eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1273. 1628 juni 12. Aan N. van Reigersberch1.

    Mon frère,

    Bij de uwen van den XXVIII Mey bevinde ick de groote sorge, dye uE. continueert over mijne saecke. Voorwaer het is tijdt nae soo lange ongerustheyt eens op wat seeckers te dencken. Wel lettende op onse gelegentheyt bevinde ick, dat nu als Rochelle sal zijn genomen - dat men verwacht binnen dese maendt, waerop apparent is te volgen de paix van Engelant - ick mij hyer wel sal connen doen gelden in 't stuck van de navigatie, maer soo wanneer ick mij t'eenemael sal gestelt hebben om mijn landt te vergeten, soo sal eerst de quelling in 't stuck van de religie aengaen; daertoe ick wel zye, dat men alle directe ende indirecte middelen sal gebruycken, 't welck mij mijn leven onsoet sal maecken. Dit ongemack is goed bij ons overdocht, maer dyent verswegen bij anderen, opdat het employ, dat ick hyer can vinden alsoock bij den keyser2 - waervan ick uE. wel can verseeckeren - Neeff3 ende anderen magh brengen tot reden. Wat het credijt alhier belanght, de ambassadeurs4 weten wel, dat het grooter is dan men soude connen imagineren van een persoon soo zijnde getracteert, maer sij en sullen dat niet verbreyden noch overschrijden. Neeff die can het aen mijne advysen mercken ende anderen connen daervan getuygen. Eenigh versouck te doen op onsen ofte der vrunden naem is t'eenemael periculeux ende al te advantageux

    323

    voor onse wederparthije. Soo Neeff ende d'andere vrunden wel willen, is dat niet van noode. Soo sij oock heel slap zijn, sal dat niet helpen. Martianus5 meen ick dat wachten sal bij de comste van Aurelianus6 ende niet doen dan met zijn instructie, dye nyet en sal zijn anders als tot contentement van de mannen ende mansmannen; meene daerom, dat daerop niet en dient gelet. Maer wel, soo hij daervan spreeckt, can men het menageren in quantum soo sonder hem tot het beleyd te gebruycken. Chastillon7 is oock vrund van Aurelianus, soodat ick niet en weet, off hij yet soude willen doen, hoewel zijn moeder8 mijn huysvrouw zeer breed heeft gesproocken van mijn restablissement avecq honneur.

    Baugy9 heeft nu de ambassade in den Hage ende sal haest daer zijn. Met hem en heb ick ghene kennisse. Can men hem door vrunden tot yet goeds disponeren, dat sal niet quaed sijn, maer dat hij van Antoninus10 last soude crijgen om voor mij met ernst te spreecken, can ick niet geloven. Men heeft mij liever hyer te houden soo om te gebruycken, alsoock omdat Aelius11 door verscheyde personen mij heeft doen sonderen ende wel bevonden, dat ick niet en ben om al te doen dat men wil, maer alleen, dat ick redelijck oordeel. Dit alles soo sijnde resteert, dat dye van Numerianus12 ernstelijck spreecken met Gallus13 ende hem wat vigeurs aenbrengen. Veele claegen over hem, dat hij ondancbaer is, anderen, dat hij te slap is. Ick heb geen middel gehadt om groote diensten te doen, maer dat ick heb connen doen, heb ick gedaen. Soo hij nu denckt, hij is daer nut ende soo behael ick geen ondanck, dat is een quade gedachte ende dye mij zeer onlustigh soude maecken. Wil hij wel, hij can hetgunt te doen is genoech justificeren. Boven Numerianus soude de compaegnie van Oost-Indië connen bij deputatie remonstreren haer interest, wa[n]t het is seecker, dat Aelius' desseings haer prejudiciabel sijn. Oock meen ick van dye compaegnie wel sooveel gemeriteert te hebben, dat al waer 't dat alle andere slyepen, sij voor mij behoorde te waecken. De saecke dus geprepareert ende wel behartight zijnde, dunckt mij, dat men most een resolutie doen instellen in corte termen als bij exempel; de Staten-Generael door de aendyening van dye van Hollant verstaen hebbende, dat bij verscheyde zeer gequalificeerde personen advysen zijn gegeven, dat het oorboir waer voor het land, dat Mr. Hugo de Groot wederom soude mogen comen in het land ende genieten zijne goederen sulcx hij gedaen heeft voor den jaere XVIcXVIII, hebben 'tselve om veele ende gewichtige consideratiën oorboir gevonden. Dit waer genoech; maer men most hem wel wachten, dat daernae geen andere acte wierd ingestelt - gelijck van Hogerbeets' saeck14 is geschyet - mentie maeckende van de sententie, maer ten uyterste soude mogen acte geven aen dyeghenen, dye haer soude meenen daerbij geinteresseert te zijn, dat sulcx haer niet en soude prejudiceren.

    324

    Indyen de clausule van 't goed de saeck soude beletten, soo soude men mogen letten, off men eerst 't proces15 soude dyenen te laeten decideren, insonderheyt soo de apparentie voor ons is. Feits (?) meen ick, dat ick mij niet tegen en sal zijn. De graeff van Culenburgh16 ende anderen connen oock werden gedisponeert. Men dyent Bas17, wel te ondertasten. De absentie van de twee, dye hyer sijn18, meen ick dat dyent waergenomen. Sij sullen heel anders doen als wij wenschen ende ick houde, dat sij Leo19 gebruycken willen om mij te bedryegen. Dan ick hoop mij te wachten. 't Credijt van de twee alhyer soude niet cleyner connen sijn. Niet eene particuliere saeck connen zij tot effect brengen. De coninginnemoeder20 liet haer laestmael in de nacht weten het vertreck van de Engelschen, opdat zij haer verheugen souden. Alle de werelt merckt, wes dat tot hyer niet aengenaem en sal zijn, 't welck sich misschyen noch meer sal openbaeren, als den coning ende 't hoff hyer sal zijn.

    Nopende de saeck van Orangie ick soude wel willen goede dyensten doen, wist ick hoe, want vermaening in generale termen om den meester niet te offenseren, alle partijdicheyt ter neder te leggen, alles heb ick alrede meer als eens gedaen. Hij is ingeluyt geweest bij de Juliaens21, ende gelooft, dat Servante22 met de zijnen hem seer leelijck beschuldigt hebben ende dat Dimmer23 hem heeft willen depossederen. De Juliaens hangen aen Antoninus; ende daerom gaf noch woorden (?) de correspondentie met Rohan24. 't Is misschyen niet anders dan dat hij tracht alles te weten, watter passeert. Op d'embleme sal uE. nu mijne laeste voorslagh hebben ontfangen25, begrijpende genoech den sin van den vrundt ende geappliceert op een oudt roomsch spreeckwoordt.

    't Grunt Carleton26 geseyt heeft is vremdt. Den marquys Spinola27 sal daer haest zijn. Ick verlange te verstaen het succes van de saecken van van Meden28 ende Diocletianus29. Baugy is zeer tegen de borst van onse twee extraordinarissen. Sij hebben tegen verscheyde personen zeer tot zijn desadvantagie gesproocken. Hij is voor desen vrij wat keysersch geweest. Off hij daervan wel geneesen is, weet ick niet. Dat van Lopes30 is goed. Caracalla31 heeft geen couragie ende is door dye acte hyer in groote disreputatie. Otto32 is nae 't leger om de saecken van Mantua33 te recommanderen, dyen Aelius ter harte neemt, alsoock de saecke

    325

    van Caesar34 tegen Vitellius35. Een van ..h ..36 volck was gisteren bij mij, asseureerde mij van de inclinatie van de infante37 ende de marquys38 tot een trefves. Otto soude bij Antoninus veel daerin connen doen. 't Is een voorsichtigh ende zeer moderaet persoon, zeer bemint ende ge[ë]stimeert alhyer. Ick soude hyerin ende in andere saecken met meer lust arbeyden, soo ick niet en vreesde te doen te hebben met luyden, dye het niet en soude erkennen ende mij hyer laeten blijven om wel te doen à mes despens. Uytstel noch te willen soucken nae soo lang verloop is onredelijck ende soo dat humeur niet en is te versetten, sal ick moeten zyen, waer ick best mijn proffijt sal connen doen ende andere difficulteyt wat ter zijde stellen, hoewel ick dye swaer genoech vinde. Voor de eer hebben wij te veel geleden, dan dat wij yet daerin soude toegeven. Soo wanneer den man uyt Poolen (?)39 sal zijn gecomen ofte soo wanneer uE. sulcx oorboir sal vinden, sal ick aen uE. een brieff schrijven op mijne gelegentheyt, dye aen Neeff sal connen werden vertoont. Ick schrijff dit alles met kennisse ende goedvinding van mijn huysvrouw, dye nyettegenstaende alle difficulteyten noch immer soo resoluyt ende courageux is als oyt voor desen. Wij doen onse gebyedenisse.

    Den XI Junij, zijnde Pinxterdagh 1628, tot Parijs.

    UE. dyenstwillige broeder
    H. de Groot.

    D'Espesse40 heeft te Bruysel ende op wegh seer gesproocken tot desadvantagie van alle de vrouwen van ons landt, sonder de coninginne van Bohemen41 ende Gallus' vrouw42 te spaeren. Ick ben in 't seecker onderricht, dat twee off drye maenden geleden monsr. Rivet43 door brieven heeft gevraecht advijs aen de ministers alhyer, off men kerckelijcke eenicheyt soude mogen houden met de remonstranten; dat zij geantwoordt hebben jae, als haer nyet meer houdende aen de synodale besluyten, dye bij perceptie (?) zijn geschyet. Monsr. de Hayes44 doet Neeff weten, dat hij wil ende oock gelegentheyt heeft om hem dyenst te doen gelijck hij voor desen oock altijd gesocht heeft te doen aen zijn moeder ende broeder45, zijnde zijn gouvernement naebij Neef's heerlijckheyt gelegen. Voorts werd ick in 't seecker onderricht, dat soo Chastillon46 daer comende vindt, dat mijn saecke behartight wordt, dat men vanhyer hem brieven sal doen

    326

    hebben van Verus47 ende Aelius om sulcx te bevorderen. Dat dit vast gaet, maer dat men de authoriteyt van Verus nyet en soude willen hazarderen sonder apparentie van goede operatie; maer de vrunden alhyer, die dit verstercken ende daertoe willen contribueren, meenen, dat het behoort te zijn volcomen restablissement etiam ad honores. Wilt dit wel menageren ende daerom te minder toegeven. Soo Neeff nu wil, men can daer wat goeds van maecken.

    Eenige zeer geadviseerden meenen, dat Rochelle - nyettegenstaende al wat men hyer schrijft - noch wel sal connen houden tot Augustus. Clemens48, daer ick nu soo datelijck van com, meent, dat Rochelle eerstdaegs in sal zijn ende dat men daernae 't accoord sal maecken van Mantua ende, soo men versocht wordt, oock arbyden tot de tresves in ons landt, dat Verus nae de paix met Alexander49 niet en vraeght. Hij en despereert noch niet van een extraordinaire ambassade t'avont off morgen in ons landt ende is zeer genegen om Gallus dyenst te doen. UE. gelieve dit alles wel te menageren ende t'adviseren van alle 't gunt dyent geweten ende geconsidereert. Den XII Juny.

    Adres: Mijn Heer Mijn Heer Reigersberg, raedt in den Hoogen Raidt in Hollant ten huise van den Heer Rentemr. van Bewesterscheld, sijne E. broeder tot Middelburg.

    Notes



    1 - Hs. U.B. Amsterdam, coll. RK. Hllh. Eigenh. oorspr.
    2 - Ferdinand II.
    3 - Frederik Hendrik.
    4 - Fr. van Aerssen en Caspar van Vosbergen
    5 - Frédéric Maurice de La Tour d'Auvergne hertog van Bouillon.
    6 - Fr. van Aerssen.
    7 - Gaspard de Coligny, graaf van Châtillon; zie no. 1140, p. 121 n. 1. De naam staat in de tekst in code.
    8 - Marguerite d'Ailly de Péquigny, vrouw van François de Coligny, graaf van Châtillon (1557-1591), en moeder van maarschalk Gaspard de Coligny.
    9 - Nic. de Baugy; zie no. 1242, p. 271 n. 5.
    10 - De koning van Frankrijk.
    11 - De Richelieu.
    12 - Amsterdam.
    13 - Frederik Hendrik.
    14 - Rombout Hogerbeets, een der met Grotius veroordeelde remonstranten.
    15 - Het proces betreffende de verbeurd verklaarde goederen.
    16 - Floris van Pallandt (1577-1639).
    17 - Bedoeld zal zijn Dirck Jacobsz. Bas; zie no. 1111, p. 88 n. 5; de naam staat in de tekst in code.
    18 - Fr. van Aerssen en Caspar van Vosbergen.
    19 - Christophe Justel; zie no. 1204, p. 212 n. 8.
    20 - Maria de Medici.
    21 - Zie no. 1150, p. 131 n. 7.
    22 - Christophle de Servant; zie no. 1227, p. 247 n. 1.
    23 - Dirk Dimmer; zie no. 1159, p. 148 n. 9.
    24 - Zie no. 1059, p. 27 n. 5.
    25 - Zie no. 1256.
    26 - Sir Dudley Carleton, de Engelse gezant in Den Haag.
    27 - Ambrosio Spinola, veldheer in Spaanse dienst.
    28 - Joh. Wtenbogaert.
    29 - Corn. van der Myle.
    30 - Zie no. 1218, p. 232 en n. 11 aldaar.
    31 - Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak, gezant to Parijs.
    32 - De pauselijke nuntius in Parijs, Giovanni Francesco Guidi del Bagno.
    33 - Carlo Gonzaga, hertog van Mantua.
    34 - De paus, Urbanus VIII; ter zake zie no. 1266, p. 314 en bijlage no. 6.
    35 - Keizer Ferdinand II.
    36 - Onleesbaar; misschien heeft er een schuilnaam voor Spanje of voor de Spaanse gezant Leganés gestaan.
    37 - Isabella Clara Eugenia; zie no. 1200, p. 207 n. 9.
    38 - Ambrosio Spinola, veldheer in Spaanse dienst.
    39 - Als de lezing juist is, kan er sprake zijn van een aanbod aan Grotius om een functie in Polen te aanvaarden.
    40 - Charles d'Espesse, de uit Den Haag teruggeroepen Franse gezant.
    41 - Elisabeth Stuart, dochter van Jacobus I van Engeland en gemalin van Frederik V van de Palts, koning van Bohemen, die na zijn nederlaag op de Witte Berg bij Praag in Den Haag en op zijn buitenverblijf te Rhenen woonde.
    42 - Amalia van Solms.
    43 - André Rivet; zie no. 1166, p. 158 n. 9. Met ‘ministers’ worden kerkelijke bedienaren bedoeld.
    44 - Zie no. 1200, p. 203 n. 4.
    45 - Louise de Coligny en prins Maurits.
    46 - Zie p. 323 n. 3.
    47 - De koning van Frankrijk.
    48 - Reigersberch heeft erboven geschreven: Villauclerck; zie ook no. 1263, p. 310 n. 11.
    49 - Engeland.