eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    4262A. 1639 augustus 24. Van D. Tresel.1

    Mijn ed[ele] heere,

    Tseedert 't vertreck van den mijnen van ghisteren2 heeft men gecontinueert te spoliëren 't huys van den heere van Tourneville,3 genoech met ooghluyckinge om de gemeente te bevredigen, met last van nyet te breken, dat nagecommen is geworden. Doch nyet meer vindende, begonnen de naestgelegene huys oock aen te ransen, ende geene vermaninge mogende helpen, is men genootsaeckt geweest de clachten aen 't parlement te brengen. Diewelcke datelijck gewapenderhandt derwaerts gesonden hebben in competent getal ende alvooren yets te attenteren, vermaent sijnde tot vertreck ende nyet willende obediëren, is men genootsaeckt geworden daeronder te schieten ende slaen, ende daerover in

    493

    confusie geraeckt sijnde, sijn in 't haestich retireren ende eenige door de hette versmoort. Sulcx datter dertich, andere seggen 31, doot gebleven sijn, oock veele gequest, daernae (...)4 weder tot stilte is gebrocht. Onder de dooden sijn verscheyde vrouwen gevonden, die alle den voorleden nacht sijn begraven geworden. Dit in ons quartier sijnde, hebbe veel met eygen oogen gesien ende voorts uyt waer rapport.

    Voor dergelijck vreesende, heeft men de baricaden allenssints doen verdobbelen ende stercken, oock de wacht vergrooten, belastende een yeder licht voor de deure te houden off omhooge in de vensteren. In alles wordt goede debvoiren gedaen, de heeren presidenten ende raedtsheeren elck commanderende in sijn quartier, andere de ronde in persoon den heelen nacht gedaen hebbende, ende continueren noch. Den nacht is Godt loff vredelijck gepasseert, ende tot [noch] toe en heeft men nyet vernomen, sulcx dat men verhoopt dattet daerbij wel mochte blijven. Dat ons den Heere gunne. Interim wordt goetgevonden dat men desen treyen van wachten deur de gansche stadt noch sal continueren.

    Soo der yets anders occurreert, sal nyet laten uwe Excellentie daervan advys te geven, blijvende, mijn ed[ele] heere,

    uwer Excellentie ootmoedichste dienaer,
    D. Tresel 1639.

    Rouaen, den 24e Augustus 1639.

    Adres: A son Excellence, monseigneur l'ambassadeur de Suede en son hostel au fauzbourg Saint-Germain, à Paris.5

    Bovenaan de brief schreef Grotius: Rec. 25 avant midy.

    En in dorso: 24 Aug. 1639 Tresel.

    In dorso staat in een onbekende hand: Messagers.

    Notes



    1 - Hs. Brussel, KB, II 428, f. 74, eigenh. oorspr. Daniël Tresel († najaar 1641), een in 1618 uitgeweken klerk van de Staten-Generaal, dreef te Rouaan een suikerraffinaderij.
    2 - Deze brief ontbreekt.
    3 - De rijke belastingontvanger (‘quaestor regius’, ‘commis général des gabelles et payeur des rentes sur l'hôtel de ville de Rouen’) Nicolas Le Tellier de Tourneville. Zie voor de troebelen te Rouaan ook Tallemant des Réaux II, p. 647 en 1422, en no. 4267 (dl. X).
    4 - Vermoedelijk is er op deze plaats door een beschadiging een woord weggevallen.
    5 - Van 1635 tot 1641 woonde Grotius aan de Quai Malaquais no. 7 (R.A. Weigert, ‘Les demeures de Grotius à Paris (1621-1645). Documents inédits’, in: Bulletin de la Société de l'Histoire du Protestantisme Français, série 6, no. 20, 95 (1946), p. 142-145; J. Hillairet, Dictionnaire historique des rues de Paris II, p. 90-92).