alia diu in pendenti esse possunt.

    Plura iam non habeo, quare post omnium nostrum commendationes ad te tuosque manum de tabula tollam, hoc prius addito me tibi, uxori tuaeque familiae omnia in sequentem et secuturos annos vovere salutaria. Vale,

    tibi obsequentissimus frater,
    Guilielmus Grotius.

    Raptim. Hagae, XXVI Decembris 1644.

    Adres: A monsieur/monsieur Grotius, ambassadeur de la reine et couronne de Suede, à Paris. Port 16 st., tout 7 livres 11 s.

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 4 Ianuarii 1645.

    En in dorso: 26 Dec. 1644 W. de Groot.

    Notes



    1 - Hs. Den Haag, ARA, Eerste afd., coll. Hugo de Groot, aanw. 1911 XXIII no. 24, 337. Eigenh. oorspr. Antw. op no. 7199, beantw. d. no. 7234.
    2 - Jacobus van der Hooge had bij zijn vertrek uit Frankrijk (september 1644) het transport van twee presentexemplaren van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum, Parijs 1644 (BG no. 1137), toevertrouwd aan een vrachtvaarder, wiens naam hij blijkbaar niet zorgvuldig had genoteerd.
    3 - Isaac Vossius maakte het manuscript van de Anthologia Graeca (BG no. 534) gereed voor de persen van de Amsterdamse drukker-uitgever dr. Joan Blaeu. Een brief van Grotius met een opheldering over de opzet van de ‘indices’ was onderweg (nos. 7137, 7170, 7198 en 7231).
    4 - Willem de Groot vroeg zich af of hij maatregelen moest nemen tegen de ongeautoriseerde ‘editio quarta’ van Hugonis Grotii poemata, omnia, ‘apud Hieronymum de Vogel’, Leiden 1645 (BG no. 5). Een Blaeu-uitgave van de poemata kwam niet tot stand; vgl. BG no. 1.
    5 - Dr. Joan Blaeu toonde belangstelling voor een herdruk van de Annotata ad Vetus Testamentum.
    6 - De erven van dr. Joan Blaeu verwezenlijkten tenslotte de ‘ideale’ uitgave van Grotius' Annotationes (Annotata) op het Oude en Nieuwe Testament in Hugonis Grotii Opera omnia theologica I en II, Amsterdam 1679 (BG no. 919).
    7 - De samenwerking met de Parijse drukker (infra, n. 8) werd verbroken. Tomus secundus van Grotius' Annotationes in Novum Testamentum verscheen in 1646 op rekening van de auteur ‘apud viduam Gulielmi Pelé, via Jacobaea sub signo Crucis Aureae’ (BG no. 1138). Het derde deel (pars tertia ac ultima) werd in 1650 uitgebracht, eveneens te Parijs, maar nu bij de weduwe Théodore Pépingué en Etienne Maucroy (BG no. 1141).
    8 - Sébastien Cramoisy had voor zijn uitgave van Grotius' Annotata ad Vetus Testamentum (BG no. 1137) geen hoge eisen gesteld aan de kwaliteit van het papier; zie no. 7089.
    9 - Wtenbogaerts autobiografie Leven, kerckelijcke bedieninghe ende zedighe verantwoordingh .... Alles bij hem selven beschreven ... bevestight met verscheyden bewijsen, acten, ende munimenten, daer toe dienende, zou in de loop van 1645 het licht zien.
    10 - Grotius' brief aan Benjamin Aubéry du Maurier, ordinaris Frans ambassadeur in Den Haag 1613-1624, dd. 13 mei 1615 (no. 402 (dl. I)). Het advies werd in 1626 te Uppsala uitgegeven onder de titel Hugonis Grotii epistola De studio politico vel iuris publici recte instituendo, nunc primum edita in gratiam politices Studiosorum (BG no. 482), en naderhand regelmatig opgenomen in bundels met ‘consilia’ van geleerden ‘de omni genere studiorum recte instituendo’ (BG nos. 483-488 en no. 494).
    11 - Mr. Govert Brasser, raad en thesaurier-generaal ter Generaliteit, wilde zijn zoon (Theodore?) een voorbeeldige opleiding geven; zie no. 7179.
    12 - De advocaat-fiscaal mr. Dirck Graswinckel (NNBW III, kol. 489-490) was aangewezen voor de functie van secretaris van de Staatse delegatie ter vredesconferentie. Blijkbaar namen de familieleden die de Remonstrantse Broederschap trouw waren gebleven, aanstoot aan zijn streven naar steeds hogere ambten; vgl. nos. 4693 (dl. XI) en 5936 (dl. XIII).
    13 - Mr. Simon Adriaensz. van Groenewegen van der Made (no. 7185) had een editie verzorgd van de Inleydinge tot de Hollandtsche Regts-geleertheit, beschreven bij Hugo de Groot, bevestigt met placcaten, hantvesten, oude herkomen, regten, regts-geleerden, sententien van de Hoven van Justitie in Hollant ende elders, mitsgaders enige bij-voegsels ende aenmerkingen op de selfde, Dordrecht 1644 (BG no. 765).
    14 - Grotius' kritiek op de bronnen die mr. Simon Adriaensz. van Groenewegen van der Made had geraadpleegd voor de verklaring van de oorsprong van het woord ‘Schaffin’ (schepen, eschevin); zie no. 7199.
    15 - De Staten van Holland waren op vrijdag 23 december uiteengegaan (Res. SH, dd. 23 december 1644).
    16 - De ‘Westindische’ factie in de discussie over de ‘combinatie der Compagnien van Oosten Westindiën’ verlangde een diepgaander beraad over ‘soodanige expedienten, daar meede de voorsz. Compagnie van Westindiën (die soo veel van den Staat heeft gemeriteert) sal moogen werden gemaincteneert’.
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    [text]
    [text]
    [text]