Mijnheer,
Den cardinael de Valencé2 is wederom gegaen nae Italië, hebbende zich langen tijd bedeckt hierontrent gehouden. Den bisschop van Limoges,3 suspect zijnde aen mijnheer den cardinael, heeft ordre ontfangen van zich vanhier te vertrecken. Aen den hertogh van Espernon is het graefschap van Foix verpant voor tweehondertduizent gulden.4 De provincie van Languedoc weigert quartieren te geven, zegt oock de middel[en] niet te hebben om de twaelffhondertduizent gulden op te brengen die men van haer eischt. In Guienne ende Xainctogne valt oock moeite.5 Hier te Parijs zal het gelt lichter werden gevonden:6 twee millioenen over den raed van den coning, over het parlement alhier, over de camer van reeckening, over de cour des aides, drie millioenen over de partisans, zeven over de rijcke burgers.
De coninginne-regente verstaet dat hetgunt zij heeft toegegeven aen de Heeren Staten-Generael der Vereenigde Nederlanden in 't stuck van titulen, visite, etc., is uit gratie
514
ende dat men haer daervoor eenen goeden dienst schuldigh is.7 't Schijnt wel dat men hoope heeft wat groots te doen in Vlaenderen; op andere plaetzen zie ick niet dat groot voordeel zal vallen.In Italië is alles stil. Uit Naples ende Toscane werdt allerlei voorraed gezonden tot defensie van Malta tegen de Turcken.8 Den Grooten Hertogh fortificeert sterck aen Piombino9 ende Prato. Den grave van Harcourt is nae Catelagne,10 maer zal daer niet vinden boven de twaelffduizent man, daer men de Spaegnaerden hout sterck bij de tweeëndetwintichduizent, waerover commanderen zal don Joan d'Austria11 met raed van den connestable van Castille, den marquis de Leganes, don Philippo da Silva ende don Francisco de Melos, die haer bij provisie zullen honden te Tortose ende den coning met zijn zoon te Valence.12 Men verwacht daer vijftienhondert man uit Vlaenderen, daer nochtans het crijgsvolck niet te veel en is. Cantelmo had eenige volck verloren, overvallen door de boeren bij Aigremont.13 Overal blijckt dat den coning van Spaignie bij de laetste vloot uit West-Indië14 groot geld heeft ontfangen. Men zegt dezelve vloot gebracht heeft duizentendeachthondertduizent gulden. Hiervan zoude nae Antwerpen overgemaect zijn hondert-
515
duizent ducatiën,15 een deel nae Wenen, een deel op Francfort tot fortificatie van Frankenthal.16Een leger van zesduizent is bij Rijssel ende meerdert.17 Themines ende eenige andere Fransoisen18 uitlopende uit Watten zijn gevangen. Teillancoeur, comende van hertogh Carel om te commanderen binnen La Motte, is onderschept19 ende binnen La Motte is in hechtenisse gestelt een Sainct-Mars20 over correspondentie die men zegt dat hij gehouden heeft met de Fransoisen. Den major Rose was den derde Februarii gegaen over [den] Rijn,21 passerende de brugge tot Brisac; was getrocken in 't landt van Wirtenberg, had de stad Nagold met het casteel genomen ende geplundert.22 Alsoo hij verder meende te gaen, zoo men meent nae Stolhove,23 was hij door de aencomste van Mercy met grooten trouppen genoodzaect geweest terugge te trecken.
Den marescal de Turenne had mijne zoon, die aide de camp is, gezonden aen mevrouw de landgravin24 om haer Hoocheit trouppen naerder te doen comen. In Frankenlant is een groot deel van het Beyersche crijgsvolck. Die van dat landt zijn te Bambergen weder vergadert. Meenen aen de keiserschen geen logementen in te willigen, noch nieuwe contributie, pretexerende haere onvermogentheit;25 die van Noremberg houden dezelve tael. Zulcx oock veele princen zullen doen die haer niet vinden in poincten om gedwon-
516
gen te connen werden. Ondertuschen doet den gemelte marescal de Turenne allerley provisie. Uberlinge is in peryckel geweest van overvallen te werden.26 't Oordeel is daer dat den marescal Torstenson mede goede provisie zal doen van vivres ende fouragie zonder iet te hazarderen voor ende aleer den prince Rakoczy ende de Fransoisen zullen zijn in actie.27 De keizerschen geven oock uit te Francfort dat noch de Sweden noch de Fransoisen geene vrede en zoecken,28 hebbende alrede onder haer ende met de Vereenigde Nederlanden het Rijck verdeelt. De roomschgezinde cantons van Switserlant, opgehitst door den paus ende den hertogh van Beieren, houden haer stijf tegen Zurich.29 Spreecken vanuit Vrancrijck thuis te ontbieden die van haere cantons hier dienen, waernae mij dunct Vrancrijck niet veel en behoeft te vragen.30 Den coninck van Spaignie werdt gezegt te Cadiz ende daerontrent gereed te maecken twaelff galeoenen, tweeëndetwintich Spaensche schepen, noch zooveel uit Napels ende tien uit Duinkercke.31Van 't overvallen van Waltmugen in Engelant32 bij 's conincx volck zal de tijding nu al in Hollant zijn, alwaer men oock zal weeten off Montrouge zulcke progressen doet in Schotlant33 als men hier zegt ende off hij Glascon heeft becomen ende off in Engelant de
517
ruiterie die onder den grave van Essex heeft gedient,34 persisteert van niet te willen staen onder het commandement van Waller nochte van iemant anders als van den gemelde grave, 'twelck schijnt een beginsel te zijn van scheuring onder die zijde. Alle hetwelck bijeengevoecht zijnde hier doet geloven dat den coning niet en is in poincten om de paix te maecken,35 gevende de bisschoppen ende de Ieren ten beste ende laetende de dispositie van de mil[i]cie aen het parlament. Cestre werdt gezegt geblocqueert te zijn bij Brewerton parlamentaris,36 maer prince Mauris hoopte die plaetse te ontzetten.Eenige provisiën van Hailbrun gaende nae Frankenthal zijn bij de Fransoisen van Worms onderschept.37 Aen alle de Fransoisen die in Catalogne moeten dienen,38 is ordre gegeven dat zij haer op de frontieren zullen vinden den vijfendetwintichste Februarii. Te Londen is den eerste Februarii een jesuyt om de religie opgehangen nae haere coustume.39 Men zegt hier dat het keisers leger in Behmen is tot twintichduizent man, tachtich stucken geschuts boven de mortieren.40 Den paus heeft tot hulp van den keizer uit de tienden van 't rijck van Naples gegeven zooveel dat het waerd is vijftighduizent croonen; heeft oock goede somme gezonden nae Ierlant.41 Gremonville, ambassadeur van Vranc-
518
rijck, is te Rome gearriveert,42 den marquys de Saint-Chaumont blijvende particulier,43 wiens apologie weinigh effecte doet tot zijn voordeel.444 Mars 1645.
In dorso schreef Reigersberch: Broeder de Groot, den 4 Martii 1645.