eLaborate
::: eLaborate options :::
    Show pagebreaks
    Show variations
    Search



    Searchform

    Fulltext search

    Search domain

    Search site
    Search current document

    Letter



    6768. 1644 maart 19. Aan W. de Groot.1

    Mi frater,

    Domino Hogerbetio, qui ad me scripsit, nihil aliud habeo quod significem,2 nisi me ipsi ipsiusque domui omnia precari faustissima, etiam in causa illa apud aequos iudices

    237

    manifestae aequitatis contra Lugdunenses;3 dolere autem me de morte domini Modaei.4 Deus viduam et pupillos soletur. Tu quin illis omnibus adiutor sis futurus non dubito. Si habes orationem domini Davausii pro romano-catholicis, velim eam cernere.5 Filiorum res adhuc eodem in loco sunt.6 Latii librum prodiisse intelligo7 convitiis plenum, non argumentis. Ego quanquam nondum legi, videor mihi non responsurus. Si quis est in Batavis otiosior,8 poterit eum tractare pro meritis.9

    Si quid novi positum est in edicto contra romano-catholicos,10 velim id videre. Iussus erat Arnoutius doctor Sorbonae11 ire Romam a regina, sed opponit se clerus et parlamentum. Multi episcopi sentiunt restituendas paenitentias publicas in publicis criminibus et in secretis confessionibus differendam absolutionem adusque exactam paenitentiam.

    Paratus ad bellum hic lenti sunt. Sperant Ragotskium magnam hostium partem in se tracturum, tum partem aliam ituram in auxilium Dani.

    Deus te cum tua tuisque servet,

    tibi obligatissimus frater,
    H. Grotius.

    Lutetiae, 19 Martii 1644.

     

    Audio antehac Ordines Foederatos et principem Arausionensem preces suas interposuisse pro reformatis in Gallia.12 Quare mirari non debeat si et Galliae rex pro catholicis aliquid facit:

    ἠ̑ μου̑νοι φιλέουσ᾽ ἀλόχους μεϱόπων ἀνθϱώπων Ἀτϱεΐδαι.13
    Notes



    1 - Gedrukt Epist., p. 964 App. no. 696. Antw. op no. 6752, beantw. d. no. 6787.
    2 - Deze brief is tevens een antwoord op de brief die Adriaen Hogerbeets op 7 maart 1644 aan Grotius had geschreven; zie no. 6753.
    3 - Adriaen Hogerbeets was in de week van 14-20 februari in Den Haag verschenen. Zonder enig resultaat werkte hij aan de bevordering van het proces dat hij namens de familie tegen de Leidse stadsbestuurders had aangespannen in de zaak van het postume eerherstel van zijn vader Rombout Hogerbeets. De raadsheren van het Hof van Holland verklaarden niet bevoegd te zijn om uitspraak te doen in publieke aangelegenheden uit het jaar 1618; vgl. nos. 6726 en 6738.
    4 - Het overlijden van mr. Dirck Modé, raadsheer in het Hof van Utrecht, gehuwd met Machtelt Hogerbeets; zie no. 6753.
    5 - Op 3 maart hadden de Staten-Generaal hun Franse onderhandelingspartners Claude de Mesmes, graaf van Avaux, en Abel Servien een afscheidsaudiëntie aangeboden. In zijn adres besteedde de graaf van Avaux onverwachts aandacht aan het lot van de katholieken in de Republiek. Een exemplaar met de tekst van de toespraak was al onderweg; vgl. nos. 6764 en 6765.
    6 - Cornelis de Groot verbleef nog steeds in Venetië. Ook in de zaak van de vrijlating van de krijgsgevangen Frans-Weimarse officier Dirk de Groot leken zich geen nieuwe ontwikkelingen voor te doen.
    7 - De Responsio ad dissertationem secundam Hugonis Grotii, de origine gentium Americanarum van Grotius' opponent Johan de Laet (BG no. 733 en BsG no. 214).
    8 - De Fransman Robert le Comte (nos. 6057 en 6553 (dl. XIV)) mengde zich in de pennestrijd met een in 1644 bij de Amsterdamse uitgever Nicolaes van Ravesteyn gedrukte publikatie Roberti Comtaei Nortmanni de origine gentium Americanarum dissertatio (H.F. Wright, in Bibliotheca Visseriana VII, p. 227).
    9 - Brandt-Cattenb., Leven II, p. 380, voegt in de vertaling van dit brieffragment de volgende opmerking toe: ‘Mijn bezigheden laten mij niet toe alle de boeken, die ik en de Laat hebben aangehaalt, weer te doorlopen’.
    10 - Het antwoord van de Staten-Generaal op het adres van de graaf van Avaux; vgl. supra, n. 5.
    11 - Deze berichten komen ook voor in Grotius' nieuwsbrieven van 19 maart.
    12 - Vermoedelijk een toespeling op een Staats initiatief uit 1621; in dat jaar gaven prins Maurits en de Staten-Generaal aan hun ambassadeur Gideon van den Boetzelaer, heer van Langerak, opdracht om het leed in de Franse gereformeerde kerken onder de aandacht van koning Lodewijk XIII te brengen (Res. SG 1610-1670, V (1621-1622), p. 247 no. 1565, p. 251 no. 1584, p. 259 no. 1640, p. 280 no. 1771, p. 296 no. 1889, p. 308 no. 1967, p. 351-353 nos. 2229, 2235 en 2246).
    13 - Homerus, Ilias 9, 340-341.