eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    1318A. [1628] september 30. Aan J. Wtenbogaert.1

    Mijnheer,

    Ick heb Voetius' boeck gezyen, maer noch niet doorgelesen. Dominus Tilenus twijffelt, of hij op de praefatie alleen yet sal antwoorden.2 Ick heb gezyen de leste propositie gedaen bij het parlement van Engelant aen haeren coning, daerin geclaegt werdt van den grooten aenwas van de arminianen, waeronder genoemt werden twee bisschoppen van

    313

    Winchester ende Baton, ende werdt dit als een crimen gestelt op Buckingams reeckening.3 Ick meen uE. deselve sal hebben gezyen.

    Uyt Zeelant heb ick advys dat de predicanten opentlijck de magistraten uytsluyten uyt de verkyesinge tot kerckelijcke ampten, jae oock sustineren dat de geestelijcke goederen haer toecoomen, dat veele magistraten, oock dye voordesen zeer kerckelijck zijn geweest, mijn boeck tegen Sibrandum zeer lesen ende seggen dat het genoechsaem een prophetie is.4 Tot deser occasie can ick niet verswijgen in 's conincx bibliotheeck gezyen te hebben een oudt manuscript van de kerckelijcke justitie, alwaer een schilderije is, representerende het concilie van Nicee. In 't midden staet een verheven throon, daerin leyt de Bijbel, ter zijde den keyser ende voorts de bisschoppen.5 Dit accordeert wel met uE. boeck.6

    Te Lions is de gemeente gaende gemaeckt tegen dye van de religie, alsoff dye de pest hadde gestroyt. Eenige zijn hyerover bij confusie dootgesmeten. Rochelle loopt ten eynde.7 Meer en hebben wij hyer niet. Wij sullen zyen, off de vloot van Engelant ons yet nieuws sal furneren; dye van de religie hoopen daerop; de cardinael houdt deselve verstroyt te zijn. Justel8 ende andere spreecken zeer van accommodatie van de differenten in Hollant, maer niemant weet daer mouwen aen te stellen; immers ick niet. 't Beste is burgerlijcke eenicheyt, kerckelijcke vrijheyt.

    314

    Soo uE. yet naeder heeft ofte voorzyet, wilt mij adviseren,

    uE. dyenaer,
    H. de Groot.

    Den XXX September XVIcXXX[sic].

    Adres: A monsieur/monsieur van Meden.9

    In dorso schreef Wtenbogaert: Grotius anno 1630. Septemb. 1630.

    Notes



    1 - Hs. Leiden, UB, Pap. 2, eigenh. oorspr. Gedrukt in Rogge, Brieven Wtenbogaert III, 3, p. 319-320, met de datering 30 september 1630; zie Inleiding, p. X (dl. IV). Beantw. door no. 1331 (dl. III).
    2 - Grotius spoorde zijn vriend Daniel Tilenus aan een reactie te publiceren tegen Gisbertus Voetius, Proeve van de cracht der godtsalicheyt, met goet ende christelick bescheyt op seker laster-schrift, hier neffens gaende ..., mitsgaders eene meditatie van de oprechte practijcke der goede wercken uyt Jacobi 2 vers 12, Amsterdam 1628. Voetius reageerde met dit boek op een publicatie van Daniel Tilenus, La doctrine des synodes de d'Ordrecht et d'Alès mise à l'espreuve de la practique, où, entre autres mystères, se descouvre un moyen très-aisé pour rendre l'homme immortel en ce monde, Parijs 1623 (Nederlandse vertaling: Knuttel, Cat. van pamfl. no. 3471).
    3 - Zie voor de propositie van het Lagerhuis The Parliamentary History of England II (1625-1642), kol. 420-427. Een Nederlandse vertaling verscheen onder de titel Remonstrantie, aen sijn Majesteyt van Groot Brittangien, ghedaen in de laetste Vergaderinge, door die van 't Lage Huys ... Mitsgaders d'Antwoordt des selvigen conings, 1628 (Knuttel, Cat. van pamfl. no. 3790). In de remonstrantie wordt verwezen naar Richard Neile (1562-1640), bisschop van Winchester, William Laud, bisschop van Bath (‘Baton’) and Wells, en George Villiers, hertog van Buckingham, Lord High Admiral van Engeland.
    4 - Ordinum Hollandiae pietas ab calumniis vindicata, Leiden 1613 (BG no. 817).
    5 - Ofschoon het door Grotius vermelde ‘oudt manuscript’ niet met zekerheid viel te identificeren, komt van de voormalige collectie in 's konings bibliotheek één handschrift in het bijzonder in aanmerking: Parijs, Bibliothèque Nationale, ms. gr. 510 (met o.a. Homilieën van de Griekse kerkvader Gregorius van Nazianze, hofschool van Byzantium, 880-886), een beroemde codex, die in 1594 was verworven door bemiddeling van Pierre Pithou en Grotius' vriend, de historicus Jacques-Auguste de Thou († 1617); vgl. H. Omont, Fac-similés des miniatures des plus anciens manuscrits grecs de la Bibliothèque Nationale du VIe au XIe siècle, Parijs 1902, p. 10, 28 en afb. 50. Op f. 355 van deze codex staat een miniatuur (‘schilderije’) die met Grotius' beschrijving overeenkomt: bij een geding over de leer van Macedonius tijdens het Eerste Concilie van Constantinopel in 381 staat keizer Theodosius de Grote met een groep kerkelijke gezagsdragers rondom een op een verhoogde keizerstroon geplaatste Bijbel. Het bijschrift ‘sunodos deutera’ verwijst naar dit concilie als het tweede oecumenische; vgl. Enchiridion symbolorum, p. 65-67. Tijdens dit concilie werd het Credo, dat eerder bij het Concilie van Nicea in 324 was vastgelegd, plechtig uitgebreid en bevestigd. Gregorius van Nazianze, als patriarch korte tijd voorzitter van het concilie te Constantinopel, heeft dan ook regelmatig verwezen naar de besluiten van ‘Nicea’, waardoor Grotius bij een vluchtige inspectie van het handschrift wellicht veronderstelde dat de inhoud daadwerkelijk het ‘concilie van Nicee’ betrof (Met dank aan prof. E.C. Coppens, Katholieke Universiteit van Nijmegen). Zie voor de typisch oud-christelijke en Byzantijnse voorstelling van de ‘verheven throon’ (de zogenaamde ‘Etimasia’) G. Schiller, Ikonographie der christlichen Kunst III, p. 193-202, alsook het Lexikon der christlichen Ikonographie II, kol. 551-556 en IV, kol. 305-313.
    6 - Johannes Wtenbogaert, Tractaet van 't ampt ende authoriteyt eener hoogher christelicker overheydt in kerckelicke saecken, 's-Gravenhage 1610 (Knuttel, Cat. van pamfl. nos. 1767 en 1768).
    7 - Het protestantse bolwerk La Rochelle capituleerde op 28 oktober 1628.
    8 - Christophe Justel (1580-1649), Frans protestants canonist en particulier secretaris van Frédéric-Maurice de La Tour d'Auvergne, hertog van Bouillon (DBF XVIII, kol. 1052-1053).
    9 - Schuilnaam van Wtenbogaert.