192
Mijnheer,
UEx.cie aengenaeme van 4 feb.rio2 met den inhaut watter overall passeert tot grooten danck ontfangen. Mij en is niet leeders als dat ick uE. uyt desen houck van de werelt niet meerder contentement en kan geven.
Sijne may.tt van Polen3 wort uyt Littauwen naer de haylige daegen op de frontieren van Preuyssen verwacht. Den soberen staet van alle de imperiale armeën breecken veele aenslagen. Noyt en isser grootter quantiteyt salpetter uyt dese landen gegaen als dese rayse, tsaemen ontrent 110(00) (?) centenere, daer sijne may.tt van Dennemarcken4 in de Sondt, soo met eenen schiper bericht wordt, 14 rijxdalders vant cent.re toll op vermeerdert heft, 'twelck soo sijnde eene groote incomoditeyt aent vaderland met alle de gealliërde potentaeten sal veroorsaacken en daerinne continuerende is den negocie in Polen geruineert.
De Spiringen5 sijn tot Coninxbergen aent hoff wel gesien, rusten tot Elbing weder een schip toe, dat ick prosumere naer der Memell gaen sall.
De prosperiteyt van Bannier6 met de neuyterale resolucie van den Nedersaxischen crays, daervan sall uEx.cie meerder particulariteyt van Hamborgh hebben.
Ick recommandere mij in uEx.cie goede gracie en blijve, mijnheer,
uEx.cie diener
Paulus Pels.
P.S. Ontfange brieven uyt Lijfflandt van sijn Ex.cie de gouverneur7, segge statthauder, die hem ten hoogsten bedanckt over mijne correspondencie; in dier vougen bidde yets passerende daervan geparticipeert te worden.
Dansick, 14/24 Marcii 1639.
Adres: A Monsieur Monsieur de Groot, Ambassadeur de Sa may.tt et couronne de Swede vers le Roy très chrestien, Paris.
Boven aan de brief schreef Grotius: Rec. 27 April.
In dorso: 24 Martii 1638 (sic) Pels.
En: 24 Martii 1639 P. Pels.