Mijnheer,
Ick heb Voetius' boeck gezyen, maer noch niet doorgelesen. Dominus Tilenus twijffelt, of hij op de praefatie alleen yet sal antwoorden.2 Ick heb gezyen de leste propositie gedaen bij het parlement van Engelant aen haeren coning, daerin geclaegt werdt van den grooten aenwas van de arminianen, waeronder genoemt werden twee bisschoppen van
313
Winchester ende Baton, ende werdt dit als een crimen gestelt op Buckingams reeckening.3 Ick meen uE. deselve sal hebben gezyen.Uyt Zeelant heb ick advys dat de predicanten opentlijck de magistraten uytsluyten uyt de verkyesinge tot kerckelijcke ampten, jae oock sustineren dat de geestelijcke goederen haer toecoomen, dat veele magistraten, oock dye voordesen zeer kerckelijck zijn geweest, mijn boeck tegen Sibrandum zeer lesen ende seggen dat het genoechsaem een prophetie is.4 Tot deser occasie can ick niet verswijgen in 's conincx bibliotheeck gezyen te hebben een oudt manuscript van de kerckelijcke justitie, alwaer een schilderije is, representerende het concilie van Nicee. In 't midden staet een verheven throon, daerin leyt de Bijbel, ter zijde den keyser ende voorts de bisschoppen.5 Dit accordeert wel met uE. boeck.6
Te Lions is de gemeente gaende gemaeckt tegen dye van de religie, alsoff dye de pest hadde gestroyt. Eenige zijn hyerover bij confusie dootgesmeten. Rochelle loopt ten eynde.7 Meer en hebben wij hyer niet. Wij sullen zyen, off de vloot van Engelant ons yet nieuws sal furneren; dye van de religie hoopen daerop; de cardinael houdt deselve verstroyt te zijn. Justel8 ende andere spreecken zeer van accommodatie van de differenten in Hollant, maer niemant weet daer mouwen aen te stellen; immers ick niet. 't Beste is burgerlijcke eenicheyt, kerckelijcke vrijheyt.
314
Soo uE. yet naeder heeft ofte voorzyet, wilt mij adviseren,
uE. dyenaer,
H. de Groot.
Den XXX September XVIcXXX[sic].
Adres: A monsieur/monsieur van Meden.9
In dorso schreef Wtenbogaert: Grotius anno 1630. Septemb. 1630.